Advertentie

Decentralisatie jeugdzorg misbaksel

Wie weeffouten in de decentralisatie van de jeugdzorg wil bestuderen, moet nu in Zeeland zijn.

12 maart 2021

Wie weeffouten in de decentralisatie van de jeugdzorg wil bestuderen, moet nu in Zeeland zijn. Daar is Intervence de grootste gecertificeerde instelling voor de zware jeugdzorg, maar ook de duurste. Sinds is 2015 dat het probleem van de gemeenten, en dus gaat het bonnetje naar de dertien verzamelde Zeeuwse wethouders die samen als bestuurscommissie voor Zeeland deze zorg inkopen. Voor 2018 en 2019 moesten de wethouders de portemonnee van de gemeenschap voor 1,4 miljoen euro extra trekken. Maar dat deden ze. Alles in het belang van de kinderen.

Intervence was echter niet alleen duur, er was ook veel gedoe: klachten over wachtlijsten, hoog personeelsverloop en veel ziekteverzuim. Nu zijn problemen in verzuim en verloop bij zorginstellingen zeker niet specifiek voor Zeeland. Het CBS rapporteerde in 2020 het hoogste verzuim in de sector zorg en welzijn sinds 2003, met 7 procent voor de jeugdzorg in het eerste kwartaal. De Zeeuwse wethouders kregen er echter genoeg van en gooiden het over een andere boeg.

Ze kozen voor de enige mogelijkheid die het systeem hen in zo’n geval laat: overstappen naar andere zorgaanbieders. Drie andere instellingen tekenden in op deze zorg in Zeeland en de hamer viel. De zorg zou worden overgenomen en Intervence ging verdwijnen. Het zou allemaal wel een drukke overgangsperiode en veel extra kosten vragen: 3,3 miljoen. Maar, zo benadrukte de wethouder van Vlissingen vorig jaar december: ‘De zorg voor het kind en het gezin zal altijd voorop blijven staan.’

Het besluit van de Zeeuwse wethouders om Intervence aan de dijk te zetten, kreeg flinke kritiek. De instelling stelde het personeelsverloop inmiddels onder controle te hebben en koos voor de vlucht naar voren. Samen met de FNV tamboereerden ze tijdens een demonstratie zelf op de zorgcontinuïteit: ‘We maken ons met name zorgen om de kinderen en de gezinnen die wij begeleiden.’ Kinderrechters, die zich zelden publiekelijk uitspreken, zagen een overgang sowieso niet zitten. ‘Gezinsleden hebben hun ziel en zaligheid op tafel gelegd bij een hulpverlener. Dat doen ze niet zomaar bij iemand anders als er een andere begeleider komt. Het gaat om het menselijke aspect’

Dat geluid bereikte Den Haag, alwaar een verontwaardigde Tweede Kamer minister Dekker over tafel trok. Intervence was immers niet de eerste instelling voor gespecialiseerde jeugdzorg die in de problemen kwam. Dekker stuurde zijn Inspecties en de Jeugd Autoriteit op de Zeeuwen af om te bezien of het belang van de kinderen bij de overgang naar de nieuwe aanbieders wel voldoende was gewaarborgd. Zeker niet, oordeelden ze in koor. Van het voorlopige transitieplan bleef zo weinig heel, dat de wethouders hun besluit ‘na een gesprek met de minister in het kader van het interbestuurlijk toezicht’ schielijk afzonken. Een alternatief scenario, waarin Intervence door een andere instelling wordt overgenomen, heeft nu de voorkeur.

De gemeenteraden in Zeeland, ondertussen, zijn verontwaardigd maar kunnen geen kant meer op. Na de klachten over Intervence zit de mailbox nu vol met klachten van Intervence. Beide klachten treffen doel, want ook voor raadsleden staat het belang van kwetsbare kinderen voorop.

Illustratief voor de lokale politieke onmacht is motie die de raad van Schouwen-Duiveland in arren moede unaniem aannam. Het was een simpele noodkreet. Stop met dat hannesen en fiks die jeugdzorg. Namens de hele raad hamerde het lid Lievense op het belang van de kinderen in zijn gemeente. De transactiekosten in de zware jeugdzorg zijn dus niet alleen financieel en maatschappelijk te hoog voor echte marktwerking, ze blijken door de gevoelige snaar die kwetsbare kinderen terecht raken ook politiek ongeschikt voor een halfbakken decentralisatie. Het rijk is terug aan zet.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie