Ministerschap Plasterk een fiasco
Bij het aantreden van Ronald Plasterk praatte ik de aanstaande minister bij over de staat van openbaar bestuur en de uitdagingen die aanstaande waren. In dat gesprek passeerden vele thema’s de revue, maar een belangrijk accent vormde de toen komende decentralisaties.
Ik adviseerde de minister om tijdens het constituerend beraad van het nieuwe kabinet flink de trom te roeren en de coördinatie op te eisen van de enorme operatie die op stapel stond. Dat werd gerealiseerd, maar de invulling van die rol van de minister van Binnenlandse Zaken (BZK) is in de periode daarna slecht uit de verf gekomen. Het regeerakkoord initieerde een enorme overdracht van bevoegdheden en taken aan de gemeenten, met daarbij een zeer forse bezuinigingsdoelstelling. Al gauw bleken de vakdepartementen – Sociale Zaken, Volksgezondheid en Justitie – het voortouw te nemen en daarbij was de rol van de minister van BZK bleekjes en vaak ook contraproductief.
Het voornemen om gemeenten van 100-plus te vormen die krachtig genoeg waren om de nieuwe taakstellingen vorm en inhoud te geven, verdween al spoedig naar de achtergrond vanwege een golf van kritiek. In de wetgeving op het sociaal domein domineerden de waarden en verlangens van de vakdepartementen en raakten tal van uitgangspunten die belangrijk zijn voor de structuur van het openbaar bestuur ondergesneeuwd.
Het resultaat van dat alles is een verdere en sterke ver-rommeling van het openbaar bestuur. De al eerder ingezette regionalisering van het openbaar bestuur heeft in de afgelopen kabinetsperiode ongekende vormen aangenomen, waarbij de centrale waarden van sturing, controle en verantwoording door rechtstreeks gekozen openbare lichamen een chaotische en onoverzichtelijke mengelmoes is geworden. Met een houtje-touwtje benadering hebben de gemeenten er het beste van proberen te maken. Onthutsend was het standpunt van BZK bij het begin van de decentralisatie dat de helft van de gemeenten niet in staat zou zijn om de nieuwe gedecentraliseerde taken naar behoren uit te oefenen.
Het leidde tot een golf van intergemeentelijke samenwerking, waarbij partiële samenwerking, ineenvloeiing van ambtelijke apparaten, fusies etc. hoog op de gemeentelijke agenda’s kwam te staan. Honderden kleine gemeenten werden van het ene op het andere moment in hun zelfstandigheid bedreigd, terwijl een goed doordacht plan over de toekomst van het gemeentelijk bestuur – naar schaal en taakstelling – over de gehele linie ontbrak. Goed functionerende kleinere gemeenten kwamen ineens massaal negatief uit bestuurskrachtmetingen en kregen daarmee de boodschap dat er voor hen geen toekomst meer was.
Een cruciale vraag is hoe het heeft kunnen gebeuren dat het departement van BZK in deze operatie zo totaal heeft gefaald en het ministerschap van Plasterk daarmee een algeheel fiasco is geworden. Het antwoord daarop is dat het hier gaat om een structureel departementaal gebrek dat niet meteen op het conto van een bepaalde bewindspersoon kan worden bijgeschreven. Piet Hein Donner was bijvoorbeeld een sterke minister van Justitie, maar ook een zwakke minister van BZK. Het departement van BZK is al langer verzeild geraakt in een proces van erosie, waardoor het zich heeft ontwikkeld tot het zwakste departement van allemaal.
Momenteel wordt hard gewerkt aan een nieuwe koers, waarbij een sterke economische oriëntatie lijkt te komen boven drijven. Of dat de juiste strategie is, moet ernstig worden betwijfeld. Er is de laatste jaren een grote ‘brain drain’ ontstaan waarbij veel deskundige ambtenaren het departement de rug hebben toegekeerd en veel cruciale expertise verloren is gegaan. Het zou goed zijn indien tijdens de lopende kabinetsformatie veel aandacht wordt gegeven aan de revitalisering van BZK. Als dat achterwege blijft, wordt ook de volgende minister een treurige figuur die hetzelfde lot te wachten staat als Ronald Plasterk en zijn voorgangers.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.