Openbaar bestuur moet verbouwd
Zelfbestuur moet het nieuwe toverwoord worden. De begrippen autonomie en medebewind zijn sleets geraakt. Gemeenten en provincies hebben nog maar heel weinig autonome ruimte en niet veel financiële middelen om aan hun zelfstandigheid vorm en inhoud te geven
Rond de zomer worden de eerste contouren zichtbaar van de verkiezingsprogramma’s voor het voorjaar 2017. In deze regeerperiode is de institutionele hervorming van het openbaar bestuur algeheel mislukt en de decentralisatie heeft voor meer problemen dan oplossingen gezorgd. Bezinning voor de nieuwe regeerperiode is dus dringend noodzakelijk. En vooral om het gooi- en smijtwerk van de vorige kabinetsformatie te voorkomen.
Zelfbestuur moet het nieuwe toverwoord worden. De begrippen autonomie en medebewind zijn sleets geraakt. Gemeenten en provincies hebben nog maar heel weinig autonome ruimte en niet veel financiële middelen om aan hun zelfstandigheid vorm en inhoud te geven. En als er al politieke keuzeruimte is, dan vaak binnen de strakke kaders van het medebewind. Dat is de plicht om mee te helpen aan de uitvoering van nationaal beleid. Dat leidt er overigens vaak toe dat gemeenten mogen helpen om nationale problemen op te lossen en dat betekent hulp bij de verdeling van de ontstane armoe, dus bezuinigen.
Omdat gemeenten politieke gemeenschappen zijn op basis van verkiezingen, is de aanwezigheid van een substantiële politieke keuzeruimte cruciaal. Als het gaat om strikt uitvoerende taken zijn allerlei andere bestuursvormen veel geschikter. De gemeente als bestuurlijke gemeenschap met veel politieke vrijheid – en die is veel breder en belangrijker dan de zeer complexe en omstreden uitvoeringsvrijheid van de huidige decentralisatie – heeft als gevolg dat er op een geheel andere manier moet worden gewerkt.
Een algehele omkering in het bestuurlijk denken is nodig om de gedecentraliseerde eenheidsstaat op een heel ander en beter fundament te zetten. In de landen van de Europese Unie bestaan op dit punt talrijke formats en één van de meest aantrekkelijke en doelmatige is het Duitse decentralisatiemodel.
Toegepast op Nederland betekent dit dat de decentrale taken door de bijzondere wetgever worden toebedeeld aan zeven robuuste provinciale eenheden en de daarin liggende gemeenten. Deze krijgen gezamenlijk dit pakket en hebben de vrijheid om via bestuurs-arrangementen de toebedeelde taken en middelen uit te voeren en onderling te verdelen. Daarbij bestaat geen nationale mal en het betekent dan ook dat in de zeven gebieden naar hartenlust kan worden gedifferentieerd.
Dit model werkt in de Duitse deelstaten bovengemiddeld goed. Voor Nederland kan langs deze lijn het regionale bestuur – waar inmiddels miljarden euro’s zijn belegd, dat niet goed kan worden gecontroleerd en dat daarom het beeld oproept van Kafka in Nederland – in één grote ‘big bang’ op de mestvaalt der historie worden bijgezet.
En het is daarbij zaak het departement van Binnenlandse Zaken tot de orde te roepen, want daar bestaat de gedachte om via onder meer regionale bestuurlijke verbanden en andere vage bestuurlijke constructen de economie aan te jagen en zo het openbaar bestuur onderschikt te maken aan een nogal eenzijdig geformuleerd doel. Het is een gedachte die is gebaseerd op de al weer sterk verouderde netwerksamenleving. Het daaraan gekoppelde netwerkbestuur trekt bestuurlijk Nederland alleen maar verder het moeras in.
Kortom: wie gaat in de aanloop naar de nieuwe regeerperiode de kat de bel aanbinden?
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.