Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Kiezer best trouw aan de roots

Back to the roots: In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen belicht Binnenlands Bestuur de regionale wortels van landelijke partijen. En wat daar nog van over is.Spelen de regionale roots van landelijke partijen nog een rol in het stemgedrag van de kiezer? Wel degelijk, stelt onderzoeker Ron de Jong van de Kiesraad. ‘Brabanders zijn veel minder politiek gesocialiseerd dan noorderlingen.’ Slotstuk van een serie.

10 maart 2017

Partijverleden blijft politieke kaart kleuren

De kiezer is op drift. Traditionele politieke achterbannen verdampen, elke stem moet worden bevochten. Het is het beeld dat media graag uitserveren, zoals het ook geregeld opdook in de Binnenlands Bestuur-serie over de regionale roots van landelijke partijen. De SDAP mag ooit in Zwolle zijn opgericht en er dankzij de spoorwegarbeiders groot zijn geworden, het percentage PvdA-stemmers in de IJsselstad is sinds de jaren tachtig gehalveerd. De aanhang van SP en VVD stijgt of daalt in hun respectievelijke roots-steden Nijmegen en Amsterdam zomaar met een kwart. Alleen de SGP kan in hometown Middelburg nog rekenen op haar achterban: al vóór de verkiezingen staat de uitslag er vrijwel vast.

Je zou op grond van die vier afleveringen kunnen veronderstellen dat het gros van de landelijke partijen ontworteld is geraakt. Dat hun regionale verleden amper nog kiezers inspireert en Nederland fungeert als één grote electorale jackpot. Het is een opvatting die Ron de Jong behalve in de media ook tegenkomt bij politicologen. ‘Geografische spreiding van de kiezers heeft niet hun interesse. Ze vinden ons land daar te klein voor.’ Ten onrechte, vindt de onderzoeker van de Kiesraad. ‘Er bestaan verspreid over het land nog altijd sterke verschillen in politieke voorkeur die juist terug te voeren zijn op de regionale geschiedenis van partijen. En die verschillen zijn nog steeds van invloed op de uiteindelijke stemuitslag.’

Vierjaarlijkse spits
In het souterrain van het statige kantoor aan de Haagse Herengracht is het een van de laatste rustige weken. Voor de Kiesraad breekt de vierjaarlijkse spits weer aan. Binnen een week na de Tweede Kamerverkiezingen moeten alle stemmen zijn verwerkt en dient de definitieve uitslag te worden gepresenteerd. De Jongs dagelijkse werkzaamheden reiken verder: naast onderzoek in het kader van advisering over wetsvoorstellen (zoals recent over nut en noodzaak van lijstcombinaties) verzamelt hij de gegevens van alle Nederlandse verkiezingen sinds de invoering van het directe kiesrecht in 1848, om die vervolgens te ontsluiten via de databank www.verkiezingsuitslagen.nl. Als vrijwel geen ander ziet hij geografische trends in ons stemgedrag en kan hij ze duiden.

‘Je houdt altijd speciale redenen waarom een partij in een regio plotseling opbloeit’, trapt De Jong af. ‘Neem de opkomst van Fortuyn in Rotterdam of de tegenwoordige sterke positie van de PVV in het Venlo van Wilders. Maar in het algemeen is er sprake van een behoorlijke geografische continuïteit in het stemgedrag en is de keuze van kiezers vanuit het verleden verklaarbaar.’

De Jong publiceerde er eerder met twee collega-auteurs over in de atlas Verkiezingen op de kaart, 1848-2010. Hij bladert in het boek naar de meest recente kaart, uit 2010, waarop de grootste partij de kleur van een gemeente dicteert. De drie noordelijke provincies zijn op een enkele gemeente na nog knalrood, net als de grote steden. De Jong: ‘Je ziet in weerwil van alle berichtgeving nog veel continuïteit bij PvdA-stemmers.

De partij haalde in 1946 in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gemiddeld ongeveer een derde van de stemmen. Bij de verkiezingen van 2010 was dat beeld weinig anders. Alleen woonde vlak na de oorlog in die drie steden tezamen nog één op de tien stem gerechtigden en is dat nu ongeveer één op de twintig. Ook in Groningen, Friesland en Drenthe wonen relatief steeds minder mensen. Dát is waar de PvdA het meest last van heeft: dat haar traditionele bol werken ten opzichte van het totale aantal stemmers steeds onbelangrijker worden.’

Stippenpatroon
Op dezelfde kaart kleurt de SGP een deel van de Bible Belt roze. Wat De Jong opviel was het vreemde, roze stippenpatroon: in de ene christelijke gemeente heeft de partij veel meer aanhang dan in de andere. ‘Ik heb daar onderzoek naar gedaan in het rivierengebied’, zegt De Jong. ‘Het zijn vooral predikanten die er een doorslaggevende rol in spelen. Op het moment dat een dominee overgaat van het CDA naar de SGP, neemt die een groot deel van de kerkgemeente mee. Dan kan het aantal SGP-stemmers vanuit het niets ineens sterk omhooggaan.’

