Advertentie
carrière / Achtergrond

Omstreden ontslag van topambtenaar

Wat het waterschapsbestuur van Vallei en Veluwe bezielde weet Gerard Dalhuisen nog steeds niet. Maar de rechtbank gaf de secretaris-directeur gelijk: zijn gedwongen vertrek was voor 80 tot 100 procent de schuld van zijn werkgever. Reconstructie van een geruchtmakend arbeidsconflict.

22 maart 2019
Ontslag-EdK.jpeg

Klem tussen echte en parallelle werkelijkheid

‘Wij zijn tevreden met de handhaving van het ontslagbesluit en hebben geen bezwaar tegen de extra betaling aan de heer Dalhuisen’, antwoordt dijkgraaf Tanja Klip van het waterschap Vallei en Veluwe begin februari op schriftelijke vragen van Binnenlands Bestuur. ‘Alles overwegende vindt het algemeen bestuur het sluiten van het dossier meer in het belang van het waterschap dan het op deze punten krijgen van het eigen gelijk.’ Een extra betaling heeft het DB jarenlang proberen te voorkomen en daarvoor alles uit de kast gehaald, reageert algemeen bestuurslid Aart van Malenstein (PvdA) op zijn beurt. ‘Zelfs nu loopt een procedure van Dalhuisen om de laatste 44.000 euro van de door de rechtbank vastgestelde ontslagvergoeding uitbetaald te krijgen.’

Gerard Dalhuisen (63) was sinds 1987 actief bij waterschap Vallei en Veluwe en zijn rechtsvoorgangers, waarvan 26 jaar als secretaris-directeur. De organisatie presteerde volgens hem goed op de bestuurlijk vastgestelde doelen en resultaten. ‘We bleven binnen de begroting en waren innovatief. De organisatie ontwikkelde zich naar behoren en de doelstellingen vanuit de fusie per 1 januari 2013 hebben we zelfs een jaar sneller gerealiseerd dan met het bestuur was afgesproken.’

Dalhuisen wijst op een tevredenheidsonderzoek onder medewerkers in 2013. ‘We scoorden erg goed en ik had een goede relatie met de OR. Het bestuur was tevreden en bij tijd en wijle complimenteus. Dit geldt zowel voor 2013, 2014 als voor 2015. Dit hebben wij voor de rechter overtuigend gedocumenteerd.’ Dalhuisen werd in 2013 met een collega benoemd als directie van het nieuwe waterschap Vallei en Veluwe. Per 1 maart van datzelfde jaar trad Tanja Klip aan als dijkgraaf. Dalhuisen vertelt dat zijn collegadirecteur halverwege 2014 ‘met behoud van zijn rechtspositie’ op een zijspoor werd gezet. Zijn eigen functie werd herbevestigd en zijn verantwoordelijkheden zelfs uitgebreid. Maar in februari 2016 kreeg hij een brief van het dagelijks bestuur waarin het ‘plotseling’ aangaf dat de organisatieontwikkeling niet ver en snel genoeg ging en dat aan zijn leiderschap lag. ‘Dat hebben ze nooit onderbouwd of geconcretiseerd.’

Uitspraak terecht
Op 21 juni 2018 concludeerde de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat het besluit van het waterschapsbestuur van 10 mei 2016 om Dalhuisen te schorsen terecht was. Daarbij overwoog de Raad dat voor de schorsing meerdere gesprekken met Dalhuisen zijn gevoerd over zijn functioneren en over een minnelijke regeling. Mede gezien de kritiek op zijn functioneren was de wens van het waterschapsbestuur om zonder zijn aanwezigheid een draagvlakonderzoek te doen. Dat was voor de Raad een toereikende grondslag voor schorsing als ordemaatregel.

De Raad verwijst voor die kritiek naar een verslag waarin staat dat heemraden al op 26 februari 2015 in een gesprek met Dalhuisen hun zorgen uitten over het functioneren van de directie. Ze zien te weinig enthousiasme bij Dalhuisen om te veranderen. In een verslag van een gesprek dat Klip en een heemraad eind november 2015 met Dalhuisen voeren, staat dat het hem niet lukt gewenste en afgesproken veranderingen met voldoende snelheid binnen de organisatie te laten landen. Ook toont hij weinig tot geen sensitiviteit voor wat niet goed gaat en brengt hij de teamverantwoordelijkheid onvoldoende in de praktijk.

Ook in een verslag van een gesprek op 13 januari 2016 tussen Dalhuisen en de dijkgraaf en dezelfde heemraad staat dat Dalhuisen te weinig verandering heeft laten zien ten opzichte van 2014. Geen van allen verwacht dat beide partijen hierin nog nader tot elkaar gaan komen. Er staat dat de insteek van dat gesprek is te verkennen hoe ze onafhankelijk van elkaar verder kunnen. Verder stellen twee directieteamleden in een interne memo op 6 april 2016 dat zij Dalhuisen solistisch vinden blijven opereren. Er zat geen voortgang in zijn programma’s en taken en er was geen open, opbouwende samenwerking. De spanning in het directieteam straalde uit naar de organisatie.

Parallelle werkelijkheid
Hoe valt dit te rijmen met het verhaal van Dalhuisen dat het allemaal pas in januari 2016 begon? Hij noemt het wrange aan de situatie dat er in 2015 een echte werkelijkheid was met een tevreden bestuur over het presteren van de ambtelijke organisatie met daarnaast een parallelle werkelijkheid die vooral achteraf door het dagelijks bestuur is geconstrueerd. Mede op basis van informele gespreksverslagen van de hand van de dijkgraaf, waar de CRvB naar verwijst. ‘Als het echt had geklopt wat de dijkgraaf in die verslagen heeft beweerd had de rechtbank, denk ik, snel korte metten met mij gemaakt in de ontslagprocedure.’

Op die verslagen en vermeende kritiek en beweringen van het bestuur en overige directieleden is Dalhuisen uitgebreid ingegaan in zijn hoger beroepschrift. Tot teleurstelling van Dalhuisen deed de CRvB geen inhoudelijke toetsing, maar werd de vaste jurisprudentie ‘schorsing in belang van de dienst’ gevolgd. ‘Gelukkig heeft de rechtbank Gelderland wel inhoudelijk getoetst in de ontslagzaak en daarbij de kritiek van het bestuur niet houdbaar geacht.’ De rechtbank concludeert in haar uitspraak van 29 juni 2018: ‘In beroep heeft Dalhuisen voorbeelden gegeven van projecten en doelen waaruit blijkt dat hij de opdrachten van het waterschapsbestuur binnen aanvaardbare termijnen uitvoerde en hij daarmee invulling gaf aan de gewenste organisatie- en visieontwikkeling en dus goed functioneerde.’

De rechtbank stelt dat het waterschapsbestuur Dalhuisen in januari mondeling en begin februari schriftelijk mededeelt zijn dienstverband te willen beëindigen. Daarna hebben partijen onderhandelingen gevoerd over een minnelijke regeling, waarover geheimhouding is afgesproken. Er staat ook dat Dalhuisen tijdens de onderhandeling gewoon zijn functie uitvoerde en dat het bestuur overige directieleden vertelde over de gesprekken. Dat laatste is essentieel, want die informatie haalt de rechtbank uit de interne notitie van 6 april, waarin die overige directieleden opmerken dat Dalhuisen zich niet liet aanspreken of sturen ‘op het feit dat hij er straks niet meer is’. Die passage noemt de CRvB niet, maar lijkt cruciaal voor de rechtbank. Die vindt dat Dalhuisen door het waterschapsbestuur geen toereikende verbeterkans is gegeven. In plaats daarvan concludeerde het bestuur eenzijdig dat verbetering uitbleef en werd het vertrouwen in zijn leiding opgezegd.

Terugkeer onmogelijk
Het waterschapsbestuur heeft de rechtbank ook niet kunnen overtuigen dat Dalhuisen moest worden geschorst tijdens het draagvlakonderzoek. Uit de interne notitie van april 2016 bleek niet dat dit besluit noodzakelijk was. Het waterschapsbestuur heeft geen poging ondernomen de onvrede te beteugelen of de situatie te deescaleren. Een mediation-traject om de verhoudingen werkbaar te maken is nooit overwogen. Dan komt de rechtbank terug op het feit dat het bestuur begin maart overige directieleden informeerde over de gesprekken met Dalhuisen: dat is een schending van de geheimhoudingsplicht. Met het delen van die informatie heeft het bestuur de verhoudingen in het directieteam verder op scherp gezet. Door Dalhuisen te schorsen zijn de verhoudingen onherstelbaar verstoord geraakt. Het waterschapsbestuur heeft de terugkeer van Dalhuisen onmogelijk gemaakt.

Volgens dijkgraaf Tanja Klip is de geheimhoudingsplicht aantoonbaar niet geschonden. ‘Als je het er niet mee eens bent, dan moet je hoger beroep instellen’, vindt algemeen bestuurslid Van Malenstein. ‘Waarom doet het bestuur dat dan niet? Nou simpel, omdat er dan nog meer leugens en onwaarheden aan het licht komen.’ Hij noemt het voorstel van het DB aan het AB over wel/geen hoger beroep, dat in de besloten vergadering van het AB van 3 september 2018 is besproken. ‘In dat voorstel staan vier hele belangrijke argumenten, bij elkaar wel drie bladzijden, om wél in hoger beroep te gaan. Dan komt er een klein stukje tekst waarin staat dat het in het belang van het waterschap is om de zaak zo snel mogelijk af te sluiten, anders wordt een volgend AB er maar mee belast.

Diverse AB-leden snapten dat niet, maar het werd ze ‘vakkundig’ door de dijkgraaf uitgelegd.’ In het verslag van de besloten vergadering van het algemeen bestuur op 12 december 2018 geeft Klip aan: ‘Hoewel er voldoende argumenten waren in hoger beroep te gaan is besloten dat rust in dit dossier voor het waterschap belangrijker is. Het algemeen bestuur heeft dat in grote meerderheid gesteund. Het waterschap heeft zich keurig gehouden aan de regels van de Wet Normering Topinkomens (WNT). De rechter heeft besloten de ‘kantonrechtersformule’ toe te passen.’

Aandeel bestuur
Hierbij wordt niet vermeld dat voor een ontslagvergoeding naast de minimale ontslaguitkering (de ‘plus’) pas aanleiding is als het bestuur overwegend aandeel had in het ontstaan en voortbestaan van de situatie die tot het ontslag leidde. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van dat aandeel. De CRvB bedacht in 2013 een berekeningsmethode: bruto maandsalaris (inclusief vakantietoeslag) keer (aantal dienstjaren : 2) keer factor 0,5 of 0,75 of 1 van het aandeel. Volgens de rechtbank was het aandeel van het waterschapsbestuur 80-100 procent. Daarbij hoeft het aantal dienstjaren (31) niet door twee te worden gedeeld.

Een ander uitgangspunt van de CRvB is dat de vergoeding wordt gehalveerd als er recht is op bovenwettelijke uitkeringen. Volgens de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel (SAW) is daar sinds 2017 bij een ontslag op overige gronden geen aanspraak meer op. Wel is er recht op een transitievergoeding. Dat moet van de rechtbank echter wel van het totaalbedrag worden afgetrokken.

Volgens Dalhuisen en zijn advocaat is zijn schade tussen de 600.000 en 700.000 euro. Dit betreft inkomensschade, pensioenschade, immateriële schade en rechtsbijstands-/ advocaatkosten. Conform vaste jurisprudentie hield de rechtbank geen rekening met toekomstige inkomens- en pensioenschade en ook niet met immateriele schade. De proceskosten zijn zeer beperkt toegewezen: 2.004 euro. De ontslagvergoeding (315.615 euro) lijkt riant, maar Dalhuisen wijst erop dat er nog 52 procent loonbelasting van dit bruto bedrag afgaat.

In het bedrijfsleven zijn er hogere vertrekpremies, stelt Dalhuisen vast. ‘In mijn specifieke geval betekende het opzeggen van het vertrouwen ontslag volgens de WNT: een vaste transitievergoeding en een magere WW-uitkering. Ik vind dat totaal ongepast, want dan zit je dus in de klem. Het enige alternatief is dan procederen met onzekere uitkomst en hoge kosten. Alleen de rechter kan een ander besluit nemen dan de WNT zegt, zoals in mijn geval is gebeurd. Maar dat is een onzeker pad. De partij tegenover je heeft veel meer geld en een langere adem.’

Hoorzitting
Terug naar het geschil over de laatste betaling aan Dalhuisen. Op 15 februari 2019 was daar een hoorzitting over van de bezwaaradviescommissie Personele Aangelegenheden. Het geschil gaat over of het individuele keuzebudget (IKB) tot het maandsalaris moet worden gerekend. De rechter heeft bepaald dat Dalhuisen 31 bruto maandsalarissen meekrijgt met aftrek van de transitievergoeding. Het waterschapsbestuur gaat uit van het kale maandsalaris conform de salaristabellen uit de cao. ‘Maar er zitten meer vaste componenten in de maandelijkse bezoldiging. Die komen uit in 2012 beëindigde regelingen die toen op geld zijn gezet (eindejaarsuitkering, collectieve resultatendeling, seniorenregeling) en die vallen onder dat individuele keuzebudget. Dat is 12 procent van het inkomen en dat weigert het waterschap te betalen’, aldus Dalhuisen.

De commissie heeft haar advies al aan het dagelijks bestuur gestuurd. Dat legt zowel het advies als zijn voorstel in de vergadering van 27 maart aanstaande ter besluitvorming voor aan het algemeen bestuur. Het bestuur kan het advies naast zich neerleggen. Dalhuisen: ‘Dan stappen we weer naar de rechter.’


Geheimhouding opgeheven
Op 2 september 2018 deed Aart van Malenstein aangifte tegen het dagelijks bestuur van het waterschap Vallei en Veluwe wegens schending van de geheimhoudingsplicht, een strafbaar feit. Het Openbaar Ministerie moet nog steeds beslissen of zij tot strafvervolging overgaat. Binnenlands Bestuur meldde eind januari op de website dat de rechtbank Gelderland de schending in de ontslagzaak zwaar meewoog, waarop Dalhuisen de maximale ontslagvergoeding kreeg toegewezen. Over die ontslagzaak had het waterschapsbestuur geheimhouding afgesproken voor vijf jaar. Na publicatie door Binnenlands Bestuur is de zelfopgelegde geheimhouding op de zaak na een spoedvergadering door het algemeen bestuur opgeheven.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie