Politisering van het burgemeestersambt
De Eerste Kamer heeft geoordeeld. Rob Jetten (D66) heeft zijn triomf. Na ruim zestig jaar is de barrière geslecht voor de invoering van een andere benoemingswijze van burgemeester en CdK. Maar voor D66 is de buit nog bepaald niet binnen als het gaat om de gekozen burgemeester. De benoeming kan nu weliswaar bij gewone meerderheid door de wetgever worden geregeld, maar wat moet of zal het gaan worden?
Premier Ruttte heeft aangegeven dat er tijdens deze kabinetsperiode geen plannen voor wetgeving zijn. Dat geeft ruimte en tijd om goed na te denken en dat is nodig ook. En het meest interessante daarbij is dat het in dat debat maar heel gedeeltelijk zal gaan over de zeggenschap van burgers over hun burgemeester. Indien de bestaande situatie wordt gehandhaafd, zijn er weinig effecten. Maar vrijwel iedere andere verandering heeft gevolgen voor de positie van de gemeenteraad, de wethouders, het college, de bevoegdheidstoedelingen, de verhouding tussen nationaal, provinciaal en decentraal, de ordening van politie en openbare orde etc. Het debat moet dan gaan over een ander, gewijzigd gemeentelijk en provinciaal bestuursstelsel. De positie van de burgemeester is daarvan maar een beperkt, hoewel niet onbelangrijk onderdeel.
Dit debat hoeft niet van voren af aan te worden begonnen. Door de Dualiseringswetten ging in 2002 en 2003 het gehele bestuursstelsel in de steigers en op de schop. De keuzes van de Staatscommissie Dualisering waren gebaseerd op een inventarisatie van mogelijke bestuursmodellen. Door de deskundige ambtelijke staf van de Staatscommissie werden op basis van welomlijnde uitgangspunten zes bestuursmodellen ontwikkeld en uitgeschreven. Drie van die modellen nemen als uitgangspunt een enkele kiezerslegitimatie. Dat betekent alleen een verkiezing van de gemeenteraad. In de andere drie modellen is er sprake van zowel een verkiezing van de gemeenteraad als van een rechtstreekse verkiezing van de burgemeester.
Het aardige van deze zes modellen nu is dat de positie van de burgemeester in ieder van die modellen een andere is. En dat maakt deze zes dualisme-varianten zeer geschikt om te zien wat de effecten op de andere betrokkenen zijn als de benoeming van de burgemeester in de ene of de andere richting wordt veranderd. Om daar een voorbeeld van te geven. In het de vijfde model van de Staatscommissie is het de gekozen burgemeester die als collegeformateur optreedt, maar de gemeenteraad blijft de wethouders benoemen.
In de scherp-dualistische zesde variant is het de burgemeester die als formateur de wethouders benoemt, een cruciaal verschil. In dat verband is ook van cruciale betekenis hoe je van een gekozen burgemeester afkomt. De ontslagprocedure is misschien nog wel belangrijker dan de verkiezingsprocedure. Veel tegenstanders van de gekozen burgemeester vrezen dat met veel campagnegeld burgemeestersposities gekaapt kunnen worden door personen die daar mogelijk wat minder geschikt voor zijn. En als het dan uit de hand is gelopen, zou er een mogelijkheid voor gemeenteraad en burgers moeten zijn om die gekozen burgemeesters tussentijds weg te sturen.
In de verschillende modellen worden deze ontslagmogelijkheden uitgebreid onder de loep genomen en beargumenteerd. Bij de uiteindelijke keuze uit deze zes hoofdvarianten van dualisering – veel andere zijn er niet – is echter de alles beslissende vraag of Nederland toe is aan een gepolitiseerd burgemeestersambt en afscheid wil gaan nemen van het neutrale, boven de partijen staande ambt. Die neutraliteit heeft zijn waarde bewezen en moet niet zo maar worden opgeofferd. Het was om die reden dat een meerderheid van de Staatscommissie destijds adviseerde om in de grote steden te gaan experimenteren met een of meer varianten van de rechtstreeks gekozen burgemeester. Een voorstel om nog eens aan terug te denken.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.