Cyberdreiging nog even groot

De dreigingen op het gebied van digitale spionage en cybercrime blijven overanderd groot, stelt het Nationaal Cyber Security Centrum in zijn halfjaarlijkse Cybersecuritybeeld. Er ontbreekt vaak nog een gevoel van urgentie.

Ongelijk
Zowel overheid, bedrijven als burgers blijven kwetsbaar voor digitale dreigingen en nieuw ontdekte zwakheden in informatiesystemen zijn steeds sneller te misbruiken door kwaadwillenden, ten opzichte van de tijd die leveranciers en gebruikers van die systemen nodig hebben voor het dichten van zo'n lek. Verdedigingsmaatregelen, -methodes en -initiatieven houden volgens het NCSC geen gelijke tred met de motivatie, het doorzettingsvermogen en de middelen van de opponenten.

Urgentie
Maar er is ook gewoon laksheid, signaleert Elly van den Heuvel, general manager van het NCSC, in haar voorwoord. "De signalen zijn niet nieuw. Als in een mantra volgen incidenten en adviezen elkaar voortdurend op. Maar dat leidt nog niet altijd tot de juiste acties. Een aantal incidenten uit 2011 had voorkomen kunnen worden door het treffen van bekende basismaatregelen. Toch is navolging van de verbeteradviezen bij deze incidenten achterwege gebleven door onbekendheid met de kwetsbaarheden en maatregelen of door onvoldoende gevoel van urgentie."

Zichtbaarder
Grote verschuivingen in dreigingen zijn er volgens het NCSC niet. Digitale spionage en cybercriminaliteit blijven de grootste dreigingen voor overheid en bedrijfsleven. De handelingen van 'hacktivisten', beroepscriminelen en cyberonderzoekers zijn de afgelopen periode wel zichtbaarder geweest, aldus het NCSC.

Meldplicht
Voor organisaties in zes vitale sectoren die met dergelijke types te maken hebbeng gehad, komt er overigens nog dit jaar een meldplicht. Digitale veiligheidsincidenten moeten worden gemeld door de overheid en dde fianciële sector, maar ook door bedrijven en organisaties in elektriciteit, gas, drinkwater, telecom, oppervlaktewater (keren en beheren) en transport (haven Rotterdam en Schiphol). Dat heeft het kabinet besloten op voordracht van minister Opstelten van Justitie.