Advertentie

Lang leve de professor!

Roel in ’t Veld lijkt me niet iemand die gebukt gaat onder de zware last van de gepaste bescheidenheid. Over veel – zo niet alles – van wat er zich in bestuurskundig Nederland afspeelt, heeft hij een, vaak zeer uitgesproken, mening. Arrogant? Ach, ’t is maar wat je er onder verstaat. Prikkelend? Minstens dat, op voorwaarde dat je bereid bent niet voorgoed gevangen te blijven in het Huis van Thorbecke (anno 1848, voor de goede orde).

25 augustus 2009

Neem nu het pleidooi van In ’t Veld, in Binnenlands Bestuur van afgelopen vrijdag, om te komen tot de instelling van kennisdemocratieën. Volgens de hoogleraar miskent ons huidige democratische stelsel – nogmaals: anno 1848 – het bestaan van de ‘slimme samenleving’. Overheden bedenken eenzijdig allerhande ‘systeemoplossingen’ voor maatschappelijke problemen, die vooral moeten passen binnen bestaande wet- en regelgeving en budgetten. Maar de échte doorbraak wordt vaak pas bereikt in samenspraak met andere partijen, door actief gebruik te maken van de kennis en kunde die de samenleving in overvloed voorradig heeft. Dat vergt, merkt In ’t Veld terecht op, wel de bereidheid bij bestuurders om ruimte en invloed af te staan. En aan die bereidheid ontbreekt het vaak ten enenmale.

 

Tenminste, als het om de Haagse politiek gaat. Lokaal ziet de professor wél voorbeelden van wethouders en raadsleden die ‘de burger’ hebben (her)ontdekt als bron van expertise en inspiratie. Die tot de conclusie zijn gekomen dat de materiedeskundigen zich niet alleen op het stadskantoor bevinden, maar ook – of misschien wel vooral – daarbuiten. In de stad. Die weten dat die deskundigen, die meestal gratis met de zegeltjes komen, met heel wat innovatiever ideeën komen dan de externe bureaus-met-marktconform-uurtarief. En die hebben ervaren dat de lokale samenleving er in het echt vaak heel anders uitziet – en anders reageert en andere vragen stelt – dan de samenleving zoals het gemeentebestuur die voor zichzelf, als ‘virtual reality’, heeft geconcipieerd.

 

De nieuwe collegeakkoorden die na maart 2010 inzet van onderhandeling zijn, bieden een mooie gelegenheid om met de ideeën van In ’t Veld verder aan de slag te gaan. Die documenten regelen nu nog vaak nog tot in detail – niet alleen ‘wat’, maar ook ‘wanneer’ en ‘op welke manier’ – hoe het nieuwe beleid moet worden vormgegeven. Je zou natuurlijk ook kunnen volstaan met het beschrijven van de maatschappelijke effecten die het gemeentebestuur de komende vier jaar wil bereiken: vermindering van het aantal bijstandsgerechtigden met een bepaald percentage, groei van de werkgelegenheid met zoveel honderd banen, halvering van het aantal vroegtijdig schoolverlaters, het realiseren van een x-aantal huizen voor starters op de woningmarkt.

 

Daarbinnen hebben bestuurders dan alle ruimte om met deskundigen in de slag te gaan over de vraag hoe die doelstellingen het best bereikt kunnen worden. Het vergt inderdaad een andere attitude aan de kant van de lokale overheid: niemand heeft meer echt gelijk. Aan de andere kant echter biedt het bestuurders en ambtenaren niet alleen – en voor bijna niks – een verruiming van het blikveld, maar draagt het ook bij aan het probleemoplossend vermogen van de overheid.

 

Foutje. Ik bedoeld natuurlijk: van de samenleving.

 

Ad Burger

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie