Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Tegen de stroom in

De vader van Hamit Karakus arriveerde ooit op een Oostenrijks station met alleen het bordje Hauptbahnhof in de hand. Zijn zoon werkte zich op tot wethouder (PvdA) in Rotterdam. ‘Ik zeg altijd tegen jongeren: “Laat je niets aanpraten, deze stad is net zo goed van jou”.’

04 maart 2011

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: is wethouder Karakus praktiserend moslim en voelt hij zich in het huidige politieke klimaat daarop aangevallen? ‘Het woord “praktiserend” is een ruim begrip, elke moslim vult dat op zijn eigen manier in’, antwoordt hij. Nee, hij voelt zich niet aangevallen. Ja, hij vindt wel dat er onder het kopje ‘vrijheid van meningsuiting’ sprake is van beledigend taalgebruik. En hij denkt dat de manier waarop het debat over ‘islamisering‘ wordt gevoerd, gevaarlijk is. ‘De meeste moslims zijn tegen radicalisering. Maar als je ook gematigde moslims in een hoek drukt, is de kans groter dat ze zich feller afzetten van de Nederlandse samenleving. Daar moeten we voor waken.’

De opkomst van Leefbaar Rotterdam was voor Karakus een van de redenen om de politiek in te gaan. Als politieagent zag hij veel ellende ‘achter de voordeur’: minima in te kleine, krappe woningen met kapotte bankstellen en kinderen zonder eigen slaapkamer. Verschrikkelijk vond hij het om te zien als kinderen in zo’n omgeving opgroeiden. Toch hield hij een overstap naar de politiek altijd af. Tot het moment dat de PvdA in 2002 een grote nederlaag leed. In de stad zag hij grote onderhuidse spanningen ontstaan tussen allochtonen en autochtonen. ‘Buren vertrouwden elkaar niet meer, wisten niet meer waar ze aan toe waren, het was “wij” tegen “zij”. Er broeide van alles. Ik dacht: ik moet iets doen.’

De rest is geschiedenis. Hamit Karakus werd wethouder ruimtelijke ordening zodat hij op een ander niveau de problemen in achterstandswijken kon aanpakken. Moeilijk vond hij het niet om met Leefbaar samen te werken. Daarin is hij pragmatisch: ‘We verschillen in opvatting als het gaat om de visie op de stad. Maar over de aanpak van inhoudelijke dossiers binnen het fysieke domein zijn we het vaak met elkaar eens. Die lijn zet ik graag voort.’ Onlangs stelde een aantal vooraanstaande Turkse Nederlanders in een manifest dat Turkse jongeren steeds vaker naar Turkije emigreren. Zij voelen zich niet meer thuis in Nederland. Voelt Karakus zich persoonlijk geraakt als de PVV weer iets roept? ‘Ik zeg altijd tegen jongeren: “Laat je niets aanpraten, heb vertrouwen in jezelf. Deze stad is net zo goed van jou. Ja, je bent anders, maar laat zien dat die achtergrond een verrijking is en dat je daarmee een bijdrage kunt leveren aan deze samenleving.”’ Het is nu eenmaal zo, zegt hij: iemand met een niet-autochtone achtergrond moet zichzelf altijd dubbel bewijzen. ‘Weglopen is niet de oplossing.’

De wethouder kan daarover meepraten. Na de middelbare school in Steenwijk wilde hij dolgraag doorleren, maar zijn vader stak daar een stokje voor. ‘Opleiding en studie werd bij ons niet belangrijk gevonden. Geld sparen en werken om terug te kunnen keren naar Turkije, dát was belangrijk. Wat meespeelde: veel jongeren waren in die periode werkloos, terwijl ik zo bij mijn vader in de fabriek terechtkon. De docent heeft er hard voor geknokt, hij is zelfs nog bij ons thuis geweest om te proberen mijn vader over te halen, maar tevergeefs.’ Met een havo-advies belandde Karakus uiteindelijk op de lts. ‘Dat vond mijn vader wel een nuttige opleiding.’ Met een lachje: ‘Ik was wel zo slim om lts-c te kiezen, wat gelijk stond aan mavo-niveau. Dan kon ik later altijd nog doorstuderen, was mijn gedachte.’

Nam u hem dat kwalijk?

‘Nee, absoluut niet. Het was vanuit zijn perspectief heel begrijpelijk. Hij had namelijk niet alleen de verantwoordelijkheid voor het gezin met vijf kinderen, maar hij voelde ook grote verantwoordelijkheid voor mijn ooms en zwagers, die inmiddels naar Europa waren gekomen en die financieel bijstand behoefden.’

Hoe kwam de familie Karakus uit Kirsehir eigenlijk in Steenwijk terecht?

‘Min of meer bij toeval. Wij wisten niet beter in Turkije of Europa stond gelijk aan “werk” en “welvaart”. Mijn vader vertrok na zijn militaire dienst dus ook naar Oostenrijk omdat daar “een familielid” naartoe was gegaan. Hij had totaal geen idee waar de man precies woonde, behalve een briefje waarop stond Hauptbahnhof. Daar stond hij dan op het station in Wenen. De eerste de beste Turkse man die hij zag, klampte hij aan met de vraag of die wist waar dat familielid woonde. En dat wist hij! In die tijd woonden er natuurlijk nog niet zoveel Turkse immigranten, dus iedereen kende elkaar.’

Was het een warm weerzien?

‘Hij werd niet bepaald met open armen ontvangen. Dat familielid had zelf geen werk en dus ook geen baan voor mijn vader, laat staan een slaapplaats. Mijn vader besloot snel elders zijn geluk te gaan beproeven. In Oostenrijk heeft hij overal klusjes gedaan, tot houthakken aan toe, er werden toen nog overal gastarbeiders gevraagd. Uiteindelijk koos hij voor Nederland omdat de koers van de gulden hoger en stabieler was dan de munten in andere landen.’

Na werk in de steengroeven van Limburg en een garenfabriek in Maassluis, kwam Karakus sr. terecht bij een fabriek in Steenwijk, alwaar het gezin uit Turkije ten langen leste ook herenigd werd. Karakus jr. was 7 jaar toen hij naar Nederland kwam. Na de lagere school en de lts ging hij werken in het magazijn van de fabriek waar zijn vader werkte. In de avonduren stortte in het Nederlandse verenigingsleven en het vrijwilligerswerk om zijn taalachterstand bij te spijkeren, en om betrokken te raken bij de Nederlandse samenleving.

Waarom wilde u zo graag goed Nederlands leren? Het doel van het gezin was toch uiteindelijk remigratie naar Turkije?’

‘Stel dat het er niet van zou komen, dan was het toch handig dat ik een beetje integreerde in de Nederlandse samenleving.’ Het idee om verder door te leren, liet Karakus niet los. Hij besloot zich op te geven bij de marine omdat je daar werken en leren kon combineren. Nadat hij aanvankelijk was aangenomen, werd hij toch geweigerd omdat hij de Nederlandse nationaliteit niet had. ‘Dat was voor mij de eerste keer dat ik besefte dat ik “anders” was. Daarvoor was ik daar nooit mee geconfronteerd. Ik was echt geshockeerd.’

Echt waar? U bent tijdens uw kindertijd nooit eerder uitgescholden of gediscrimineerd?

‘Ach, weet u, discriminatie kenden wij toen nog niet. Natuurlijk roepen kinderen elkaar allemaal weleens wat na, maar je accepteerde dat makkelijker. Je werd nog als individu gezien en niet meteen onder een hele groep geplaatst. Tot die afwijzing was ik gewoon “Hamit uit Steenwijk”. Ik herinner me nog goed hoe boos ik was, hoe onrechtvaardig ik het vond.’

Dat klinkt ietwat naïef. Realiseerde u zich niet dat een verblijfsvergunning niet hetzelfde was als naturalisatie?

‘Ik hield me daar nooit mee bezig. Ik wist wel dat mijn ouders niet dol waren op de vreemdelingenpolitie. Dat we die te vriend moesten houden. Mijn moeder kon weken van tevoren niet slapen als we onze vergunning moesten verlengen. Ze konden je zo uitzetten, althans, dat voelden wij toen zo.’

De afhankelijkheid van ‘zeg maar het humeur’ van de vreemdelingenpolitie en de afwijzing bij de marine deed Karakus besluiten zelf bij de politie te gaan. Niet in de laatste plaats omdat je tijdens de politieopleiding de Nederlandse nationaliteit kon behalen.

Was uw vader het daarmee eens? Eerder wierp hij nog obstakels op.

 ‘Hij zag ook wel in dat mijn ontwikkeling niet stilstond en dat hij mij niet langer kon tegenhouden. Mijn drang om door te studeren was zo groot. En ik denk dat hij zich ook wel een beetje schuldig voelde dat hij me vroeger daarin had tegengehouden. Dit was een soort goedmakertje, zeg maar.’ De wethouder glimlacht warm. ‘Veel Turken in mijn omgeving begrepen er echter weinig van: ik hád toch al een baan? En ik ging ook nog minder verdienen, daar snapten ze al helemaal weinig van. In die tijd waren er veel afrekeningen binnen het Turkse criminele circuit. Dat ik aan de andere kant ging staan, zagen sommigen toch een beetje als…’, hij zoekt naar woorden, ‘Nou ja, als verraad, het was een beetje not done. Gelukkig kon en kan ik daar heel goed mee omgaan. Ik heb lange tijd als politieagent gewerkt in de wijk waar ik woonde en zorgde voor gepaste afstand. Ik kwam ook bewust niet op plekken of koffietentjes waarvan ik wist dat er veel Turken of andere bekenden kwamen. Dat respecteren mensen. Ik ben in die periode dan ook nooit bedreigd door wie dan ook.’

En hoe keek men bij de politie tegen u aan?

‘In mijn politieklas zaten allemaal hoger opgeleiden, ik was de enige niet-autochtoon. Iedereen dacht: die gaat het nooit langer dan 3 maanden volhouden. Daardoor dacht ik juist: ik zal en moet het halen. Dus ik heb driedubbel zo hard gestudeerd, in de weekenden en ook ‘s nachts.‘ Triomfantelijk: ‘En aan het eind van het jaar bleven er drie Nederlanders zitten, terwijl ik door mocht.’

En daarna was u ‘wit’ gewassen en werd u geaccepteerd?

‘Nee, ik was nog steeds een buitenstander. Na de opleiding kwam ik terecht in een hechte ploeg waar ik me echt heb moeten invechten. Je merkte ook dat mensen zich ongemakkelijk voelden tegenover mij; Turken stonden toen toch nog bekend als messentrekkers. Maar ik kon met mijn achtergrond ook mijn voordeel doen. Ik sprak Turks, kende de cultuur en dus werd ik steeds vaker gevraagd bij verschillende onderzoeken mee te draaien als tolk en adviseur. Begin jaren 90 gold er een positief aannamebeleid, dus ben ik ook nog gebruikt voor allerlei wervingscampagnes.’ Lachend naar zijn voorlichter: ‘Dat wist je niet hè, ik heb zelfs op de tram gestaan!’

Om verder hogerop te komen, besloot Karakus nog wat avondcursussen te doen en ging hij bij de vakbond. Met succes, want na 8 jaar werd hij brigadier in Schiedam. Daarna maakte hij een verrassende overstap naar een makelaarskantoor. Toch was dat volgens hem niet zo opmerkelijk als het lijkt. ’Als politieagent kom je achter de voordeur zoveel ellende tegen. Als je aan kinderen op straat vroeg waar ze woonden, zeiden de kinderen in een goede wijk dat altijd met enige trots. Terwijl kinderen die in een achterstandswijk woonden, dat altijd met wat gene zeiden, alsof ze zich schaamden. Bij het makelaarskantoor waar ik aan de slag ging, kon ik daar iets aan doen.’

Inmiddels zijn we vele jaren verder, de Vogelaarwijken krijgen geen geld meer, de corporaties worden afgeroomd, maar de problemen met achterstandswijken zijn er nog steeds in alle hevigheid, zeker nu Rotterdam ook nog te maken heeft met een grote stroom van arbeidsmigranten uit Oost-Europa. In een analyse pleitten Wim Deetman, oud-burgemeester van Den Haag, en Jan Mans, waarnemend burgemeester van Moerdijk, voor steun vanuit het Rijk om de boel op orde te krijgen ‘op Zuid’.

Ondertussen is het politieke klimaat niet milder geworden, integendeel. Wat zegt de wethouder tegen een Rotterdammer die de toekomst niet erg rooskleurig inziet?

‘Ik zie dat zowel allochtonen als autochtonen minder van elkaar verschillen dan ze denken. Iedereen wil veilig wonen, in een fijne wijk, zonder overlast en met perspectief. We moeten ernaar streven dat iedereen prettig kan wonen. Wat je er ook van vindt, de samenleving is veranderd; dat is een feit. We kunnen de verschillen blijven benoemen, maar we kunnen ook de overeenkomsten benadrukken en vanuit dat perspectief werken aan een veilige en mooie stad.’ 

                                    --------------------------------------------------------------

Grootste blunder?

Blunders maken is gezond en hoort bij het leven. Ik heb niet één specifieke grote blunder.

Ik ben het meest trots op…

Rotterdam. Dat is kenmerkend voor elke Rotterdammer. Ik ervaar dat dagelijks als ik na een drukke werkdag de Erasmusbrug oprijd en geniet van de prachtige skyline. Het is een gevoel van thuiskomen en waanzinnige trots. Elke Rotterdammer, autochtoon én allochtoon, kan dit beamen!

Seizoenkaart voor Feyenoord?

Nee.

Stel u bent morgen minister van het in ere herstelde departement voor RO dan wel VROM, wat doet u als eerste?

Kijken wat er nodig is om de wijken vooruit te helpen en dit te toetsen in de praktijk. Een minister met doorzettingsvermogen is hierbij cruciaal. Dit betekent dat ik als minister zou willen waarborgen dat ik aan de juiste knoppen kan draaien om effectieve resultaten te boeken in de wijken waar het om gaat. Als gemeente lopen we er te vaak tegenaan dat we bij verschillende ministeries moeten aankloppen om iets voor elkaar te krijgen.

Zou u in navolging van Achmed Marcouch en Ahmed Aboutaleb in zijn voor een overstap naar de landelijke politiek?

Ik doe niet aan carrièreplanning. Mijn opgave ligt op dit moment in Rotterdam waar ik me met volle overtuiging vastbijt in de uitdagingen die er nog liggen. In de politiek ga je daarheen waar je nodig bent.

                                  --------------------------------------------------------------

CV Hamit Karakus

Geboren:
22-02-1965, Kirsehir (Turkije).
Burgerlijke staat:
gehuwd.
Loopbaan:
2004-2006 Vice-voorzitter PvdA-bestuur Rotterdam.
1998-2006: Adjunct Atta Makelaars.
1988-1998: werkzaam bij de politie Rotterdam Rijnmond als brigadier in Schiedam, Oude Noorden en Rotterdam Noord.
Overige functies:
Lid bestuur Financieel Koepelschap, Recreatieschap Midden- Delfl and, Voorne-Putten-Rozenburg, Rottemeren en IJsselmonde, en Forum voor stedelijke vernieuwing

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Aleid Eigenraam
Mooi interview, sterk verhaal!
Advertentie