Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Ook een geurcrisis dreigt

Noodlijdende omwonenden van Brabantse boerderijen werden de stankoverlast zo zat, dat zij naar de rechter stapten.

07 april 2023
Boerderij
Shutterstock

Boven de provinciale formatie hangt een donkere wolk. Johan Remkes won begin 2023 de Machiavelliprijs voor – aldus Radio 1 – ‘het oplossen van het stikstof dossier’. Maar zijn ‘eerste perspectief’ om uit die crisis te komen, kan andere milieuproblematiek in de landbouw verergeren.

Supply Chain Specialist | vaste baan in regio Groningen Friesland Drenthe

Yacht
Supply Chain Specialist | vaste baan in regio Groningen Friesland Drenthe

Directeur

Werkplein Hart van West-Brabant
Directeur

Noodlijdende omwonenden van Brabantse boerderijen werden de stankoverlast zo zat, dat zij naar de rechter stapten. Die gaf de omwonenden in oktober 2022 gelijk: de stank is een ‘mensenrechtenschending’. Gemeenten, omgevingsdiensten en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) worstelen met het vinden van een oplossing. Slecht nieuws voor het ‘eerste perspectief’ van Remkes, die grote boerenbedrijven graag wil ‘concentreren’ in daarvoor aangewezen gebieden.

Wat wel kan. Dat was de veelbelovende titel van het advies dat Johan Remkes in oktober 2022 presenteerde. Het ‘eerste perspectief’ om de stikstofcrisis op te lossen: een zonering. Nederland moet worden opgeknipt in rode, oranje, gele en groene gebieden. In rode gebieden zou ‘hoogproductieve landbouw’ in clusters kunnen plaatsvinden. Vooral voor de export, met als inzet ‘ondernemerschap’. Dit zou mogelijk zijn, omdat in de rode gebieden natuur, bodem en water hoogproductieve landbouw moeten aankunnen.

Er zijn geen gebieden waar je vrij intensief landbouw kan bedrijven

Jan Willem Erisman

Waar de rode zones van Remkes zouden liggen, is nog onduidelijk. Na de rel rond het ‘stikstofkaartje’ zijn ministeries en provincies terughoudend met het intekenen van specifieke gebieden. Volgens Jan Willem Erisman, hoogleraar Environmental sustainability aan de Universiteit Leiden, zijn er op zich wel gebieden die zich voor clustering lenen. Maar dat betekent niet dat daar alles mogelijk is: ‘De indruk wordt gewekt dat in die rode gebieden alles kan. Dat je daar intensief kan landbouwen. Maar dat is natuurlijk niet zo. Je hebt overal te maken met restricties, of het nu water is, of broeikasgassen, of stikstof, of geur. Er zijn geen gebieden waar je vrij intensief landbouw kan bedrijven.’

Op dit moment vindt al clustering van veeteelt plaats. Dit wordt alleen geen clustering, maar ‘concentratie’ genoemd. De zogeheten ‘concentratiegebieden’ beslaan een groot deel van Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Intensieve veehouderijen zijn er talrijk. 84 procent van de Nederlandse varkenshouderijen ligt in dit gebied (2019). De lijst met gezondheidsrisico’s die deze concentratie veroorzaakt, is lang. Een grotere kans op longontsteking, verergering van symptomen bij COPD-patiënten en een verminderde longfunctie kunnen volgens het RIVM allemaal gelinkt worden aan concentratie van veeteelt.

Discriminatie

Dat betekent niet dat er in concentratiegebieden strengere regels gelden. Integendeel: de normering is versoepeld. Buiten de bebouwde kom van een plek als Mill, midden in een concentratiegebied, mag een varkenshouderij volgens de landelijke wetgeving een ‘geurbelasting’ tot 14,0 odour units veroorzaken.

Het Brabantse Mill was in 2017 landelijk ‘koploper’ qua stankhinder. In een niet-concentratiegebied ligt de limiet veel lager, op 8,0 odour units. Gemeenten kunnen lokaal besluiten om de geurnormen verder te versoepelen. Daar komt bij, dat in concentratiegebieden vaak meerdere bedrijven vlakbij elkaar zitten. Bedrijven die misschien wel allemaal 14,0 odour units aan geur veroorzaken – en dat telt op. Met deze ‘cumulatie’ houdt de wet (nog) geen rekening. Opvallend, want al in 2019 waarschuwde een speciale commissie in het rapport Geur bekennen de staatssecretaris voor de gevolgen van cumulatie.

Brabantse omwonenden moeten veel meer stank verdragen dan Groningers

Geert Verstegen

Dat rapport kwam niet uit de lucht vallen. Al decennia klagen inwoners van de zuidelijke provincies over geurhinder door de intensieve veehouderij. ‘Wat Schiphol is voor Noord-Holland en gaswinning voor Groningen, is stankoverlast van megastallen voor inwoners in Brabant en Limburg’, zegt de Brabantse Milieufederatie. Het onderscheid tussen concentratie- en niet-concentratiegebieden, leidt tot onbegrip. Volgens Geert Verstegen, voorzitter van het Brabants Burgerplatform, is er sprake van discriminatie. ‘Groningers hebben geen ander DNA dan Brabanders, als het om stank gaat. En toch moeten Brabantse omwonenden volgens de normen veel meer stank verdragen dan Groningers.’ Een omwonende vertelde de geurcommissie in 2019: “Iedere dag ben ik er mee bezig. Zelfs ’s nachts.” Een andere omwonende ging er fysiek en mentaal aan onderdoor: “Je zit gevangen in die stank. Soms is het zo erg dat ik buiten kom en dan moet ik gewoon overgeven.”

Er is geen bewijs dat de stoffen die de stank veroorzaken, schadelijk zijn voor de fysieke gezondheid. De gevaarlijke stoffen die veeteeltbedrijven uitstoten, zoals fijnstof, ruiken juist niet. Toch kan stankhinder wel zorgen voor mentale, en vervolgens voor fysieke klachten. Volgens het Informatiepunt Leefomgeving leidt stankoverlast tot stress, met hoofdpijn, misselijkheid, een verstoorde ademhaling en een verstoorde hartslag tot gevolg. Ook psychische klachten kunnen aan geur gekoppeld worden. ‘Bijvoorbeeld spanningen, structurele onvrede over het woon- en leefklimaat en vermindering van activiteiten buitenshuis.’ Geert Verstegen herkent zich in de voorbeelden van het Informatiepunt Leefomgeving – hij woont zelf in een gemeente met veel intensieve veehouderij – en wijst op de sociaal-emotionele gevolgen van stankoverlast. Veel omwonenden van intensieve veehouderijen durven nauwelijks meer mensen thuis uit te nodigen, vanwege schaamte over de stank.

Schending mensenrechten

Eind 2022 wonnen verschillende Brabantse burgers een rechtszaak tegen de Staat. In de praktijk bleek de geuroverlast die sommige bedrijven van de gemeenten mochten veroorzaken, veel hoger dan de wettelijke norm. Eén van de omwonenden uit de rechtszaak woonde jarenlang op een plek waar 57,6 odour units aan geurhinder veroorzaakt werd – meer dan vier keer zo veel als wat volgens de landelijke wetgeving mag. De rechter oordeelt dat de geuroverlast die de Brabanders ervaren zo ernstig is, dat zelfs sprake is van een mensenrechtenschending. Het wettelijk systeem biedt burgers niet de nodige bescherming en ook op individueel niveau schiet de Staat tekort in het helpen van noodlijdende burgers, aldus de rechter. De bewoordingen van het vonnis liegen er niet om: de Staat ‘verwaarloost’ de gezondheid van de omwonenden, ten gunste van het economische belang van de (intensieve) veehouderij. De schade is volgens belangenorganisaties groot en is niet beperkt tot de burgers die de rechtszaak startten.

De Staat zou al zeker 2.000 woningen in beeld hebben waar de stank zo erg is, dat die tot mensenrechtenschendingen leidt. De uitspraak van de rechter heeft niet alleen gevolgen voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, dat verantwoordelijk is voor de geurwetgeving. Ook gemeenten moeten zich aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens houden en zijn dus verplicht om hun inwoners te beschermen tegen al te ernstige geuroverlast. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten geeft in een reactie aan geen ‘eigen expertise’ te hebben opgebouwd en geen gegevens te hebben over hoe gemeenten omgaan met geurproblematiek.

Zij verwijst leden door naar het kenniscentrum van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De geurhinder door clustering zou in theorie voorkomen kunnen worden, zegt Jan Willem Erisman. Een gesloten systeem, waarbij de dieren binnen gehouden worden, zorgt voor minder geuroverlast en belasting van het milieu. Maar bij die oplossing ‘loop je tegen dierenwelzijn aan’, in het bijzonder tegen de Wet Dieren. Die bepaalt dat je alleen met een ‘redelijk doel’ dierenleed mag v eroorzaken.

Belemmering

Dierenwelzijn vormt een nog grotere belemmering voor gesloten systemen, sinds een voorstel van Leonie Vestering (PvdD) om de Wet Dieren te wijzigen, werd aangenomen. Door haar amendement wordt het verboden om bij een dier ‘pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen’, door middel van een bepaald ‘houderijsysteem’ of een bepaalde ‘wijze van huisvesting’. Concreet betekent dit onder meer dat dieren niet mogen worden beperkt in hun natuurlijk gedrag. Biggen, kalfjes en geiten mogen niet meer van hun staarten of hoorns worden ontdaan, om daarmee kleinere stallen mogelijk te maken. Wanneer de wetswijziging in werking treedt, is nog de vraag.

Minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (CU) gaf aan te worstelen met de wet. Hij wil boeren meer duidelijkheid geven over de gevolgen, zeker nu er veel ‘onrust en onzekerheid’ in de agrarische sector is. PvdA, PvdD en GroenLinks zijn woedend over de vertraging. Volgens hen wil Adema vooral ‘vriend zijn met de boeren.’ Technisch gezien is het volgens Erisman mogelijk om, met gebruik van de nieuwste technologieën, dierenwelzijn te waarborgen binnen een gesloten systeem. Maar deze stalsystemen zouden zo duur zijn, dat zij economisch gezien niet rendabel zijn.

Of het rendabel is, is hoe dan ook de vraag als het gaat om clusteren. Het verhuizen van een boerenbedrijf van Gelderland naar een mogelijk ‘cumulatiegebied’ als Friesland kost veel geld. Remkes merkte in zijn advies op dat bij een verhuizing ook nog ‘culturele en sociaal-maatschappelijke (on) mogelijkheden’ een rol kunnen spelen. Het ‘eerste perspectief’ van Remkes lijkt te stranden op stank, dierenwelzijn en financiële bezwaren. Maar wat is het alternatief?

Excessen

Als het gaat over oplossingen voor de stikstofcrisis, valt het Jan Willem Erisman op dat we het vaak over ‘de veeteelt’ als één geheel hebben. Er zijn grote verschillen tussen boerenbedrijven. Volgens Erisman is er in de veehouderij sprake van ‘excessen’. Zoals in de kalverhouderijen, die voornamelijk zijn geconcentreerd in de Gelderse Vallei. Daar is het stikstofprobleem groter dan in de rest van Nederland en kan straks ‘niet heel veel meer’, aldus stikstofminister Van der Wal. De kalveren in de Gelderse Vallei worden volgens Erisman vaak geïmporteerd uit het buitenland, worden groot in Nederland, en worden vervolgens in het buitenland verkocht.

Het kalfsvlees is dus niet voor de Nederlandse markt, maar levert door de vliegbewegingen die nodig zijn voor het transport wel extra CO2-uitstoot op. Hetzelfde geldt voor varkenshouderijen die biggetjes importeren uit Spanje, of een groep eendenslachterijen, die de geslachte eenden laat koken in Thailand, om ze vervolgens weer naar Nederland te vliegen. Daarnaast klagen omwonenden van de slachterijen al jaren over dat ándere milieuprobleem: geuroverlast. Volgens Erisman zou de oplossing van de stikstofcrisis moeten beginnen bij het aanpakken van deze excessen. ‘Je zou je kunnen afvragen: is dat eigenlijk wel nodig? Moeten we dáár niet mee stoppen?’.

Gemeentelijke aanpak

De gemeente Deurne werkt samen met een aantal gemeenten in de regio aan een aanpak voor ‘overbelaste situaties’. De gemeente geeft aan dat zij ‘blijvend in overleg is’ met het ministerie van LNV, het ministerie van I&W, de omgevingsdienst, de provincie en de GGD. Ook actiegroepen als Stop de Stank worden betrokken. Deurne onderzoekt ‘vanuit verschillende praktijkcasussen’ experimenteel de ‘mogelijkheden’ van de Crisis- en herstelwet. Ook richt de gemeente zich op de inzet van combi-luchtwassers. Vanuit deze experimenten wil Deurne ‘leren’ voor een ‘bredere context’, om zo de ‘overbelaste situatie aan te pakken’. De inzichten die de gemeente zo verkrijgt, zijn ‘input’ voor ‘samenhangend beleid en regelgeving op verschillende overheidsniveaus’. Voor omwonenden die op dit moment lijden onder geurhinder, zijn de drie Brabantse omgevingsdiensten ‘24 uur per dag, 7 dagen in de week’ bereikbaar bij klachten. Ook geeft de gemeente Deurne aan te worden betrokken bij het Provinciaal Programma Landelijk Gebied, dat Noord-Brabant voor 1 juli 2023 rond moet hebben.

De gemeente Land van Cuijk heeft een andere aanpak. Zij overlegt ‘incidenteel’ met andere agrarische gemeenten. Vijf gezinnen uit de geuruitspraak van de rechter wonen in Land van Cuijk. Toch geeft de gemeente aan niet met omwonenden in gesprek te zijn over het vonnis, omdat er hoger beroep is ingesteld. Wel is er ‘structureel overleg’ met belangenorganisaties en wijk en dorpsraden. Vooruitlopend op nieuw geurbeleid wordt ‘in kaart gebracht welke veehouderijen de geurnorm overschrijden met impact op de leefomgeving, conform de recente rechtelijke uitspraak die betrekking heeft op overschrijding van de geurbelasting’. De gemeente zegt ‘indirect via de regio’ betrokken te zijn bij het Provinciaal Programma landelijk gebied.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie