‘E-overheid nooit 100 procent veilig’
Ophouden met in 418 gemeentehuizen hetzelfde doen, dat is volgens KING-directeur Tof Thissen nodig om de e-dienstverlening van de gemeenten net zo sterk te maken als online-service van banken en reisbureaus.
De eerste afspraak voor een interview wordt te elfder ure gecanceld. Als directeur van het Kwaliteitsinstituut voor Nederlandse Gemeenten (KING) moet Tof Thissen acuut reddingswerk verrichten in de certificatencrisis rond DigiNotar. ‘Het bedrijf bleek zelf niet beveiligd, dan doe je toch echt iets verkeerd’, blikt Thissen anderhalve week later terug. ‘We hebben als overheid weer een stukje naïveteit ingeleverd.’
De certificatencrisis is nog niet bezworen of de volgende affaire duikt al weer op: fraude met DigiD’s bij de Belastingdienst. En weer een dag later zal RTL Nieuws op eenvoudige wijze de website van de gemeente Amsterdam hacken. In zijn analyse trekt Thissen de vergelijking met het rijkswegennet. ‘Als autobestuurder weet ik dat overal de pictogrammen hetzelfde zijn, net als de bewegwijzering en de breedte van de rijstroken. Op de digitale snelweg overheersen nog de houtjestouwtjes en doet iedereen maar wat.’
Directe aanleiding voor het gesprek is het programmaplan voor de Operatie NUP dat Thissen deze maand presenteert. Het moet ervoor zorgen dat de digitale dienstverlening van gemeenten voor de geplande einddatum van het plan, december 2014, definitief op stoom is gekomen. De inhoud is officieel nog geheim, maar Thissen wil graag over zijn aanpak spreken.
Hamvraag: kan via dit programma de zo traag gestarte bouw van de e-overheid in de gewenste stroomversnelling komen? ‘Het NUP leed vanaf de start in 2008 onder een slechte beeldvorming’, zegt Thissen. ‘De gemeenten dachten: daar komt weer wat uit Den Haag en dat moeten wij allemaal maar zien in te voeren. Dat heeft het proces nodeloos vertraagd.’
Identiteit
Inmiddels beginnen gemeenten volgens Thissen te beseffen dat identiteit en bedrijfsvoering twee verschillende zaken zijn. ‘Identiteit ontleen je aan de wijze waarop je als lokale overheid relaties legt met de samenleving, aan de kwaliteit van je dienstverlening. Dat maakt Heerenveen anders dan Maastricht en Maastricht anders dan Den Haag. Maar als je kijkt naar de bedrijfsvoering, dan gebeurt er op 418 gemeentehuizen hetzelfde.’
De afgelopen decennia hebben de gemeenten volgens hem hun best gedaan om zelf over die bedrijfsvoering te blijven beslissen. ‘Ze wilden zelf de spulletjes aanschaffen, zowel de hardware als de software. Elke vorm van samenwerking voelden ze als aantasting van hun autonomie. Maar het is helemaal niet erg om als Winterswijk te zeggen: mensen, wij weten het niet meer, Arnhem zou je ons kunnen bijstaan. Laten we dit nieuwe programmaplan als dé kans zien om ervoor te zorgen dat we uiteindelijk één basisinfrastructuur krijgen voor ICT binnen alle gemeenten.’
Waarom zouden gemeenten nu wel hun autonomie opgeven?
‘Gemeenten geven hun autonomie niet op, maar erkennen dat het handig is om een aantal zaken landelijk te adresseren’, zegt zijn programmamanager Ingrid Hoogstrate, die even is aangeschoven. ‘Ze willen niet allemaal afzonderlijk met de Belastingdienst overleggen over één klein programmaonderdeel. Die zorg kun je hun uit handen nemen door standaardisatie van de processen. Afgelopen voorjaar hebben we daar onderzoek naar gedaan en daarbij gaf 85 procent van de gemeenten aan geïnteresseerd te zijn in digitale samenwerking. Ze raken ervan doordrongen dat ze niet ieder voor zich het wiel hoeven uit te vinden. En ook de technologie is in de tussentijd verder doorontwikkeld.’
Uit datzelfde onderzoek bleek dat gemeenten slechts 37 procent van de opgeleverde bouwstenen uit het NUP daadwerkelijk gebruiken. De urgentie wat betreft de invoering van de bouwstenen moet sterker worden, erkent Thissen. Missiewerk, noemt hij het. ‘Aan de andere kant: gemeentesecretarissen van grote gemeenten kloppen nu spontaan bij ons aan en zeggen: wij kunnen het niet meer alleen. De verwachtingen van burgers ten aanzien van de diensten van de overheid zijn veel groter geworden. Tegelijkertijd hebben de gemeenten minder middelen en krijgen ze door decentralisatie van rijkstaken extra werk in de schoot geworpen. Veel gemeenten zeggen daarom nu: kunnen we dat samen niet slimmer organiseren?’
