Advertentie

Vuurwerkvrijezone toegestaan

Op 14 december 2016 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak over het verbod om in een door Burgemeester en wethouders van Hilversum aangewezen gebied in het centrum vuurwerk af te steken. De zaak was aangespannen door in Hilversum gevestigde vuurwerkverkopers. De uitspraak geeft duidelijkheid aan gemeentebesturen over de mogelijkheden van een dergelijk verbod.

26 december 2016

Op 14 december 2016 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak over het verbod om in een door Burgemeester en wethouders van Hilversum aangewezen gebied in het centrum vuurwerk af te steken. De zaak was aangespannen door in Hilversum gevestigde vuurwerkverkopers. De uitspraak geeft duidelijkheid aan gemeentebesturen over de mogelijkheden van een dergelijk verbod.

De Afdeling had in dit geschil overigens bijna een jaar eerder uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk kort geding: het verzoek het besluit te schorsen werd op 21 december 2015 afgewezen.  
 

In de algemene plaatselijke verordening van Hilversum is het verbod opgenomen om vuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. Dit verbod is te vinden in het hoofdstuk met de titel ‘openbare orde’, en die indeling in de APV is bij de rechterlijke toetsing in zijn algemeenheid van groot belang. De aanwijzing van het gebied waar het volgens de APV verboden is om vuurwerk ‘te bezigen’ was gegeven aan het college. De Afdeling oordeelde met een ruime motivering dat dit in overeenstemming is met de in de Gemeentewet neergelegde verdeling van bevoegdheden tussen college (artikel 160 Gemeentewet) en de burgemeester. 

De bevoegdheid van de burgemeester om de openbare orde te handhaven moet worden begrepen als het feitelijk herstellen en bewaren van die orde, en dat is volgens de Afdeling iets anders dan het stellen van nadere regels over openbare orde. Ook komt het betrokken verbod niet in strijd met hogere regelgeving, de ‘bovengrens’ van het Vuurwerkbesluit, en ook niet met het Europees bestuursrecht (de Notificatierichtlijn) of de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed in het UNESCO-Verdrag. Dit alles is goed nieuws voor gemeenteraden die overwegen om ook een vuurwerkverbod in het leven te roepen.
 

Op één belangrijk punt volgt de Afdeling echter een andere koers dan de rechtbank, en dat is de omvang van de belangenafweging bij het aanwijzen van het gebied op het gemeentelijk territoir waar het vuurwerkverbod geldt. Het zogenaamde specialiteitsbeginsel stelt grenzen aan de belangen die bij een besluit moeten worden meegewogen. De rechtbank meende in haar uitspraak dat het financiële belang van de vuurwerkhandelaar niet mocht worden meegewogen bij de gebiedsaanwijzing, maar de Afdeling vindt van wel. Het heeft echter hier geen gevolgen omdat Burgemeester en wethouders van Hilversum wel naar het omzetverlies hadden gekeken en aan het geringe omzetverlies volgens de Afdeling terecht geen doorslaggevend gewicht behoefde te worden toegekend.
 

In het Vuurwerkbesluit is onder meer geregeld wanneer consumentenvuurwerk mag worden verkocht (29, 30 en 31 december) en wanneer het mag worden afgestoken (tussen 31 december 18.00u en 1 januari 02.00 uur). Met deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak staat nu ook vast dat het gemeentebestuur ook kan bepalen in welk gebied in het geheel geen vuurwerk mag worden afgestookt. Het moet wel gaan om plaatsen die in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast worden aangewezen. Dat betekent dat de belangen van omwonenden en bezoekers van de plaatsen kunnen worden beschermd. 

Van belang is echter zeker ook dat de financiële belangen van vuurwerkhandelaars dienen te worden meegewogen bij de keuze van (de grootte) van het gebied. Indien de omzetschade aanzienlijk is, kan dat betekenen dat de aanwijzing van plaatsen waar het verboden is om vuurwerk af te steken, onrechtmatig is. Die onrechtmatigheid, zo vul ik aan, zou in dat geval wellicht met nadeelcompensatie kunnen worden weggenomen om het belang van het voorkoming van gevaar, schade of overlast te beschermen. Dit alles laat het gemeentebestuur naar mijn indruk veel mogelijkheden om gevolg te geven aan de roep om voor bepaalde gevoelige plaatsen inderdaad het afsteken van vuurwerk te verbieden.
 

Prof. mr. Oswald Jansenhoogleraar Europees bestuursrecht en openbaar bestuur 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie