Advertentie
carrière / Achtergrond

Archeoloog voor elke gemeente? Overdreven

130 gemeenten zitten zonder archeoloog, ondanks het advies van de Raad voor Cultuur.

09 december 2022
Opgraving
OpgravingJosé Salhi

Elke gemeente zou een eigen archeoloog in dienst moeten hebben. Zo luidt althans het advies van de Raad voor Cultuur. Staatssecretaris Uslu van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vindt dat overtrokken. Gelderland heeft een goedkopere variant uitgeknobbeld.

Beleidsadviseur Beschermd Wonen

Gemeente Eindhoven
Beleidsadviseur Beschermd Wonen

Strategisch Interim Manager S13

JS Consultancy
Strategisch Interim Manager S13

De Raad voor Cultuur luidde begin dit jaar de noodklok over de stiefmoederlijke behandeling die archeologie en het archeologisch erfgoed in ons land ten deel valt. Een van de oorzaken: het gebrek aan capaciteit en deskundigheid bij gemeenten. Met name bij kleine gemeenten met weinig mensen, kennis en middelen sneuvelt vaak dat wat niet expliciet verplicht is, zo blijkt onder andere uit de monitor van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed. Gevolg is dat een deel van de gemeenten niet in staat is haar archeologietaak goed uit te voeren.

De Raad voor Cultuur spreekt in zijn rapport Archeologie bij de tijd zelfs over ‘een flink aantal gemeenten’ waar sprake is van een tekort aan capaciteit en expertise. Van de 345 gemeenten in Nederland worden er 215 bediend door een van de 63 gemeente- of regioarcheologen. In die gemeenten is de invulling van het archeologiebeleid in veel gevallen op orde, maar in de gemeenten zonder gemeente- of regioarcheoloog is dat volgens de Raad voor Cultuur vaak niet het geval. Het gaat dus om 130 gemeenten die geen beschikking hebben over een gemeente- of regioarcheoloog. Het betreft doorgaans gemeenten met weinig inwoners en veel buitengebied.

De taken die deze gemeenten hebben, zijn volgens de adviesraad ‘groter dan de middelen die ze er voor (over) hebben.’ Deels heeft dat te maken met de manier waarop de decentralisatie is ingericht. Die heeft als gevolg dat die gemeenten niet in staat zijn om hun taak uit te voeren op het beoogde niveau. Het rijk is door de ondertekening van het Verdrag van Malta een verplichting aangegaan, maar de invulling ervan is aan de gemeenten gelaten. Daarmee zijn ook de kosten voor een belangrijk deel bij hen komen te liggen, terwijl het rijk daarvoor onvoldoende structurele middelen beschikbaar heeft gesteld.

Capaciteit

Dat de huidige inrichting van het archeologiestelsel niet deugt, is volgens de Raad voor Cultuur een door het rijk veroorzaakt probleem. De gemeenten aansporen een tandje bij te zetten – ‘of creatief te zijn’ – is in hun ogen daarom niet de oplossing. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt eerder bij de rijksoverheid en in het bijzonder bij de verantwoordelijke bewindspersoon van OCW. Die gaat als stelselverantwoordelijke over het beschikbaar stellen van toereikende middelen en capaciteit, aldus de Raad. Anders gezegd, het rijk zou meer geld voor archeologie beschikbaar moeten stellen aan gemeenten. Daarmee kunnen die een eigen – mogelijk gedeelde – gemeentearcheoloog in dienst nemen.

Het lokale bestuur heeft binnen het archeologiestelsel immers een grote verantwoordelijkheid bij het borgen van het publiek belang. Bij de vergunningverlening voor ruimtelijke projecten – zoals de bouw van een bedrijventerrein, appartementencomplex of parkeergarage – moet door gemeenten bijvoorbeeld rekening worden gehouden met te verwachten archeologische waarden. Daarvoor is een zekere mate van deskundigheid en capaciteit absoluut noodzakelijk, aldus de Raad.

Vraag archeoloog Maarten Wispelwey, werkzaam voor zes Gelderse gemeenten op de Veluwe, maar eens wat het ontbreken van deskundigheid betekent. Nee, dat is niet zozeer dat er bodemschatten over het hoofd worden gezien, maar veel eerder juist dat er onnodig onderzoek wordt gedaan. Dat zit zo. Het Verdrag van Malta uit 2007 schrijft voor dat bij elke bodemverstoring die groter is dan honderd vierkante meter archeologisch onderzoek is vereist. Tenzij er onderbouwde argumenten zijn dat niet te doen, dan kan de gemeenteraad daarvan afwijken.

Kostenbeparing

‘Kijk, ik werk al twintig jaar als archeoloog hier op de Veluwe en weet dus van de hoed en de rand.’ Dat zegt Wispelwey niet om opschepperig te doen, maar om aan te geven dat hij op basis van ervaring, kennis en deskundigheid vooraf kan aangeven waar onderzoek wel of niet nodig is. Gemeenten die zo’n deskundige niet in huis hebben, moeten dan op kosten van de degene die de bodem verstoort dus telkens een externe partij inschakelen om bureau-onderzoek te doen. Zonde van het geld, vindt hij, want particulieren, projectontwikkelaars en soms ook bouwende gemeenten worden zo als ‘bodemverstoorders’ op kosten gejaagd terwijl dat niet had gehoeven. Wispelwey verwijst naar onderzoek waaruit naar voren kwam dat van de circa honderd uitgevoerde bureau-onderzoeken 95 procent achteraf helemaal niet nodig bleek te zijn geweest. ‘Ik bedoel, dan laat je verstoorders voor kosten opdraaien omdat iets nou eenmaal op papier staat. Je moet kunnen afwijken van de regelgeving. Doe je dat niet, dan krijg je toeslagenaffaire- achtige toestanden.’

Een andere te boeken kostenbesparing is die van tijdwinst. Een deskundige aan boord zal er tijdig op wijzen dat bij grote projecten archeologisch onderzoek nodig is. Het gebeurt nogal eens dat dit wordt vergeten, met als gevolg dat er op een laat moment zo’n onderzoek moet worden ingelast. ‘Dat late invliegen betekent vaak dat een project vertraagt, moet worden uitgesteld. En uitstel kost nu eenmaal geld’, aldus Wispelwey. Die bespaarde kosten vormen de ‘winst’ die gemeenten met een eigen of gedeelde archeoloog kan maken. Als voorzitter van het Convent van Gemeentelijke Archeologen (CGA) had Wispelwey daar verantwoordelijk staatssecretaris Uslu ook op gewezen – direct na het uitkomen van het rapport van de Raad voor Cultuur in februari.

Omgevingswet

Na negen maanden is er eindelijk een reactie van Uslu op dat advies. In een brief aan de Tweede Kamer zegt ze het ‘geheel eens’ te zijn met de Raad dat er voldoende capaciteit en deskundigheid op het gebied van archeologie bij gemeenten dient te zijn. Dat zorgt er onder andere voor dat er sneller duidelijkheid komt over welk onderzoek nodig is, en ook dat er minder ‘onnodig’ onderzoek gedaan hoeft te worden. Het zou leiden tot de gewenste kwaliteitsverbetering van het onderzoek zelf, want daar schort het volgens de Raad nogal eens aan.

Maar om daarvoor nu elke gemeente een eigen archeoloog te laten aanstellen, gaat de staatssecretaris te ver. Er zou volgens haar in het veld onvoldoende draagvlak voor zijn, of zoals zij het verwoordt: het advies zou niet al te letterlijk moeten worden genomen. Haar ambtelijke adviseurs wezen op nog iets anders. Het verplicht aanstellen van een gemeentelijk archeoloog zou niet passen bij de geest van de Omgevingswet. Die gaat namelijk uit van vertrouwen in en samenwerking tussen medeoverheden. Beter zou het wat dat betreft zijn om ‘meer scherpte aan te brengen in de precieze verantwoordelijkheid van gemeenten of om expliciete deskundigheidseisen te stellen’. Het toekennen van extra bevoegdheden aan de gemeentearcheoloog – de Raad van Cultuur spreekt van iemand ‘die kan ingrijpen als dat nodig is’ – zou een vrij wezenlijke aanpassing van de Omgevingswet vergen, zo waarschuwen ze.

Salariskosten

Oké, geen afzonderlijke archeoloog per gemeente, maar wat dan wel? ‘Een functionaris die voor meerdere gemeenten werkt, een regio bedient, of is ondergebracht bij een overkoepelende organisatie kan even effectief zijn’, aldus Uslu. Als interessant model wijst ze op de aanpak die in de provincie Gelderland is gekozen. Daarbij ondersteunt de provincie door middel van afspraken en cofinanciering met name kleinere gemeenten, onder andere met zogeheten regio-archeologen.

Een functionaris die een regio bedient, kan even effectief zijn

Precies dat is het model waarin Maarten Wispelwey in de regio Noord-Veluwe opereert. Tot volle tevredenheid verdeelt hij sinds 2008 zijn werk over de gemeenten Putten, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Elburg en Oldebroek. ‘Gelderland vond het belangrijk dat het Verdrag van Malta wordt nageleefd en maakte in 2008 budget vrij voor het vergroten van de archeologische deskundigheid in de provincie en stimuleerde met behulp van subsidies de samenwerking tussen gemeenten op het gebied van archeologie’, legt hij uit. Die subsidie komt erop neer dat de provincie Gelderland een deel van de salariskosten van de gedeelde archeoloog voor rekening neemt. Uslu laat nu onderzoeken of het voorbeeld van Gelderland in andere provincies zou kunnen worden gekopieerd. Onder andere daarvoor trekt ze volgend jaar 2,5 miljoen euro en in 2024 nog eens 3 miljoen euro. Op basis van de dan opgedane ervaringen, neemt ze een besluit over de inzet van de middelen in de jaren daarna.

Grotere rol provincies bij archeologie

Het streven van de staatssecretaris om provincies een grotere rol te geven in het archeologisch bestel, kan de voorzitter van het Convent van Gemeentelijke Archeologen alleen maar toejuichen. Een andere Gelderse werkwijze mag wat hem betreft ook tot voorbeeld strekken: onder aanvoering van de provincie komen tot een gezamenlijke kennisagenda, waarbij onderling kennis wordt uitgewisseld. Behalve dat je dan als gemeenten van elkaar leert, kan het volgens Wispelwey ook voorkomen dat je voor de zoveelste keer een woning uit 1250 laat opgraven. ‘Tenzij je echt aanvullende informatie verwacht, moet je je de vraag stellen wat het oplevert als er in je buurgemeenten al twaalf van die huizen zijn gevonden.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie