Nationale bezwering e-wirwar
Met het Nationaal Uitvoeringsprogramma (NUP) moet een eind komen aan de ongestructureerde en te traag verlopende projecten voor elektronische dienstverlening door de overheden. Is die ambitie waar te maken? ‘Het NUP is een opsomming van projecten met onhaalbare deadlines.’
Geef meer sturing aan de elektronische dienstverlening door de overheid. Dat adviseerde de commissie- Postma/Wallage het kabinet een jaar geleden. In haar rapport Het Uur van de Waarheid constateerde deze commissie dat er onvoldoende samenhang is tussen ict-projecten van overheden. Bovendien zijn er grote verschillen in de uitvoeringssnelheid van projecten die met elkaar samenhangen.
‘De combinatie van deze twee problemen is zeer risicovol’, schreven Jan Postma en Jacques Wallage. ‘Praktisch alle beleidsdocumenten over e-overheid wijzen op de desastreuze uitwerking van falend ict-beleid op het imago van de overheid. Het gevoel van urgentie om hier iets aan te doen, ontbreekt. Zowel op bestuurlijk, politiek als ambtelijk niveau. Een Nationaal Urgentieprogramma (NUP) moet op korte termijn verandering brengen in deze situatie.’
Nu, een jaar na het verschijnen van Het Uur van de Waarheid, is het zover. Staatssecretaris Ank Bijleveld (Binnenlandse Zaken, CDA) en de voorzitters van het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben hun handtekening gezet onder het uitvoeringsprogramma. NUP is niet langer de afkorting van Nationaal Urgentieprogramma, zoals Postma en Wallage voor ogen stond, maar van ‘Nationaal Uitvoeringsprogramma betere dienstverlening en e-overheid’.
De ondertekenaars spreken de volgende uitgangspunten af voor digitale dienstverlening: de gebruiker staat centraal, administratieve lasten voor burgers en bedrijven verminderen en er is een duidelijke focus en prioriteitstelling. Het NUP richt zich op het uitvoeren van 19 prioriteiten en 6 voorbeeldprojecten. Een bestuurlijke regiegroep dienstverlening en e-overheid houdt in de gaten of de gemaakte afspraken worden nagekomen en of het NUP goed wordt uitgevoerd.
Overtuigingskracht
Namens het IPO is Peter Visser, gedeputeerde van de provincie Noord-Holland met onder andere ict in zijn portefeuille, lid van de bestuurlijke regiegroep dienstverlening en e-overheid. ‘Ik ben blij met het NUP’, zegt hij. ‘Eindelijk is er een focus op speerpunten. Er is afgestapt van het idee dat we als overheden alles moeten digitaliseren en langs elektronische weg toegankelijk moeten maken. Het is onzinnig iets waar maar twee keer per jaar naar wordt gevraagd, digitaal te ontsluiten. Het accent komt nu te liggen op minimumeisen waaraan overheidssites moeten voldoen. Het langs elektronische weg kunnen aanvragen van kapvergunningen, het vormen van digitale klantdossiers en dat soort nuttige dingen. Het NUP zorgt voor meer bundeling, afstemming en regie van ict-projecten. Staatssecretaris Bijleveld pakt dit voortvarend op.’
Vissers enthousiasme wordt niet getemperd door het feit dat papier geduldig is en de waarde van het NUP in de praktijk nog moet blijken. ‘Natuurlijk, er kan altijd een verschil bestaan tussen werkelijkheid en wens. Als de digitale gemeenschappelijke basisadministratie niet goed op orde komt, mislukt het inrichten van een digitaal loket waar burgers vanuit huis allerlei zaken met de overheid kunnen regelen. Maar ik heb er vertrouwen in dat het goed komt.'
'Voor de meeste onderdelen van het NUP is veel tijd uitgetrokken om alles op orde te krijgen. Bij andere zaken is het stevig aanpoten, zoals het inrichten van gemeentelijke klantencontactcentra. Alle gemeenten moeten er in 2011 een hebben. Door het gezamenlijk ondertekenen van het NUP laten de Nederlandse overheden zien dat ze beseffen dat ze ict-projecten voortvarend moeten aanpakken. Ook tonen ze aan dat ze beseffen dat ze niet allemaal afzonderlijk het wiel moeten uitvinden, maar moeten samenwerken.’