In het programmaplan worden onder meer standaarden voor de bedrijfsvoering ontwikkeld en krijgen gemeenten ‘toolkits’ aangeboden voor de invoering van NUP-bouwstenen (zie pagina 22) Voor gemeenten is er een investeringsimpuls van 104 miljoen euro, die door het Rijk via een kasschuif uit het gemeentefonds wordt voorgeschoten. Daarna zouden de gemeenten het bedrag uit de baten van het programma moeten terugbetalen. Door Binnenlands Bestuur geraadpleegde deskundigen noemen de geraamde opbrengsten echter ‘volstrekt onrealistisch’.
‘Het klopt dat we dat bedrag niet hard kunnen maken’, zegt Thissen. ’Het is een door een contra-expertise onderbouwde aanname. Nu is het aan de gemeenten om duidelijk te maken dat zij die 104 miljoen zo slim inzetten dat het ultimo 2014 de investering rechtvaardigt.’
Kleine beetjes
Zijn programmanager noemt de gemeente Amsterdam die dankzij de BAG de aanslagen voor onroerend goed centraal verstuurt, ‘met veel hogere belastinginkomsten als gevolg. In Rotterdam boeken ze veel winst omdat de beschikbaarheid van digitale kaarten de graafschade beperkt. Naar mijn overtuiging zijn de totale baten hoger dan de kosten, maar je kunt het moeilijk kwantificeren. Het zijn allemaal kleine beetjes.’
De opbrengsten per gemeente lopen bovendien erg uiteen. ‘Het is afhankelijk van je uitgangspositie. Gemeenten die hun digitale dienstverlening redelijk op orde hebben, zullen niet veel meer kunnen besparen, terwijl de achterblijvers juist nu maatschappelijk of financieel in hun dienstverlening een sprong voorwaarts kunnen maken.’
Een handige graadmeter voor die staat van dienstverlening is de door KING ontwikkelde website waarstaatjegemeente.nl. Maar de enige digitale kwestie die hierop aan de orde wordt gesteld, is de gemeentelijke website. De site van KING lijkt op dat punt nog achter te lopen op de gemeentelijke praktijk.
‘Die website is in ontwikkeling’, geeft Thissen aan. ‘Ons uiteindelijke doel is om meer vragen te stellen en ook de antwoorden te laten zien. Als KING bestaan we officieel pas anderhalf jaar, een peuter die net heeft leren lopen. Van ons worden meteen grootse daden verwacht. Dat vind ik helemaal niet erg, maar soms moeten we ook de tijd krijgen om zaken op te bouwen.’
Ander opbouwwerk betreft het vertrouwen van de burger in de e-overheid. Kan de burger er na de recente beveiligingscrises nog wel van op aan dat zijn gegevens bij de gemeenten in goede handen zijn? ‘De Rabobank heeft deze zomer ook bekendgemaakt dat er cyberaanvallen zijn geweest’, zegt Thissen. ‘En bij de laptops van burgers wandelen ook geregeld Trojaanse paarden binnen. Je kunt geen ondoordringbare muren rond computersystemen bouwen. Als de burger dat van zijn privé-situatie weet, kan hij dat ook begrijpen van de overheid. Dat mijn belastingaangifte ergens in Teheran op een bureau ligt, interesseert me persoonlijk helemaal niks. Al horen andere privézaken daar natuurlijk niet te liggen.’
De burger mag toch eisen dat er helemaal niks in Teheran belandt?
‘Je draait de burgers een rad voor ogen als je zegt: de overheid heeft nu alles zodanig in de klauwen dat er met uw informatie niks kan gebeuren.’
De overheid kan niet 100 procent veilig zijn?
‘Nee. Al blijft dat wel het streven, natuurlijk.’ Thissens zorgen betreffen niet zozeer de veiligheid, maar vooral de aard van de gemeentelijke dienstverlening. ‘We zijn als gemeenten nog lang niet zo sterk als de e-banken of de e-reisbureaus. De vraag is: organiseer je de e-dienstverlening vanuit je bestuurlijke organisatie of vanuit de leefwereld van de klant.
Dat is precies de omkering die Philips heeft gemaakt toen ze de slogan Let’s make things better inruilden voor Sense and Simplicity. De eerste was: wij gaan uw spulletjes beter maken, een industriebehoefte dus, de laatste was de wens van de klant. Die omslag moeten gemeenten nog maken. De overheid is van nature wat trager omdat ze zaken goed moet borgen. Maar dat is niet altijd een excuus. Wij zouden ook weleens early adapters mogen zijn.‘
Wat is er in uw woonplaats Roermond het afgelopen jaar concreet verbeterd?
‘De toegankelijkheid. Bij mijn herbenoeming voor de Eerste Kamer had ik een bewijs van Nederlanderschap nodig. Dat kun je nu direct via de website van de gemeente regelen, hoewel ik lang moest zoeken om het te vinden. Tegelijkertijd maakt dit geval ook duidelijk dat we als overheid efficiënter moeten opereren: dat ik na 7 jaar Eerste Kamer opnieuw moet bewijzen dat ik Nederlander ben, dat is de bureaucratie ten top.’
In 2014 krijgt het zijn programmaplan een gateway review. Bij een slechte beoordeling kan Thissen zijn biezen pakken. Maakt hij zich zorgen? Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik ben een aartsoptimist. Ik ben ervan overtuigd dat wij het kunnen.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.