Een verre, nogal stugge vriend
Op 20 maart zijn de verkiezingen voor Provinciale Staten en de waterschappen. In een serie belicht Binnenlands Bestuur een aantal hete hangijzers. In het vierde deel: raadsleden over hun provincie.
Gemeenteraadsleden hebben een haat-liefdeverhouding met de provincie. Ze willen graag meer contact met Provinciale Staten, maar vinden de provincie ook star en stug. Dat blijkt uit een enquête van Binnenlands Bestuur en Citisens onder ruim 1.200 raadsleden.
Provinciale Staten en de waterschappen
Op 20 maart zijn de verkiezingen voor Provinciale Staten en de waterschappen. In een serie belicht Binnenlands Bestuur een aantal hete hangijzers. In het vierde deel: raadsleden over hun provincie.
Raadsleden over hun contact met de provincie
Afstandelijk, bureaucratisch, onzichtbaar en controlerend zijn de kwalificaties die raadsleden aan het provinciebestuur geven. Wendbaar is het provinciebestuur in de ogen van raadsleden absoluut niet, evenmin als ondernemend. Ruim een derde van de raadsleden (39 procent) vindt dat de provincie ontwikkelingen in haar gemeenten in de weg staat. Van de lokale partijen is zelfs meer dan de helft van de raadsleden (52 procent) die mening toegedaan. Raadsleden van lokale partijen zijn over het algemeen negatiever over de provincie dan hun collega- raadsleden van landelijke partijen.
Afschrijven die provincie, zou je dan denken, maar dat willen de meeste raadsleden nu ook weer niet. Ruim vier op de tien raadsleden (43 procent) vinden de provincie zeker geen overbodige bestuurslaag, een op de drie raadsleden (34 procent) vindt dat wel. Ook hier is een verschil van mening tussen lokale en landelijke partijen. 43 procent van de ‘lokalo’s’ vindt dat de provincie kan worden opgeheven, tegen 31 procent van de raadsleden van landelijke partijen. Bijna acht op de tien raadsleden (77 procent) vinden dat voor een goed lokaal bestuur samenwerking tussen raad en Provinciale Staten noodzakelijk is, een op de tien raadsleden is het daarmee oneens.
Frustratie
Wel moet de relatie tussen gemeente en provincie worden verbeterd, vinden zeven op de tien raadsleden. Er is vooral meer wederkerigheid nodig. Bijna de helft van de raadsleden (45 procent) vindt dat de provincie haar gemeenten niet als gelijkwaardige partner behandelt, slechts 21 procent vindt van wel. ‘Ik kan me voorstellen dat daar een deel van de frustratie van de raadsleden vandaan komt’, stelt Frank van Kooten, onderzoeker bij Citisens. ‘Provincie en gemeenten hebben elkaar nodig, zeker gezien de opgaven op het gebied van duurzaamheid en de energietransitie. In dat opzicht zou het goed zijn om elkaar als gelijkwaardige partners te zien.’ Ook moet er meer afstemming tussen gemeente en provincie plaatsvinden, vinden raadsleden. De provincie heeft kortom nog wel wat missiewerk te doen.
‘Raadsleden zien het nut van de provincie in, maar hebben wel opmerkingen over het functioneren. Raadsleden willen daarin verbeteringen’, concludeert ook bestuurskundige Julien van Ostaaijen (Universiteit van Tilburg). ‘77 procent van de raadsleden geeft aan dat samenwerking tussen raad en Provinciale Staten noodzakelijk is voor een goed lokaal bestuur.
Aan de andere kant stellen ze dat er meer wederkerigheid nodig is. Ik zie dat als een uitnodiging aan de provincie om zo veel mogelijk te investeren in de relatie met gemeenten.’ Dat geldt volgens Van Ostaaijen ook als wordt gekeken naar de kwalificaties die raadsleden aan het provinciebestuur geven. ‘Dan komen er over het algemeen de wat negatieve en traditionele clichébeelden over deze bestuurslaag naar voren, zoals bureaucratisch, afstandelijk en onzichtbaar. Van een hedendaags bestuur verwacht men dat het wendbaar, verbindend en ondernemend is. Daar scoort de provincie in dit onderzoek laag op. De provincie kan zeggen dat ze dat ook wil, of meent dat soms ook te zijn, maar vanuit de optiek van raadsleden is er werk aan de winkel.’