Wat gebeurt er met overheden die ondanks de gemaakte afspraken toch achterblijven en bijvoorbeeld met hun website niet aan de minimumeisen voldoen? Visser: ‘Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Decentrale overheden kunnen autonoom over hun ict-aanpak beslissen. De regiegroep kan niet het leger op hen afsturen om hen te dwingen zich aan het NUP te houden. Dus komt het aan op overtuigingskracht.’
Dienstenloket
Een van de in het NUP genoemde ictvoorbeeldprojecten die moeten zorgen voor reductie van administratieve lasten, is de inrichting van het Dienstenloket. ‘Op grond van de Europese Dienstenrichtlijn moeten dienstverleners in alle EU-landen uiterlijk op 28 december 2009 langs elektronische weg informatie kunnen vinden over vergunningen en dergelijke die zij nodig hebben voor hun activiteiten’, vertelt Jeroen van Bergenhenegouwen van het ministerie van Economische Zaken.
‘Bovendien moeten deze dienstverleners de benodigde vergunningen elektronisch kunnen aanvragen. Kiest een dienstverlener hiervoor, dan is de betreffende overheid verplicht de benodigde transacties ook elektronisch af te wikkelen.’
Het Dienstenloket wordt ondergebracht bij de website www.antwoordvoorbedrijven.nl. Die site krijgt een koppeling met alle websites van departementen, provincies, gemeenten en waterschappen waarop de voor dienstverleners relevante regelgeving is te vinden.
‘Een Tsjechische horecaondernemer die een café met terras in Arnhem wil openen, kan straks direct zien welke vergunningen vereist zijn. Via de zogenoemde berichtenbox, een beveiligde internetomgeving, kan hij de benodigde vergunningen aanvragen en ontvangen.’ Alle overheden moeten de voor dienstverleners relevante regelgeving digitaliseren en elektronisch ontsluiten. Dat is een enorme klus.
‘Het is best ambitieus’, zegt Van Bergenhenegouwen. ‘Ze moeten deze regelgeving eerst in kaart brengen en waar nodig Dienstenrichtlijnproof maken. Als ze daarmee bijna klaar zijn, is het ontsluiten aan de beurt. Afgelopen jaar hebben we vooral voorlichting gegeven aan decentrale overheden hoe zij een en ander kunnen aanpakken. I-teams van Egem (elektronische gemeenten, red.) helpen hen bij het oplossen van ict-vraagstukken. Volgend jaar komt het erop aan, de deadline komt steeds dichterbij.’ Het programma Egem is in 2003 gestart door de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken, en moet lokale overheden ondersteunen bij hun digitale dienstverlening.
Van Bergenhenegouwen hoort niet veel gemopper over de verplichtingen die voortkomen uit de Dienstenrichtlijn. ‘Ik heb de indruk dat de meeste gemeenten, provincies en waterschappen welwillend meewerken. Dat baseer ik op contacten in het land, maar ook op het feit dat al 243 decentrale overheden zich hebben aangesloten bij Samenwerkende Catalogi. Dat is de voorziening die onder andere de koppeling tussen het Dienstenloket en alle overheidswebsites mogelijk maakt. Ook hebben zich al zo’n tachtig gemeenten aangemeld voor aansluiting op de berichtenbox. Dat is straks weliswaar verplicht, maar veel overheden hebben zich al spontaan aangemeld. Een goed teken, vind ik.’
Geen hoofdaannemer
Jan van Dijk, hoogleraar sociologie van de informatiesamenleving aan de Universiteit Twente, deelt het optimisme van gedeputeerde Visser en van EZ-medewerker Van Bergenhenegouwen niet. Aansluiten bij Samenwerkende Catalogi is een gemakkelijke handeling, het proces van het digitaal ontsluiten van regelgeving dat daaraan voorafgaat, is veel lastiger. Mijn ervaring is dat vooral kleine gemeenten daar de nodige moeite mee hebben.’
Het NUP, waarvan het Dienstenloket een onderdeel is, valt Van Dijk tegen. ‘Er ligt nu één e-overheidsprogramma, dat is een vooruitgang. Maar het is bij lange na niet zeker dat dit programma kan worden uitgevoerd. Het NUP is een opsomming van projecten, zonder duidelijke prioritering en samenhang en met onhaalbare deadlines. Neem de Gemeenschappelijke Ontsluiting Basisregistraties (GOB), het sluitstuk van de modernisering van de Gemeentelijk Basisregistratie (GBA) voor personen. Die moet op 1 januari 2010 gereed zijn. Dat kan helemaal niet. Er moet nog veel te veel gebeuren bij gemeenten. Zij moeten systemen, registratiemethoden en werkprocessen aanpassen. Dat kost erg veel tijd.’
