Het Grote Monopoliespel (2)
Het begon allemaal zo mooi. Twee studenten begonnen een nieuw software bedrijfje. Zo'n bedrijfje waarvan de minister-president zou zeggen dat het Hollandse Helden zijn. Het was bijna voorbestemd. Op de middelbare school waren ze al met computers in contact gekomen en ze bleken er razend handig mee te zijn. Zo handig dat ze het schoolrooster mochten maken.
Dat zomerklusje gaf hen controle over de samenstelling van de klassen. Met hulp van de computer werden de leukste meisjes in één klas gezet, samen met onze twee jonge computerprogrammeurs. Voor twee behoorlijk lelijke jongens was er amper een hogere beloning denkbaar voor een zomer zweten. Geen wonder dat ze een paar jaar later er serieus werk van maakten.
Het ging vanaf de start in 1975 meteen fantastisch. Drie jaar later was het personeelsbestand meer dan vervijfvoudigt, er werkten toen al elf mensen. Er is een prachtige groepsfoto te vinden van het hele bedrijf op het internet. Je ziet een groep hippies, met linksbeneden een jong ventje die de wereld later zou leren kennen als Bill Gates. De doorbraak van Microsoft kwam in 1981, toen het een contract met IBM in de wacht sleepte om MS-DOS als operating system te maken voor de PC. Drie jaar later kwam Apple met de Macintosh op de markt en MS-DOS was in één klap verouderd: niet langer commando's typen, maar met een muis klikken op iconen en menu's.
Het oorspronkelijke idee was niet van Apple afkomstig, maar ontstaan bij het Xerox Palo Alto Research Center. Xerox zag er niets in, maar toen Steve Jobs van Apple een demo zag was hij meteen verkocht. Hij overtuigde een paar Xerox-medewerkers om de overstap naar Apple te maken. (Ik vraag me dan altijd af wat er met de manager gebeurd is die besloot dat Xerox zijn tijd niet moest verspillen met die gekke computerdingen, maar dat terzijde). Microsoft keek weer de ideeën van Apple af en vertaalde dat succesvol naar zijn eigen Windows. Door voort te bouwen op MS-DOS en doordat Apple een paar flinke steken liet vallen, bouwde het bedrijf zijn monopolie voor Windows op. Daarna richtte Microsoft zich op kantoorsoftware: u weet wel, Office. WordPerfect werd de markt uit gedrukt en het tweede monopolie was een feit.
Even dreigde het bedrijf de opkomst van het internet te missen, maar door een ingreep van Gates werd net op tijd de koers verlegd. Met veel geld en door misbruik te maken van de eigen marktmacht werd Netscape in vijf jaar de nek omgedraaid. Valsspelen had Bill Gates al op de middelbare school geleerd. Het begon zo schattig met twee frisse studenten, maar vijfendertig jaar na de oprichting is Microsoft een fout bedrijf, dat meervoudig veroordeeld is, op zijn best middelmatige producten maakt en daar veel te veel geld mee verdient. Een monopolist die valsspelen tot zijn handelsmerk heeft gemaakt. Dat is best tragisch.
Er wordt veel geld verdiend, dat wel. Er zijn naar schatting zo'n 12.000 medewerkers van Microsoft miljonair geworden. Maar er is maar heel weinig waar het bedrijf trots op kan zijn. Gelukkig keert de wal uiteindelijk toch het schip, ondanks al het geld. Het beste bewijs daarvoor is dat een bedrijf met eindeloos budget in staat is om software op de markt te brengen die zo slecht werkt dat de Consumentenbond er een speciale telefoonlijn voor opent. Geld is kennelijk niet genoeg. Je kunt er veel Pr-bureaus en lobbyisten mee inhuren, maar uiteindelijk inspireert geld niet. Een bedrijf waar je niet trots op kunt zijn, daar lopen de beste medewerkers weg. Die beginnen voor zichzelf, of gaan voor een concurrent werken waar je wel trots op kunt zijn.