Behoefte
‘Raadsleden zitten in een soort dubio van wat ze nu met die provincie aan moeten’, concludeert Van Kooten. Want de contacten tussen gemeenteraad en Staten worden door 49 procent als goed tot zeer goed ervaren. 43 procent is daar tevreden noch ontevreden over. Slechts 8 procent kwalificeert het contact met de provincie als ronduit slecht. Maar liefst 64 procent van de raadsleden wil dat er in de komende provinciale bestuursperiode vaker contact is tussen raad en Staten. ‘Er is, ondanks dat raadsleden best negatief denken over de provincie, wel degelijk behoefte aan contact’, aldus Van Kooten.
De gemeenteraadsleden steken voor een deel ook de hand in eigen boezem, ziet Van Kooten. Want raadsleden geven ook aan dat de gemeente de provincie meer als natuurlijke partner moet gaan beschouwen. Ook moet de gemeente de provincie vaker bijpraten over belangrijke gemeentelijke ontwikkelingen. Van Kooten: ‘In de antwoorden van de raadsleden zie je dat ze dat als een gedeelde verantwoordelijkheid zien.’
Ook de contacten tussen afzonderlijke raadsleden en hun Statenfractie zijn niet heel erg frequent, zo blijkt verder uit het onderzoek. Een op de vijf raadsleden geeft aan dat er ‘regelmatig’ contact is met de Statenfractie, en slechts een op de veertien dat er vaak contact is. Bijna een op de vier raadsleden (23 procent) stelt dat er nooit contact is. Raadsleden van D66 en GroenLinks lijken net wat vaker contact te hebben met hun provinciale partijgenoten dan die van de PvdA, CDA en VVD. Het contact dat er is, wordt over het algemeen als goed tot zeer goed ervaren. Slechts een op de 25 raadsleden is daar negatief over. Bijna zes op de tien raadsleden willen de komende vier jaar vaker contact met hun provinciale broeders en zusters.
Voortrekkersrol
Raadsleden verwachten van de provincie de komende vier jaar een voortrekkersrol op vooral de energietransitie, infrastructuur, de Omgevingswet en het milieu, zo blijkt verder uit het onderzoek. ‘Alle vier zijn dat omvangrijke
lokaal overstijgende ontwikkelingen. Ik snap wel dat er vanuit raadsleden behoefte is aan ondersteuning vanuit de provincie’, stelt Van Ostaaijen. De Omgevingswet is een ingewikkeld dossier waarbij alle hulp welkom is, schat de bestuurskundige in. Van gemeentelijke herindelingen moet de provincie afblijven, vinden raadsleden. Maar liefst 64 procent stelt dat herindelingen geen taak van de provincie zijn, slechts 19 procent vindt van wel. Het is 17 procent om het even; 6 procent heeft er geen mening over.
Raadsleden is in het onderzoek ook gevraagd of ze campagne (gaan) voeren voor de Statenverkiezingen. Drie op de vier raadsleden van landelijke partijen zeggen dat te (gaan) doen. Het animo daarvoor lijkt het grootst onder Groen- Links-raadsleden (90 procent), gevolgd door die van D66 (86 procent) en PvdA (82 procent). VVD’ers lijken het minst te popelen om campagne te voeren voor hun provinciale partijgenoten. De campagnebereidheid is ten opzichte van vier jaar geleden afgenomen. Toen gaf 88 procent van de raadsleden aan, zeker campagne te zullen gaan voeren.
Flyeren staan nog altijd al bovenaan de lijst van campagne-instrumenten, gevolgd door campagnevoeren via social media en het bijwonen van bijeenkomsten. Vier op de tien raadsleden (41 procent) vinden overigens de verkiezingen voor de Eerste Kamer belangrijker dan de Statenverkiezingen. Een op de drie raadsleden (34 procent) vindt dat niet en nog eens een kwart (24 procent) staat er neutraal in. Dat was vier jaar geleden ook het geval.
Verantwoording onderzoek
De online enquête onder raadsleden is van dinsdag 12 februari tot en met woensdag 20 februari gehouden. In totaal hebben 1.233 raadsleden de vragenlijst ingevuld. De campagnevragen zijn alleen gesteld aan raadsleden die aan nationale partijen zijn verbonden. Voor de variabelen gemeentegrootte, provincie en politieke voorkeur vormen de raadsleden die aan onderzoek hebben deelgenomen een goede afspiegeling van het totaal aantal raadsleden in Nederland. Door afrondingsverschillen tellen de percentages niet altijd op tot 100 procent.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.