‘We zijn verbaasd, verontrust en enigszins verbijsterd’
De adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) kraakt in het rapport ‘Om de leefomgeving’ harde noten over het functioneren van omgevingsdiensten. Ze opereren te verblijvend en versplinterd. Wat kan er volgens commissievoorzitter Jozias van Aartsen beter?
De adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) kraakt in het rapport ‘Om de leefomgeving’ harde noten over het functioneren van omgevingsdiensten. Ze opereren te verblijvend en versplinterd. Wat kan er volgens commissievoorzitter Jozias van Aartsen beter?
Hoe zou u de staat van ons VTH-stelsel in een bijvoeglijk naamwoord typeren?
‘Wat we hebben gevonden, heeft ons verbaasd en verontrust. Het deed de alarmbellen rinkelen.’
Ons VTH-stelsel is vrijblijvend en fragmentarisch, constateerde de commissie-Mans al in 2008. Sindsdien werd een systeem met omgevingsdiensten opgetuigd. Is er in essentie sindsdien weinig verbeterd?
‘Dat is wat we eigenlijk wel constateren. Er is in het bestuurlijk circuit heel lang over de gevolgtrekkingen van de commissie-Mans onderhandeld. Daardoor konden de omgevingsdiensten formeel gezien pas in 2015 van start. Het enige element in het nieuwe stelsel dat echt van de commissie-Mans is overgenomen, is dat het systeem is geregeld op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Met de omgevingsdienst als uitvoerend openbaar lichaam. Dat nieuwe fundament houden wij als commissie graag in stand. Maar de fragmentatie, de versnippering; de hele kwaliteit van het toezicht is niet verbeterd. Mans suggereerde bijvoorbeeld om de omgevingsdiensten op de leest te schoeien van de toenmalige Politieregio’s. Daarmee zou de betrokkenheid van het Openbaar Ministerie zijn gewaarborgd. Ook dat element is toen niet overgenomen.’
De commissie-Mans had om tot haar harde oordeel te komen meer data tot haar beschikking, schrijft u in uw rapport. Welke data zijn dat en waarom zijn die er nu niet meer?
‘We hebben gevraagd: hoeveel geld gaat er nou precies om in al die 29 omgevingsdiensten? Die informatie is er niet. Het systematisch vastleggen van incidenten gebeurt niet. Dus weten de diensten vaak van elkaar niet wat ze doen, wat de bevindingen zijn bij incidenten en hoe daar in bredere zin van te leren valt. Dat heeft ons enigszins verbijsterd. We moesten dus varen op datgene wat we konden destilleren uit eerdere rapporten en uit een aantal gesprekken met directeuren van omgevingsdiensten.’
Die directeuren worden door hun bestuur vaak geselecteerd op hun managementkwaliteiten. Het zouden volgens de commissie meer autonoom denkende, onafhankelijke geesten moeten zijn. Daarom wilt u naast de bestuursleden van gemeenten en provincies ook het OM en rijk betrekken bij sollicitatieprocedures. Kunnen die laatste twee niet beter standaard deel uitmaken van het bestuur van een omgevingsdienst, om zo hun onafhankelijkheid beter te waarborgen?
‘Sommige omgevingsdiensten zijn iets te klein en hebben daardoor onvoldoende power, kennis en kwaliteit in huis. Maar een formele betrokkenheid van het OM of het rijk zou een totale reorganisatie van het systeem betekenen. We hebben zoveel mogelijk op het bestaande stelsel voortgebouwd, al was het maar om niet te veel problemen te creëren voor het nieuwe kabinet.’
Bent u niet bang dat die nieuwe, meer onafhankelijke directeur in no-time wordt ingekapseld door zijn gemeentelijke en provinciale bestuurders?
‘Nee. De centrale boodschap van ons advies is: versterk de kennis en capaciteit van omgevingsdiensten en versterk ook het gewicht van de directeur. Betrek daar ook de buitenwereld bij. Zo creëer je steviger lokale uitvoeringsdiensten.’
U wilt de minimumomvang van omgevingsdiensten uitbreiden en investeren in hun deskundigheid. Hoeveel geld is daarmee gemoeid?
‘Dat weten we niet. Kijk, een aantal omgevingsdiensten is net iets te klein. Eentje in Limburg heeft maar zeven werknemers en trekt verder op met de milieudiensten van de verschillende gemeenten. Pak dat aan. En kijk daarbij ook naar het financieringsmodel. De outputfinanciering zoals die nu bestaat moet worden veranderd in een normfinanciering. Dat moet een nieuwe bewindspersoon straks als topprioriteit beschouwen.’
De commissie-Mans stelde in 2008 een maximum van 25 omgevingsdiensten voor. Het werden er 29. Moet het aantal terug?
