Parlement en statistiek
Het was even niet de week van PVV-Kamerlid Lilian Helder die statistiek geen bruikbare grondslag vond voor het nemen van beslissingen, in dit geval over het nut van taakstraffen versus gevangenisstraf.
Helder vond dat je mensen noch individueel noch op groepsniveau met elkaar kon vergelijken ‘omdat mensen nu eenmaal verschillend zijn’. De door het kabinet ingezonden statistieken legt ze daarom liever terzijde of, in haar woorden, neemt ze voor kennisgeving aan. Maar lezen zal ze de publicaties niet.
Is er dan wel voldoende kritisch vermogen in ons parlementair systeem in bijvoorbeeld de financiële besluitvorming? Kan het parlement afgaan op begrotings- en verantwoordingsinformatie van het kabinet? Zijn er voldoende financiële waakhonden en waarborgen rond het parlement? Ik ben daar niet zo zeker van. Dat ligt niet aan de immer onzekere ramingen van het CPB. Het valt hen niet helemaal aan te rekenen dat ons eind 2008 een recessie overviel of dat jaarramingen voor de economie en begroting met onzekerheden omgeven zijn. Er zijn een aantal andere zaken die meer meespelen.
Ten eerste weten we uit Europees verband dat niet zonder meer mag worden afgegaan op de integriteit van informatie. Het Griekse drama is het makkelijkste voorbeeld. Jarenlang bedrogen de Grieken elkaar, en Europa met een gefabriceerde, incorrecte voorstelling van zaken over tekort, schulden en bezittingen om zo pijnlijke beslissingen te vermijden. In de toekomst zal dit vaker gaan spelen. In landen bijvoorbeeld waar door de Europese budgettaire toets lagere overheden strenger gecontroleerd gaan worden door centrale overheden, zal een enorm machtsspel ontstaan waarin budgettaire informatie cruciaal is, maar manipuleerbaar. Denk aan Catalonië versus de Spaanse regering. In Nederland toont de Rekenkamer zich aanhoudend bezorgd over de volledigheid en kwaliteit van informatie. Bij infrastructurele projecten lijkt die immers veel beter op orde, maar rond de JSF blijft ook nu nog een waas van onduidelijkheid hangen.
Een tweede zorg is dat er te weinig tegenkrachten zijn. Neem Ierland, dat nu aan het Europees infuus hangt. Een recente studiegroep keek minutieus na of in de jaren voor de crisis waarschuwingssignalen waren afgegeven door deskundige insiders of opinieleiders, dan wel door het IMF, de OESO of de EU. Dat zou je toch mogen hopen, zeker toen in 2008 de vastgoedbubbel knapte en banken en overheid zeer zwaar onderuit gingen. Het bleek echter geheel niet het geval te zijn. Een betrokken official erkende off the record het falen van de toezichthoudende instituties. Men had het niet zien aankomen en het collectief verblindde Ierland was dus geheel niet gewaarschuwd tegen naderend systeemfalen. Pijnlijk.
Ten derde, alleen een deskundig en actief parlement kan door een kritische bejegening incomplete, onduidelijke of misleidende budgettaire informatie ontmaskeren. Een enkele deskundige hoogleraar overheidsfinanciën (Dijkgraaf, SGP) of kundige ex-financieel journalist (Groot, PvdA) in de Kamer is dan niet voldoende. Er lijkt me ook een veel zwaarder eigen onderzoeksbureau nodig, maar dat heeft Nederland nog steeds niet. En zelfs dan, met een houding als van mevrouw Helder, wordt het ook dan niet snel beter.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.