Dat merk je als klant. En dus beginnen klanten om zich heen te kijken naar alternatieven. Het is alleen niet eenvoudig om over te stappen en dat is geen toeval. Veel ICT-bedrijven proberen actief om hun klanten afhankelijk van hen te maken. De industrie heeft daar zelfs een eigen term voor: 'lock-in'. De basistruc is het werken met gesloten standaarden, die niet samenwerken met andere software.
Stel dat een gemeente bijvoorbeeld al vijf jaar werkt met bepaalde GIS (Geografisch Informatie Systeem) software. Als er betere software op de markt komt, kan de gemeente wel overstappen, maar pas nadat alle data goed kan worden overgezet. De kosten daarvan zijn vaak erg hoog en er gaan nogal eens dingen mis bij het converteren van grote databestanden.
Microsoft heeft lock-in tot een ware kunst verheven. Windows, Office, Exchange en Sharepoint, alles hangt met elkaar samen. Alsof een Toyota alleen rijdt op Toyota-benzine, Toyota-autobanden en niet te vergeten Toyota-kokosmatten. Iemand met een Linux-computer kan in zo'n werkomgeving niet op een prettige manier terecht, en hetzelfde geldt voor mensen met een Mac. Nog los van het feit dat de afdeling IT bestaat uit mensen die allemaal zijn opgeleid in Windows-spullen en een hekel hebben aan het 'ingewikkeld' maken van dingen.
De oplossing is relatief eenvoudig, maar vergt wel een lange adem: unlock yourself. Maak een plan voor de komende vijf jaar om je organisatie vrij te maken van software die gebaseerd is op gesloten standaarden. Zorg dat alles werkt met open standaarden. Daarmee kan een organisatie veel eenvoudiger van softwareleverancier wisselen als daar behoefte aan is. En het creëert voor alle medewerkers de vrijheid om zelf te kiezen met welke computer je wilt werken.
Dat is erg belangrijk, want het is theoretisch onmogelijk dat er maar één soort computersoftware is die voor iedereen ideaal is. Mensen zijn verschillend, en de computers op hun werk zouden dat ook moeten zijn. Een fors deel van de mensen in je organisatie wordt op dit moment gedwongen om met spullen te werken die hun productiviteit schaden. Het kost even tijd, maar dan heb je ook wat. Net als bij Google en de Nederlandse internetprovider Xs4all is dan één van de vragen bij het arbeidsvoorwaardengesprek wat voor computer de nieuwe medewerker wil. Zo hoort het. Er is bij mijn weten nog geen overheidsorganisatie die dit al zo aanpakt. Ik loof een goede fles champagne uit voor de eerste overheidsorganisatie die dit voor elkaar krijgt.
Frans Nauta
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Juist de auto-industrie geeft aan waarom het op die markt wel werkt en de software markt nog niet. In principe is de automobielindustrie behoorlijk gestandaardiseerd. Van de onderdelen tot de samenwerking en het (prestatie)resultaat is alles in normen vastgelegd. Dit gaat veel verder dan de "open standaarden" die we nu in de software industrie kennen. Feitelijk zijn de open standaarden een aantal richtlijnen, maar deze kunnen door leveranciers naar eigen dunken ingezet worden en voor de gebruiker is dan nog geen succes verzekert.
Ook is de software markt een andere dan bijvoorbeeld de automobielmarkt.
Neem bijvoorbeeld de Skoda Octavia: Deze auto is samengesteld uit componenten van Skoda, Audi en VW (en nog heel wat andere leveranciers). Blijkbaar laat de markt het toe dat Skoda bestaansrecht heeft met zijn product (kopers van de octavia) en VW en Audi brood erin zien dat hun componenten door Skoda gebruikt worden.
Dus zolang de softwaremarkt de open standaarden niet tot het kleinste detail beschrijven en de markt niet gereed is voor "mixed component" solutions zullen we geen fles champagne van dhr Nauta ontvangen.