‘De commissie-Mans zag de diensten op de schaal van de toenmalige Politieregio’s. Wij willen dat expliciet niet, omdat het een heel forse reorganisatie zou vergen. En dergelijke veranderingen kosten in dit land altijd veel energie en veel tijd. Je moet hooguit het werkpakket en de omvang van een aantal omgevingsdiensten herzien.’
Onder de aanstaande Omgevingswet zal het werk van de omgevingsdiensten behoorlijk veranderen. Ziet u dat als een extra complicerende factor?
‘Het wordt belangrijk om de omgevingsdienst vooraf te betrekken bij het omgevingsplan van gemeenten. Er ontstaat straks een zekere bandbreedte ten aanzien van geluid en geur. Het werk van omgevingsdiensten wordt daardoor interessanter en veelomvattender. Nee, dat hoeft niet extra complicerend te zijn, mits de adviezen van de commissie worden opgevolgd.’ Lachend: ‘Dat is wel een belangrijke randvoorwaarde.’
Zijn de omgevingsdiensten klaar voor de Omgevingswet?
‘Op basis van de gesprekken met de directeuren zeg ik: in algemene zin wel. Maar harde cijfers daarover ontbreken. Wat hanteer je als parameters? Daar heb je een informatiesysteem voor nodig. Over het ontbreken daarvan bestaan grote zorgen over bij de directeuren.’
Een terugkerend element bij het optuigen van een goed VTH-stelsel is het gebrek aan urgentie bij onder meer gemeenten, provincie, OM en politie. Hoe kun je dat veranderen?
‘Onze boodschap is volgens mij helder. En het is niet de eerste keer dat het wordt gezegd. De capaciteit moet worden uitgebreid. Niet alleen die van omgevingsdiensten, ook die van boa’s, de recherche, het functioneel parket, de hoeveelheid politiemensen die bezig zijn met milieuvraagstukken. Daar zijn ooit 400 fte’s voor geoormerkt, maar nooit gekomen. De politieke en maatschappelijke aandacht voor de leefomgeving, voor onze natuur, de bodem en het water in onze rivieren is onvoldoende groot.’
Het motto van de waterschappen luidt: geef ons heden ons dagelijks brood, en af en toe een watersnood. Is dat hier ook van toepassing?
‘Wij maken in ons rapport slechts melding van een beperkt aantal ‘incidenten’. Dat betreft vaak ernstige ongelukken. Als je ziet dat er teer in de bodem verdwijnt, dat er giftige stoffen en diesel in onze rivieren eindigen, dat je met lekkende vaten te maken hebt, met rotzooi gestort in onze plassen… De kritiek vanuit de VNG was: ja, maar het gaat toch in 90 procent van de gevallen gewoon goed? Maar ja, bij die 10 procent die misgaat, kan het heel ernstig zijn.’
Tot slot: over tien jaar buigt de commissie-Van Zanen zich over het VTH-stelsel. Wat denkt u dat haar oordeel zal zijn?
‘Hahaha. Ik hoop dat het oordeel is: gelukkig zijn alle adviezen uit het rapport van de commissie-VTH in 2021 opgevolgd. Daarmee hebben we steviger omgevingsdiensten gekregen en een gezondere verhouding tussen de bestuurders van gemeenten en provincies enerzijds en de omgevingsdiensten anderzijds. Het hele VTH-stelsel is daardoor sterk verbeterd. Volgens mij heeft die Van Zanen straks een makkelijke taak.’
Er wordt ook gezegd door de commissie dat het toezicht niet is verbeterd. Welke gronden en voorbeelden zijn er dan boven tafel gekomen waarvan deze conclusie vast komt te staan. Daarbij komt nog dat het IBT niet van de grond komt dus waarschijnlijk is deze opmerking een druppel op een gloeiende plaat. Want welke instantie heeft de OD’s gecontroleerd de afgelopen jaren? De expertise in sommige OD’s is ver onder de maat en dan spreek ik uit ervaring.
Het ergste van deze uitslag van de com. Aertsen is wel het feit dat er een aantal malen wordt gesuggereerd dat er geen informatie is. Bijvoorbeeld hoeveel geld er om gaat binnen de OD’s, hoeveel geld er nodig is om de omvang en deskundigheid van de OD’s te vergroten en dat harde cijfers ontbreken of de OD’s klaar zijn voor de omgevingswet. Dit is wel een heel vreemde gang van zaken en een open deur voor de OD’s om een financieel plaatje te maken zonder grenzen. Daarbij komt nog dat de OD’s al heel veel geld kosten en daar klaarblijkelijk geen zicht op is. Dat is na 6 jaar modderen toch wel een heel vreemde conclusie.
Dat de heer van Aartsen lacherig afsluit dat hij hoopt dat de adviezen zijn opgevolgd en dat de com.- van Zanen een makkie heeft geeft te denken.