Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Omgevingsdienst mist draagvlak

Omgevingsdiensten zijn keihard nodig om milieuhandhaving op het gewenste niveau te krijgen, zegt Sybilla Dekker. De oudminister, aangesteld als bestuurlijk ambassadeur, merkt dat veel decentrale overheden nog tegensputteren.

26 maart 2011

Gemeenten en provincies krijgen van staatssecretaris Joop Atsma (Infrastructuur en Milieu, CDA) tot juni de tijd om een afgerond plan in te dienen voor de vorming van omgevingsdiensten in hun regio. Als zij hierin niet slagen, zal het kabinet ingrijpen en maatregelen zo nodig wettelijk afdwingen. In de tussentijd gaat oud-VROM-minister Sybilla Dekker in alle provincies om tafel met commissarissen van de koningin, gedeputeerden en wethouders. ‘Ik wil commitment van de bestuurders, en daar wordt nu hard aan gewerkt.’

 

Sybilla Dekker werd vorig jaar zomer door de gezamenlijke overheden aangesteld als ‘ambassadeur en bestuurlijk boegbeeld’ voor de omgevings- of regionale uitvoeringsdiensten (rud’s). Eén van haar taken is ‘met een oliekannetje door het land te trekken’ om partijen op één lijn te krijgen, zoals VNG-bestuurslid Henk Aalderink het eerder verwoordde. In dat opzicht is er nog meer dan genoeg werk aan de winkel, beaamt Dekker. Want de onderhandelingen over de rud’s gaan met horten en stoten.

 

Dekker: ‘Er wordt te veel naar binnen gekeken. Dat gebeurt altijd als je, zoals nu, een soort strijd krijgt. Ook door adviesbureaus is vooral gekeken naar de eenduidigheid van organisaties. Ik roep bestuurders op om van buiten naar binnen te kijken. We doen het voor onze burgers en voor het bedrijfsleven. Zij zijn onze klanten. Dat mag niet uit het oog worden verloren. Als bestuurder moet je jezelf afvragen: voor wie doe ik het, en welke kennis heb ik daarbij nodig? Het Westland heeft met zijn glastuinbouw heel andere behoeftes dan de Rijnmond met zijn chemische industrie.’

 

Kwaliteitsverbetering

 

De te vormen rud’s moeten taken op het gebied van milieuhandhaving, -vergunningverlening en -toezicht gaan uitvoeren. Dit werk wordt nu nog gedaan door provincies, gemeenten en - in mindere mate - waterschappen en het Rijk. Bij gesprekken over de rud’s wordt ook gekeken naar taken op het gebied van bouw en ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de omgevingsdiensten is kwaliteitsverbetering. Door de operatie veranderen duizenden ambtenaren van vooral provincies en gemeenten van werkgever en/of werkplek.

 

‘Decentrale overheden zijn vaak bang dat ze bevoegdheden kwijtraken’, zegt Dekker. ‘Het besef dat het uitsluitend gaat om de overdracht van uitvoerende taken, lijkt nog niet overal te zijn geland. Het bevoegd gezag blijft waar het is. Maar in de discussie lopen taken en bevoegdheden door elkaar heen. Vaak wordt geschermd met de lokale autonomie. Maar autonomie wil ook zeggen dat je verantwoordelijk bent voor een goede organisatie. Als publieke dienstverlener moet je je zaken op orde hebben. Anders vul je je autonome positie niet goed in.’

 

Concreet betekent dit volgens Dekker dat provincies en gemeenten verder moeten kijken dan hun neus lang is. Al heeft ze begrip voor de gevoeligheden bij met name gemeenten: ‘Het is een ingewikkeld proces. Gemeenten hebben het gevoel dat ze afstand moeten doen van belangrijke taken die ze altijd zelf hebben uitgevoerd. De vergunningverlening wordt vaak gezien als een voorname toegang tot burgers en bedrijfsleven. Dat voedt de twijfel die over de rud’s bestaat.’

 

Maar, zegt Dekker: ‘Zeker kleine gemeenten zijn niet altijd in staat om het werk goed uit te voeren. Neem de brand in Moerdijk. Je zag hoe die crisis werd gemanaged door de gemeente. (PvdA-burgemeester Wim Denie stapte na een grote brand bij het bedrijf Chemie-Pack uiteindelijk op, om ruimte te maken voor zijn  partijgenoot Jan Mans, die wordt geacht ‘leiding te geven aan de nasleep van de brand’, red.). Een gemeente van een dergelijke omvang kan zo’n incident niet aan, en heeft vaak de juiste deskundigen niet in huis. Dat mag je van een gemeente van die omvang ook niet verwachten. De aanwezigheid van dergelijke typen bedrijven, vraagt om een gespecialiseerde dienst. Daarom is mijn stelling: zorg dat je dat als gemeente goed hebt geregeld. Bij een omgevingsdienst werken straks echte specialisten. Professionals. Dan kan een rud ook sparringpartner zijn voor bedrijven. Dat is pure winst voor alle betrokkenen.’

