Advertentie

Retorica

´Statistiek is een hoer!´ brulde een vriend enthousiast toen hij hoorde wat PVV Tweede Kamerlid Lilian Helder had geopperd over statistisch onderzoek naar het verschil tussen taakstraf en vrijheidsstraf.

08 april 2011

Zij vond dat er appels en peren werden vergeleken. En dat het onderzoek zeker niet de conclusie  rechtvaardigde dat taakstraffen tot minder recidive leiden dan gevangenisstraf. Ik moest direct denken aan de uitspraak van een Amerikaanse president: ´there are lies, big lies and statistics.´

 

Helder liet zich vervolgens dom genoeg verleiden tot een discussie over de vraag of statistiek wetenschap is of niet, en derhalve vertrouwd kan worden. Nu weet ieder weldenkend mens dat statistiek géén wetenschap is. Want wetenschap heeft in de verte altijd nog iets met feiten te maken. Statistiek heeft nooit met feiten te maken.

 

Kijk maar: statistisch gezien krijgt de Nederlandse vrouw 1,8 kinderen. Maar vindt maar eens een vrouw die 1,8 kinderen heeft gekregen.

 

Nog een voorbeeld. Bij het eerste kind dat wij kregen, verzekerde het consultatiebureau ons dat onze dochter geen extra vitamine D en A hoefde te slikken. Dat was wetenschappelijk onderzocht, zo werd ons verzekerd. Toen vier jaar later onze tweede werd geboren, benadrukte de mevrouw van het consultatiebureau dat wij onze zoon toch vooral extra vitamine A en D moesten geven. Precies het omgekeerd aan het eerdere advies. Want er was een onderzoek geweest waaruit het belang daarvan bleek. Onderzoek? Nou ja, een statistisch onderzoek dan.

Statistiek creëert een werkelijkheid die niet bestaat. Of een werkelijkheid die zich aanpast aan de tijdgeest. Dat noem ik zinsbegoocheling, of goochelarij. Is statistiek daarmee zinloos? Zeker niet. Het geeft goede mogelijkheden tot amusement en is heel goed te gebruiken in de retorica, de kunst van het overtuigen. Als in een politieke discussie geen inhoudelijke argumenten meer te vinden zijn, en de politicus niet in staat is de tegenspraak te slechten met grof geweld, dan kan hij of zij zich altijd nog beroepen op statistisch onderzoek.

 

En trouwens, niet alleen de politicus. Het Zwitserse bedrijf Transocean, eigenaar van het boorplatform dat vorig jaar zonk in de Golf van Mexico, geeft zijn bestuurders dit jaar een bonus, loonsverhoging en een optiepakket. Het bedrijf stelt: "Niettegenstaande de tragische gebeurtenissen in de Golf van Mexico, kunnen we voorbeeldige veiligheidsstatistieken voorleggen als men kijkt naar het aantal incidenten en de ernst daarvan."

 

Ik ben er nog niet uit of dit gebruik van statistiek onder ‘amusement’ of onder ‘retorica’ valt.

 

Maar terug naar de politiek. Kamerlid Helder formuleerde haar kritiek op statistisch onderzoek onhandig, door de techniek van het onderzoek te willen bestrijden. Ze had simpelweg moeten aangeven dat ze dit onderzoek niet goed vond omdat de onderzoeker geen onderzoek heeft gedaan naar feiten, maar naar de bevestiging van zijn vooroordelen. Statistiek biedt daar alle mogelijkheid toe.

 

Het was een onweerlegbaar argument geweest. Dat had retorisch meer indruk gemaakt, daar in de Tweede Kamer. Maar nu stond Helder een beetje te hakkelen terwijl haar collega´s en de media haar onderuit haalden. Wat statistisch gezien wel vaak voorkomt bij PVV´ers. Niet omdat ze altijd ongelijk hebben. Maar omdat ze zich te snel laten overbluffen. De meeste Kamerleden zijn namelijk beter in retorica en amusement, dan in wetenschap. Of statistiek.

Paul Lensink

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Jasper van Dijck / Trainee provincie Noord-Brabant
Ik hoop dat Paul Lensink deze column geschreven heeft om te provoceren. Zo ja, dan is dat gelukt.

Statistieken zijn inderdaad makkelijk te vervalsen door ontwikkkelingen weer te geven over een gelimiteerd aantal jaar in plaats van de data in een breder perspectief te plaatsen voor de ontwikkeling over een grotere periode te bekijken. Een voorbeeld hiervan is het, in het nieuws breed uitgemeten, onderzoek van het CBS over de gezondheid van de Nederlandse jeugd.

Los daarvan, vind ik dat de heer Lensink uiterst naief in zijn opvattingen over statistiek. De heer Lensink brandt statistiek als wetenschap volledig af omdat het geen deterministische waarheid biedt. Dat komt omdat mensen geen cijfers zijn: ze hebben een eigen wil. Daardoor kan je nooit bepalen wat een individu zal doen. Je kan wel voorspellen wat individuen met grote waarschijnlijkheid zullen doen.

En dat is waar sociaal onderzoek op gebaseerd. Dat is ook waar veel beleid op gebaseerd is: statistiek. Zonder statistiek als benadering van de waarheid zouden we gedoemd om alle zaken casuïstiek op te pakken en dezelfde fouten te blijven maken.

Op persoonlijk niveau: onze hersenen doen niets anders dan informatie categorisch opslaan en zich beroepen uit ervaringen uit het verleden. Deze geven natuurlijk geen garantie voor de toekomst, maar je handelt er wel naar. Je weet dat als iemand je op je gezicht wil slaan dat dat pijn zal doen. Maar misschien doet het geen pijn en breekt die persoon zijn hand op je gezicht . De kans is echter vele malen groter dat jij degene bent die pijn zal ervaren, dus zal je het proberen te ontwijken.

Hiernaast had mevrouw Helder niet een volledig geaccepteerde wetenschappelijk methodologie onderuit hoeven halen om haar punt duidelijk te maken. Sterker nog, ze had die methodologie kunnen gebruiken in haar voordeel. Ze had kunnen geargumenteren dat er een selectie-effect bestaat tussen overtreder die een taakstraf toegewezen krijgt in tegenstelling tot een overtreder die een gevangenisstraf krijgt toegewezen. De reden waarom sommige overtreders een taakstraf krijgen toegewezen is omdat de KANS dat ze recidiveren kleiner wordt GESCHAT. Daarop bouwend had ze kunnen beargumenteren dat deze KANS niet aanvaardbaar is omdat het gaat over de veiligheid van de Nederlandse bevolking.

Als laatste wil ik graag zeggen dat ik wel volledig eens ben met de heer Lensink zijn opmerking over het consultatiebureau. Echter valt dit bureau in de categorie 'alles wat ik lees klopt' en dat gebruiken we als legitimatie voor onze acties. Als we iets lezen, of een statistiek zien, dan kunnen we toch wel ons eigen oordeel vellen over de geleverde informatie? Dat zonder op naïeve wijze iets aan te kant te schuiven zonder te realiseren dat elk individu er dagelijks op meerdere manieren mee bezig is.
Jeroen Toet / Adviseur
Ik sluit mij aan bij de heer Van Dijck. Statistiek is niet zozeer wat fout is, maar het onjuist op waarde schatten van de (toepasbaarheid van de) data. Het gaat er uiteindelijk om wat voor conclusies eruit worden getrokken en hoe deze worden toegepast.

Ik ben trouwens zeer benieuwd naar wat de heer Lensink onder 'feiten' verstaat. Epistemologisch is het woord 'feit' namelijk zeer discutabel. Zo heeft de beroemde filosoof Karl Popper wel eens geschreven dat een 'feit' eigenlijk niet meer is dan een consensus, van een significante groep beoefenaars van een ‘wetenschap’, over de aard van een bepaalde waarneming. Hij concludeerde dat een 'feit' eigenlijk nooit met recht een 'feit' te noemen is (gezien het feit dat onze waarneming niet onfeilbaar is), maar dat we voor het gemak, wanneer zo'n consensus bereikt is maar op moeten houden met het in twijfel trekken van de waarheid van zo'n waarneming, omdat je dit tot het einde der dagen zou kunnen doen. Een feit is dus eigenlijk een soort conventie over een waarneming (en eventueel de apparaten die de waarneming doen). Hierachter schuilt vaak ook een bepaalde theorie die de waarneming, het 'feit' een betekenis en waarde toedicht. Feiten zonder theorie, welke vaak ook niet geheel gevrijwaard zijn van retoriek, zijn niet-bestaand.

Hier dient tevens opgemerkt te worden dat 'wetenschap' zeer nauw verbonden is met retorica. Zo schreef de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn in zijn ' De Structuur van Wetenschappelijke Revoluties' dat in de wetenschap men uitgaat van bepaalde paradigma's. Wetenschappers worden gesocialiseerd binnen zo'n paradigma. Derhalve is een wetenschapper op zoek naar bevestiging ervan. Men wil altijd graag de 'eigen' (of eigenlijk geïndoctrineerde) denkbeelden bevestigd zien en bij de groep horen. Elke anomalie, elke kromheid, zal worden verklaard binnen het bewuste paradigma, met vaak beunhazige en retorische theorieën, waardoor het theoretische gat tijdelijk wordt gedicht. Elke dissident die het paradigma ter discussie stelt wordt geridiculiseerd en retoriek wordt hierbij niet geschuwd. Op een gegeven moment wordt het veld met de hap-snap theorieën om de theoretische anomalieën op te vullen zo groot, dat het onhoudbaar wordt. Concurrerende paradigma’s worden dan voorgesteld. Hieruit volgt vaak een paradigmastrijd, een strijd waarin niet alleen de beste ‘feiten’ gelden, maar zeker ook retoriek, want om het leidende paradigma te blijven of te worden, moet men een meerderheid in de wetenschappelijk wereld erachter zien te scharen. Leuke voorbeelden uit de geschiedenis van de strijden omtrent wetenschappelijke paradigma's zijn bijv. hoe Galileo en zijn theorie werden gezien door zijn tijdgenoten en de toenmalige 'powers that be'. Een ander voorbeeld is de 'wetenschap' omtrent de verbranding van materie, welke nog tot een niet zoveel aantal eeuwen geleden, zoals het toenmalige paradigma (en dus het leeuwendeel van de toenmalige 'wetenschappelijke' wereld) dicteerde, werd veroorzaakt door het wondere deeltje 'phlogiston'. Inmiddels weten we wel beter, althans totdat er wellicht een betere theorie een verklaring kan bieden.

Kortom, 'wetenschap' is dus niet zo vastliggend, objectief en gevrijwaard van retoriek en ‘feiten’ zijn dus niet zo hard als de heer Lensink impliceert in zijn betoog.

Ik ben hierom dan ook benieuwd naar wat de heer Lensink als 'echte' wetenschap ziet. Daarnaast ben ik zeer benieuwd naar wat de heer Lensink als alternatief wil gebruiken voor statistiek in beleids- en theorievorming. Staat hij bijvoorbeeld een compleet rationalistische, a priori werkwijze voor? Zoals Plato bijvoorbeeld.
Advertentie