VNG let te weinig op de kleintjes
Afgelopen week kregen we bezoek van twee medewerksters van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met als doel te inventariseren en luisteren naar de behoeften en verwachtingen die wij als gemeenten hebben als het gaat over de aard en kwaliteit van de VNG-dienstverlening.
Op zich een lovenswaardig initiatief. Echter op hetzelfde moment dat wij deze twee jonge enthousiaste medewerksters te woord stonden, werden elders in het land door carrièreambtenaren en bestuurders, en VNG-directievoorzitter Pans vergaande discussies gevoerd over decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden naar gemeenten, het vergroten van bestuurskracht en - jazeker - wat dit voor consequenties heeft voor de schaalgrootte van gemeenten.
De discussie over het vergroten van de bestuurskracht van de gemeenten ten behoeve van de decentralisatie is erg eenzijdig. Eerder liet ik in Binnenlands Bestuur weten dat het voor de leefbaarheid wenselijk zou zijn om het rendement van kleine gemeenten beter zichtbaar te maken. Ik durf te beweren dat wanneer grote steden wat meer zouden kijken naar de kracht van kleinschaligere samenleving, we een flinke stap zetten bij het oplossen van de grotestedenproblematiek. De grootstedelijke problemen los je natuurlijk niet op met een dorps- of stadsdeelraad. Maar zorg voor elkaar, betere participatie en goede maatschappelijke opvoeding vragen wel om het inzicht, het overzicht en de menselijke maat zoals die op lokaal niveau vaak zijn geregeld.
Net zoals enkele jaren geleden bij alle privatiseringen, dendert nu de trein van opschaling van gemeenten op volle toeren de verkeerde kant uit. Kritische argumenten, zoals de slechte ervaringen met schaalvergroting en fusies in het onderwijs en het bedrijfsleven worden momenteel al te lichtzinnig van tafel geveegd. En mogelijke bedreigingen zoals het niet meer kunnen binnenhalen van deskundig personeel of goede bestuurders omdat je als gemeente te klein blijft, worden uitvergroot en misvormd.
De vraag is of gemeenten blij moeten zijn met carrièreambtenaren en -bestuurders, zoals we die meest in grotere gemeenten aantreffen. Bovendien is het goed mogelijk om als kleinere gemeente van bijvoorbeeld twintigduizend inwoners afspraken te maken met universiteit en hogere beroepsopleidingen over leren en werken in een levensechte proeftuin (de kleine gemeente). Bij die kleinere gemeente kan dan vanuit verschillende disciplines (sociaalmaatschappelijk ontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling en beheer, economisch zaken, recreatie en toerisme, communicatie, bestuurskunde, financiën en ict) ervaring worden opgedaan met integraal en klantgericht samenwerken. Zo'n constructie kan een fantastische innovatieve basis vormen voor een dynamische organisatie waarbinnen mensen kunnen doorgroeien: van stagiair naar medewerker, projectleider of leidinggevende.
Over heel de linie is de overheid erg regelzuchtig geworden. We hebben de mond vol van deregulering, maar al voordat een verandering ook maar enige kans krijgt om te slagen (of te mislukken) wordt alles al weer snel dichtgetimmerd met aanvullende regels en eisen. Dit gebeurt meestal door hijgerige Haagse Kamerleden en dito bestuurders. Een schoolvoorbeeld is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), in het bijzonder de aanbesteding van de huishoudelijke hulp.
De landelijke overheid wilde de zorg decentraliseren omdat de kosten van zorg de pan uitrezen. Met een vleugje marktwerking erbij zou alles beter en goedkoper kunnen. Voordat gemeenten ook maar enigszins bekomen waren van de veranderingen en lering konden trekken uit eventueel gemaakte fouten bij de aanbesteding, krijgen we als gemeenten de Haagse politiek weer over ons heen met allerlei nieuwe regels en verordeningen. En dat op een manier alsof wij de schuldigen zijn - alsof kleine gemeenten zelf de ongein verzonnen hebben.
Overheden in Nederland zoeken de oplossing voor veel problemen steeds vaker in het verfijnen van de regels en het verder uitbouwen van sancties en controle. We zouden ook meer aandacht kunnen besteden aan maatschappelijke opvoeding, iets waar kleine gemeenten misschien wel veel meer kaas van hebben gegeten dan de andere - grotere - overheden.
Bij het handhaven gaat het om het samen nadenken over regels en hun betekenis, het communiceren over de zin van regels, het goed motiveren van beleid en uiteindelijk het streng doch rechtvaardig sanctioneren als regels worden overtreden.
Binnen de VNG wordt gewerkt met gewogen stemverhoudingen, op basis van de inwoneraantallen. De honderd grootste gemeenten hebben het daardoor gewoon voor het zeggen. Daarnaast steekt ook het aantal medewerkers dat door grote gemeenten wordt ingezet voor belangenbehartiging schril af tegen wat de kleine gemeenten zich kunnen veroorloven. Ook dit keert zich binnen de VNG tegen de kleine gemeenten.
Wat er nu in gemeenteland gebeurt, zien we ook al jaren bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (Zlto) gebeuren. De Zlto is groot geworden door de kleine boeren, om uiteindelijk de belangen van de grote boeren te gaan behartigen. Anders dan groot, groter, groots is Nederland toe aan een echte discussie over de slag- en bestuurskracht van het openbaar bestuur op alle niveaus. Misschien moeten we ook maar eens kijken in de landen om ons heen, wat hun ervaringen zijn. Samenwerken aan samenleven doe je vanuit de samenleving en niet over de samenleving heen.
Raf Daenen, wethouder maatschappelijke ontwikkeling Oirschot (PvdA)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.