Klinkklare rook
Wijlen mijn vader, bij leven de eigenaar van een goedlopende sigarenzaak in de Amsterdamse Pijp, zou zich in zijn graf omdraaien als hij moest lezen dat zijn zoon voorstander is van het rookverbod in restaurants en cafés.
Ja kunst, hoor ik u al zeggen. Als niet-roker zeker. Maar dan vergist u zich. Ik mag er graag eentje opsteken. Bezwaar heb ik alleen tegen de klinkklare rook die de minister voor Volksgezondheid rond zijn niet zelden als betuttelend omschreven wetgeving de wereld inblaast. Afgelopen zondag wees hij, in Buitenhof, wederom op de belangen van het barpersoneel bij een rookvrije werkplek. Akkoord. Maar waarom moet de cafébaas die helemaal geen personeel in dienst heeft dan ook de asbakken van zijn tafeltjes halen? Omdat, zei Ab Klink, het anders concurrentievervalsend zou werken. Alsof het niet ook lichtelijk concurrentievervalsend is, als genoemde drankuitbater binnenkort, behalve zijn asbakken, ook zijn bierpompen en de overgebleven flessen oude klare naar de lommerd moet brengen.
Waarom kan een minister van Volksgezondheid niet gewoon zeggen dat het hem om de volksgezondheid gaat? Dan zou ik er vrede mee hebben om de eetlust van mijn rookvrije buren niet langer te verpesten door een wolk sigarenrook over hun tournedos of heilbotfiletjes hun smetteloze longen in te blazen.
In Amerika is het al veel langer not done om je tafelgenoten gezellig van jouw rook mee te laten happen. Ooit stond ik daar, samen met een pijprokende Fin, op de stoep blauwbekkend aan een peuk te lurken toen hij zijn armen spreidde, zijn pijp uitklopte en met plechtige stem uitriep: ‘America! Land of Liberty!’ Inderdaad. De vrijheid om andermans avondmaal te versjteren wordt daar niet hogelijk gewaardeerd.
Maar waarom moet het van Ab Klink allemaal zo bizar consequent? Spreekt hier zijn calvinistische levensovertuiging dat de mens nu eenmaal tot al het slechte geneigd is en dus van uur tot uur herinnerd dient te worden aan de onontkoombaarheid van Het Laatste Oordeel?
Soms leidt consequentie tot het tegendeel van wat ermee beoogd wordt. Mijn bloedeigen zoon bijvoorbeeld woont in Amsterdam langs een grachtje tegenover een erkende, want door schoolkinderen niet binnen drie minuten beloopbare, coffeeshop. Helaas hebben de gasten daar de gewoonte om hun verdovende waar in een pluk tabak te rollen, zodat ook zij onder Klinks verbod vallen. Dus staan ze sinds 1 juli hun drugs op de stoep te inhaleren. De hele dag drijven er sindsdien wolken wietgeur de gracht over, de hoek om en het open raam van mijn arme rookvrije zoon binnen. Zou het Gode inderdaad niet welgevallig zijn om zo nu en dan iets door Zijn Heilige Vingers te zien, of, om het in bestuurlijk Nederlands te zeggen, eenvoudig te gedogen?
Van de week was ik een avond in Brussel waar ik een rookvrij café bezocht dat blauw stond van de walm. Ongezond, ik geef het toe. Maar daar heeft de zuidelijker God van Rome blijkbaar minder moeite mee. In België zijn de wetten er blijkbaar meer om zichzelfs wille dan om ook overal en altijd strikt nageleefd te worden. Een scheutje van die oerkatholieke blijmoedige tolerantie zou ik Ab Klink toch wel toewensen. Dan beloven wij rokers dat we het avondmaal van onze buren niet langer zullen vergallen. En dan zorgt hij ervoor dat het kleine buurtcafé niet naar de bliksem gaat.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.