Raad versus de Staten
Wat vinden raads- en Statenleden van de aantrekkelijkheid van hun ambt?
Wat vinden raads- en Statenleden van de aantrekkelijkheid van hun ambt? Hoe staat het met de dualisering en welke integriteitsdilemma’s spelen er? Necker van Naem deed een midterm-onderzoek onder raadsleden in maart 2020 (net voor de coronapandemie) en onder Statenleden in maart 2021. De overeenkomsten tussen de volksvertegenwoordigers blijken groter dan de verschillen.
Betrokkenheid is leidend
De financiële vergoeding of het krijgen van waardering vormen zelden de motivatie voor raads- en Statenleden om zich verkiesbaar te stellen. Zij doen hun werk vooral uit maatschappelijke betrokkenheid: omdat ze een bijdrage willen leveren aan de samenleving of hun politieke ideeën willen uitvoeren. Het overgrote deel van de raads- en Statenleden (zo’n 80 procent) is na twee jaar tevreden over de bijdrage die zij daadwerkelijk hebben kunnen leveren. ‘Goed nieuws voor de aantrekkelijkheid van het ambt’, vindt onderzoeker Daan Jacobs van Necker van Naem.
Even trots
Statenleden zijn net zo trots op hun werk als raadsleden dat een jaar eerder – voor de pandemie – waren. Ook zijn ze min of meer in dezelfde mate bereid zich weer verkiesbaar te stellen. Toch overweegt één op de vijf volksvertegenwoordigers na hun termijn te stoppen. Dit betreft relatief vaak nieuwkomers. ‘Daarmee is vooral de vraag hoe startende volksvertegenwoordigers een goed en realistisch beeld kunnen krijgen van wat het raads- en Statenwerk vraagt. Om zo te voorkomen dat de nieuwe aanwas ook weer snel afhaakt’, aldus Sabine van Zuydam van Necker van Naem.
Coalitie veel meer tevreden
De samenwerking met het college wordt door raadsleden en Statenleden vrijwel gelijk beoordeeld: respectievelijk 59 en 57 procent is tevreden. Hier gaan echter grote verschillen achter schuil. Raads- of Statenleden van oppositiepartijen zijn substantieel minder tevreden over de wijze waarop zij hun rol kunnen uitvoeren dan vertegenwoordigers van coalitiepartijen. En Statenleden van oppositiepartijen zijn hier nog negatiever over dan oppositieraadsleden.
Integriteit onder druk
Twee derde van de raads- en Statenleden zag in het voorgaande jaar niet-integer handelen bij een of meerdere collega’s. ‘Opvallend bij raadsleden is dat de gedragingen veelal te maken hebben met te nauwe relaties binnen de samenleving’, aldus Sabine van Zuydam. ‘Denk aan verstrengeling met eigen belangen of die van familie, vrienden en collega’s. Of het optreden als adviseur van burgers die een geschil hebben met de gemeente.’ Ook relatief veel Statenleden noemen het meestemmen over zaken waarbij iemand een persoonlijk belang heeft. ‘Maar vaker nog noemen zij het niet correct gebruiken van vergoedingen en declaraties.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.