Hij geeft een ander voorbeeld: DigiD, een methode om iemands identiteit langs elektronische weg vast te stellen. ‘In het NUP staat dat DigiD vanaf juni 2009 zal worden toegepast op alle overheidsdienstverlening waarbij elektronische identificatie verplicht is. Iedereen weet dat DigiD slechts een tijdelijke voorziening is en uiteindelijk zal worden vervangen door het Burger Service Nummer (BSN). Waarom dan nu alle aandacht voor DigiD en geen voorbereiding op het BSN als identificatiemiddel?’
Van Dijk vergelijkt het NUP met een bouwproject waar een hoofdaannemer die de regie voert, ontbreekt. ‘Er wordt een badkamer ingericht, terwijl nog niet duidelijk is waar de leidingen precies komen te lopen. Dus moeten er op een gegeven moment tegeltjes worden weggebikt en sleuven worden gefreesd, waarna er opnieuw moet worden getegeld.’
De hoogleraar gelooft niet zo in de overtuigingskracht die Noord-Hollands gedeputeerde Visser wil inzetten om het NUP uitgevoerd te krijgen. ‘Het NUP is het vleesgeworden polderen. Dat er een erg brede regiegroep op zit, geeft al aan dat er nooit een keuze is gemaakt wie nu uiteindelijk verantwoordelijk is voor de e-overheid. Wil je ict in overheidsland goed van de grond krijgen, dan moet de uitvoeringmacht op de werkvloer liggen. Daar moeten horizontale samenwerkingsnetwerken de kans krijgen een en ander van de grond te tillen en op elkaar aan te sluiten. Nu moeten de mensen op de werkvloer steeds aankloppen bij hun politieke bazen die allemaal wat anders willen.'
'Centrale regie op hoofdlijnen is ook nodig, maar daarvoor moeten politici en bestuurders meer kennis van en visie op e-overheid ontwikkelen. Omdat zowel de centrale regie als autonomie bij de uitvoering ontbreken, stagneert het. Het NUP is een stapje vooruit vergeleken bij vijf jaar geleden, maar nog steeds niet wat het zou moeten zijn. Polderresultaten pakken soms slecht uit en kosten heel veel geld.’
Kritiek op de werkvloer
De vakverenigingen van gemeentelijke automatiserings- en informatiemanagers (VIAG, Famo en IMG 100.000+) vinden het NUP een goed begin. De gemeenten moeten alle voornemens vertalen naar een verbeterde dienstverlening. En daar schiet het uitvoeringsprogramma naar de mening van de gemeentelijke automatiseerders nog te kort.
Het NUP is vooral vanuit rijksperspectief opgesteld, er is een vertaling naar de gemeentelijke situatie nodig. Onduidelijk is hoe landelijke projecten aansluiten op de gemeentelijke architectuur. De vakverenigingen pleiten daarom voor het opstellen van een gemeentelijk uitvoeringsprogramma. Zij zien veel in een netwerkmodel waarin gemeenten en andere partijen op projectbasis samenwerken om de e-overheid gestalte te geven.
‘Ja, tenzij... Nee, mits...’
De VNG heeft het Nationaal Uitvoeringsprogramma ter goedkeuring voorgelegd aan haar leden. Bijna een kwart van de gemeenten die reageerden, stemde tegen. Een meerderheid geeft aan, het NUP een goede ontwikkeling te vinden: het programma brengt focus en prioriteit in de e-overheidsagenda en de sturing wordt verbeterd. Bovendien past het NUP bij de uitvoeringsplannen die het afgelopen jaar met de Egem i-teams zijn opgesteld.
De meeste instemmers stelden ‘ja, tenzij…’ en de meeste tegenstemmers ‘nee, mits…’ In de motivering van het ‘tenzij’ en ‘mits’ waren alle reacties opvallend eensluidend: de gemeenten plaatsen hun vraagtekens bij het realiteitsgehalte en de haalbaarheid van de planningen. De deadline van het NUP is gesteld op 31 december 2010. Ook is er nog onduidelijkheid over de financiële dekking.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.