 

Dekker gaat ervan uit dat de komst van de rud’s ook in andere opzichten louter voordelen biedt. ‘Als uitvoerend ambtenaar word je binnen een rud scherp gehouden door je collega’s. Dat is een heel ander perspectief dan wanneer je met zijn tweeën op een afdeling werkt. En doordat de organisatie op enige afstand komt te staan, is de cultuur van “we regelen het wel even” ook meteen voorbij.’

 

Spiegel

 

Tijdens haar gesprekken in de provincies houdt Dekker de bestuurders een spiegel voor. ‘Dan zeg ik: dit is mijn beeld, klopt dat? Waar staan jullie dan? Hoe gaan we ervoor zorgen dat we tot resultaat komen? Het besef dat er iets moet gebeuren, is er wel. Maar het gaat niet altijd gemakkelijk.’

 

Zo bleek in Flevoland dat de gemeenten Urk, Noordoostpolder en Dronten in plaats van een provinciebrede omgevingsdienst, een ‘netwerkachtige constructie’ wilden laten onderzoeken. Dit model wordt ook in onder meer Overijssel onderzocht. Bij deze zogeheten netwerkrud gaat het er om dat ambtenaren hun werkplek kunnen behouden, en dat virtueel een gezamenlijke organisatie ontstaat.

 

Dekker: ‘Het is aan de provincies en de gemeenten om dit verder uit te werken. De gedachte van zo’n netwerk is natuurlijk heel modern. Daar is op zichzelf niets tegen. Maar daar hoort wel bij dat het een echte organisatie wordt. We kunnen niet hebben dat mensen gaan denken: ik blijf de dingen doen, zoals ik ze doe. Als alleen de manier van werken wordt aangepast, dan is dat niet voldoende. Het moet duidelijk zijn wie de bevoegdheid heeft, wie de directeur is, hoe de verantwoordelijkheidslijnen lopen, en hoe de stroomlijning van het werk is. We praten over afstemming van de vergunningverlening, eenduidigheid bij het toezicht, en het beter regelen van de handhaving. Dat móét je wel onderbrengen in één organisatie.’

 

Dat externe factoren de discussie soms ernstig bemoeilijken, bleek Dekker toen zij de financiële bijsluiter van het regeerakkoord las. Vanwege te verwachten efficiencyvoordelen door de rud’s, kondigt het kabinet hierin een korting aan op het ‘Provincie en/of Gemeentefonds’. Deze loopt op tot 100 miljoen euro in 2014.

 

‘Ik vind het niet handig’, reageert Dekker. ‘Hiermee frustreer je als kabinet toch een proces dat gaande is. En bovendien: die efficiency is nog helemaal niet bereikt. Hoe kun je die efficiencykorting dan nu al inboeken? Dit heeft voor scheve ogen gezorgd. Jammer.’

 

Dekker zal haar adviezen uiteindelijk indienen bij staatssecretaris Atsma, die ze vervolgens deelt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Inter Provinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. Vooralsnog geeft Dekker de regio’s de ruimte. Zo heeft de provincie Limburg gevraagd of de oud-bewindsvrouw nog even wil wachten met haar bezoek. ‘Ik heb gezegd: dat is prima, maar dan verwacht ik wel dat jullie in de tussentijd aan het werk gaan. Ik neem geen verantwoordelijkheden over, maar wijs mijn gesprekspartners wel op die van hen. Je kunt wel zeggen dat het je niet past, of dat je het allemaal lastig vindt, maar uiteindelijk moet je die stap durven maken.’

 

Daarbij past de bestuurders enige bescheidenheid, vindt Dekker: ‘Provincies en gemeenten moeten zich realiseren dat zij werkgever zijn van mensen. Het gaat niet alleen over de bestuurders, over de gemeente als instituut, over de belangrijke rol van de provincie, of over autonomie - uiteindelijk gaat het om de mensen die werk uitvoeren voor de bestuurders. Voor hen moet er duidelijkheid komen, en zekerheid. Dat hoort bij goed werkgeverschap.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie