Nog veel werk voor Staatscommissie-Remkes
De Staatscommissie-Remkes inzake het parlementair stelsel heeft een ‘Tussenstand’ gepubliceerd van maar liefst 128 pagina’s. Doel van deze ‘Tussenstand’ is om bepaalde oplossingen in de week te leggen en de reacties mee te nemen naar het Eindrapport dat eind dit jaar zal gaan verschijnen.
De Staatscommissie-Remkes inzake het parlementair stelsel heeft een ‘Tussenstand’ gepubliceerd van maar liefst 128 pagina’s. Doel van deze ‘Tussenstand’ is om bepaalde oplossingen in de week te leggen en de reacties mee te nemen naar het Eindrapport dat eind dit jaar zal gaan verschijnen. De ‘Tussenstand’ bevat voorstellen van allerlei aard en soort. Zowel in de sfeer van ‘democratie’ als in de sfeer van de ‘rechtsstaat’ worden aanbevelingen voor veranderingen gedaan.
Er zijn ‘kleine’ voorstellen – zoals die over waarborgsommen bij verkiezingen – en ‘grote’ voorstellen, zoals het pleidooi voor de invoering van een Constitutioneel Hof. Dit nieuw op te richten Constitutioneel Hof zou wetten mogen toetsten aan de in de Grondwet opgenomen grondrechten. Nu is dat door de Grondwet uitgesloten door het toetsingsverbod in art. 120 GW. Veel van de opgenomen voorstellen zijn in enigerlei variant eerder gedaan. Enkele voorstellen – zoals een Wet op de decentralisatie en inzake de digitale beïnvloeding van de democratie – zijn nieuw. Hoewel in de ‘Tussenstand’ keurig wordt gewerkt op basis van een probleemverkenning en van probleem naar oplossing wordt geredeneerd, is het geheel wel een beetje een allegaartje geworden. Niets steeds is duidelijk op basis van welke criteria samenhang zou moeten ontstaan. Van alles en nog wat wordt stevig bij de horens gevat, maar ook is veel weggelaten. Voor elk wat wils derhalve – er kan dus selectief worden ‘geshopt’ – , maar een erg gestructureerde indruk wekt het geheel niet.
En dan is er ook nog de vraag wat het effect moet zijn van deze ‘Tussenstand’. Zo wordt betreffende het referendum een voorkeur uitgesproken voor een correctief-bindend referendum, te realiseren door een verandering van de Grondwet. Op zijn vroegst te realiseren over ongeveer een klein decennium, zo rond het jaar 2029. Ondertussen beklemtoont de Staatscommissie dat dit referenduminstrument van substantiële betekenis kan zijn voor de democratie. Het is een waardevolle aanvulling op de representatieve democratie, vooral ook voor hen die over minder mogelijkheden beschikken om politieke en bestuurlijke invloed uit te oefenen. Maar dan is er toch ook alle reden om in de hele lange aanloop naar het bindend referendum te experimenteren met allerlei niet-bindende varianten.
Op decentraal niveau wordt al lange tijd gewerkt met vormen van zelfbinding en via die formule wordt vrijwel altijd – als aan de andere voorwaarden is voldaan – de meerderheidsuitspraak van de kiezer gevolgd. Om die reden zou het heldhaftig zijn geweest indien de Staatscommissie – in de aanloop naar de beslissing in de Eerste Kamer – zou hebben verkondigd dat de vele lokale, niet bindende-referenda en ook het nationale niet-bindende referendum – mits goed vormgegeven – een prima leerschool zijn in de aanloop naar uiteindelijk het bindend referendum.
In de toelichting meldde voorzitter Remkes echter dat juist de problemen van het niet-bindende nationale referendum aanleiding vormen voor de staatscommissie om een voorkeur uit te spreken voor de bindende variant. Het tussenrapport bevat hier nog heel weinig over. Van de Staatscommissie mag hier dus een gedegen en overtuigende analyse worden verwacht, waarbij tevens uitvoerig wordt ingegaan op de nogal succesvolle praktijk van de lokale, bijna-bindende referenda.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.