Ook bij VVD-stemmers ziet De Jong nog steeds een behoorlijke geografische continuïteit. ‘De partij is altijd sterk geweest in vrijzinnige streken: de kop van Noord- Holland, delen van Drenthe en Groningen. Vroeger waren het radicaal liberalisme en de sociaaldemocratie dan ook nauw verwant. Ze werden rond 1900 links genoemd en de kerkelijke partijen rechts.’ Het laat zich volgens De Jong vanuit geografisch perspectief lastiger verklaren waarom de VVD de laatste decennia is doorgegroeid en als grootste partij inmiddels het gros van de Randstad en het Gelderse en Brabantse platteland op de atlaskaart ook blauw kleurt. ‘Misschien omdat die partij het altijd goed doet in forensengemeenten: die komen pas sinds de jaren zeventig op.’

Wat kan een relatief jonge partij als de SP daar tegenover stellen, waarvan een traditionele achterban immers grotendeels ontbreekt? De Jong: ‘De SP-roots zijn jonger en de partij kent daardoor nog geen uitgekristalliseerd geografisch patroon. Toch zijn er al bolwerken als Nijmegen en Oss. Als echt activistische partij investeert de SP in de binding met de leden, meer dan de meeste andere partijen. Je hoeft dus geen lange traditie te hebben om regionale bolwerken te kunnen vormen.’

Uitgesmeerd
Natuurlijk ziet ook De Jong dat de kiezersvoorkeur zich anno 2017 niet meer zo makkelijk in een geografische mal laat drukken. ‘In 1946 had je nog talloze gemeenten waar de PvdA of de KVP meer dan 50 procent van de stemmen haalde. In andere delen van het land haalden die partijen weer amper 2 procent. Die verschillen tussen de hoogste en laagste score zijn bij vrijwel alle partijen over de hele linie kleiner geworden, de kiezersvoorkeur is over meer partijen uitgesmeerd.’

Waardoor kalfde de binding tussen partij en regio af? ‘Voor het televisietijdperk had een partij als de PvdA nog achttien verschillende lijsten met tien lijsttrekkers. In Groningen en Friesland stonden regionale politici in de top drie. De televisie dwong partijen tot één gezicht. Bij een lijsttrekkersdebat kon je onmogelijk met verschillende mensen aankomen. Die ontwikkeling valt direct samen met de toename van het aantal zwevende kiezers.’

Vooral in Noord-Brabant is de kiezer op drift geraakt, historisch goed verklaarbaar volgens De Jong. ‘De enige echte politieke verkiezingen daar, dat waren vroeger die voor de Tweede Kamer. De gemeenteraad liet de KVP graag over aan boer Jansen en kruidenier De Vries, elk met hun eigen lijst. De katholieke kerk vertelde de bevolking wel op wie je moest stemmen, de politiek hoefde daar niks aan te doen.’

Het kon omdat de Brabantse boerengemeenschappen nog geïsoleerd leefden. ‘Hooguit eens in de vier jaar kwam er daar een socialist voorbij. Voor de PvdA was het vrijwel onmogelijk om er potentiële kiezers te bezoeken: in Brabant had ze domweg geen kader. Met vliegtuigen gooiden ze er dan maar wat strooibiljetten uit.’

Drenkelingen
Totdat de invloed van de katholieke kerk in de jaren zeventig begon af te brokkelen. De Jong: ‘In andere streken van Nederland waren de verhoudingen allang gepolitiseerd geraakt, maar in Brabant had de KVP nooit iets voor haar positie hoeven doen. Brabanders zijn daardoor veel minder politiek gesocialiseerd dan bijvoorbeeld noorderlingen. Als zo’n kerkkader dan eenmaal wegzakt, blijven de kiezers als een soort drenkelingen achter. Dat verklaart waarom kiezerswisselingen in Brabant veel heviger zijn dan in andere gebieden. Ook anti-systeempartijen als de Boerenpartij, de Ouderenpartij van Jet Nijpels of de PVV krijgen er makkelijk voet aan de grond.’

Moeten politieke partijen zich dus minder om hun aanhang in de grote steden bekommeren en zich meer richten op de potentiële kiezers in een swing state als Noord-Brabant? De Jong: ‘Ik heb weleens een praatje van die strekking gehouden bij de Wiarda Beckmanstichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Een partij die zich van oudsher sterk richt op de grote steden.’ Zijn betoog werd volgens De Jong minzaam aangehoord, zonder dat het veel uitrichtte. En dat kon hij ook wel weer begrijpen: ‘Je kunt je aandacht wel op Brabant concentreren, maar de ervaring leert: je bent de stemmen daar vervolgens ook zo weer kwijt.’

Hoezeer de kiezersvoorkeur ook nog steeds volgens historisch-geografische patronen is te verklaren, soms stelt de kiezer zelfs onderzoeker De Jong voor een raadsel. Hij geeft een voorbeeld. ‘Almere bestaat voor een groot gedeelte uit overloop van Amsterdammers. In het begin had Almere dus logischerwijs ook een groot percentage PvdA-stemmers. Daarna is dat er echter veel sterker teruggelopen dan in Amsterdam. Blijkbaar,’ verzucht hij, ‘heeft zelfs verandering van lucht al invloed op ons stemgedrag.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie