Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

‘Ik wist dat ik ging winnen’

‘Natuurlijk zag ik er aanvankelijk wat tegenop. Maar als je de stad niet in durft om met mensen in gesprek te gaan, moet je überhaupt geen burgemeester worden.’ Aleid Wolfsen (48) blikt terug op het mislukte Utrechtse burgemeestersreferendum. ‘Ik dacht: het moet raar lopen als ik het niet word.’

10 oktober 2008

Een jaar later

 

Op 10 oktober 2007 haalde PvdA-Kamerlid Aleid Wolfsen 72 procent van de stemmen bij het Utrechtse burgemeestersreferendum. De opkomst was veel te laag voor een geldige uitslag, maar een dag later werd hij door de raad voorgedragen voor het burgemeesterschap.

 

Aleid Wolfsen: ‘Als raadslid van Oldebroek, halverwege de jaren negentig, dacht ik wel eens: burgemeester zou ik ooit nog wel willen worden. Alleen zag mijn echtgenote er niet zoveel in. We woonden daar een tijdje naast de burgemeester en ze zag hoe iedereen dan op je lette. Ze voelde weinig voor de rol van echtgenote van. Zeker in zo’n dorp heb je dat sterk. Maar toen in 2007 Utrecht voorbij kwam, hief ze de blokkade op.

 

‘Ik was wel even verrast door het bericht dat Utrecht vacant kwam. Annie Brouwer was net een jaar geleden herbenoemd tot burgemeester toen ze haar vertrek aankondigde. Eerlijk gezegd was het voor mij ook geen gelukkig moment. Bij de Kamerverkiezingen van november 2006 was ik als nummer 3 van de PvdA herkozen, ik had zelfs voldoende voorkeurstemmen voor een eigen zetel gekregen. Het was dus te kort na de verkiezingen. Ik heb daar wel over lopen tobben, maar aan de andere kant dacht ik: die kans krijg je niet weer, die plek komt maar één keer in de tien jaar vrij.

 

‘Utrecht heb ik altijd een mooie stad gevonden. Er zijn nu eenmaal maar weinig steden waar je echt iets mee hebt. Als ik bijvoorbeeld had mogen kiezen tussen Rotterdam en Utrecht, was het Utrecht geworden. Dus het was wel een ongelukkige samenloop, maar ik wilde het zo graag dat ik me daar overheen heb gezet. En, dat is wel mooi, de eerste vrouw die ik hier tegenkwam, letterlijk op het bordes voor het stadhuis, zei tegen me: “Goed dat u zich meldt. Ik heb voor de Kamer op u gestemd en ik ga nu bij het referendum weer op u stemmen.” Ja, het is altijd een beetje dubbel.

 

‘De kabinetsformatie was net geweest en als ik minister van weet ik veel was geworden, dan was het natuurlijk niet gebeurd. Maar mijn besluit om voor Utrecht te solliciteren had niets met teleurstelling of zo te maken. Ik stond wel op het lijstje dat Wouter Bos bij de formatie in zijn binnenzak had, maar daar stonden honderd man op, vermoed ik. Bovendien hadden we dramatisch verloren en we hebben ook nog het mannetje-vrouwtje-systeem.

 

Mannetje-vrouwtje

 

‘Het was vanaf het begin wel duidelijk dat Wouter minister wilde worden. Dan hadden we er eentje van buiten: Ronald Plasterk lag vanaf het begin redelijk vast. Daarmee was er nog één plek voor een mannetje over, en Bert Koenders zat tien jaar in de Kamer, dus dat was zo vanzelfsprekend. Staatssecretaris van Justitie speelde nog, maar daar heb je ook het mannetje-vrouwtje-systeem. En Nebahat Albayrak stond niet alleen voor mij op de verkiezingslijst, ze zat ook al langer in de Kamer, is zeer deskundig en ze had de vreemdelingenwet behandeld. Dus ook dat was een logische keuze.

 

‘Zo werkt het nu eenmaal. Je hebt niet meer plekken dan je krijgt, het is all in the game. Je gaat ook niet naar de Kamer om minister of staatssecretaris te worden. Je gaat naar de Kamer om Kamerlid te worden. En ik heb het in de Kamer zeer naar mijn zin gehad. Ik heb ook dingen voor elkaar gekregen, al zeg ik het zelf.

 

‘Ik vond het buitengewoon eervol en ik heb me er zeer vermaakt. Het eerste half jaar niet, want dat was natuurlijk drama na Fortuyn. Maar vanaf 2003 heb ik er met heel veel plezier gezeten. Het was dus geen negatieve keuze om uit de Kamer te gaan. ‘Daarom durfde ik het ook, zeg ik in alle eerlijkheid. Je had het referendum, maar ik dacht: als ik dat zou verliezen, zou de fractie eerder juichen dat ik bleef dan andersom. Dus ik was vrij man.’

 

‘Ik heb natuurlijk wel even afgetast of ze mijn brief hier onmiddellijk in de prullenbak zouden gooien, ja of nee. Dat bleek niet het geval. Maar dat zegt verder niks. Je hebt een sollicitatieproces en het is in handen van de raad. Mijn uiteindelijke tegenkandidaat Ralph Pans was een van de mensen die door Pierre Heijnen vanuit de PvdA-Kamerfractie waren benaderd om te solliciteren. Ik heb het ook wel met Pierre Heijnen besproken, maar ik ga daar niet alles over vertellen. Een mysterie moet je soms een beetje een mysterie laten, vind ik. Ik wil wel zeggen dat niet alles waar is wat Ralph Pans in zijn boek De slag om de Domstad heeft geschreven. Maar alle geheimen moet je niet verklappen.

 

‘Ik was zelf niet erg gelukkig met het referendum in deze vorm. Dat heb ik vooraf ook tegen de vertrouwenscommissie gezegd. Ik dacht, als ze mij vragen wat ik ervan vind dan ga ik ze niet naar de mond praten en zeggen: “geweldig, briljant”. Nee, ik zei: “Mijn keus zou het niet geweest zijn.” Die constructie met twee kandidaten, terwijl het in de stad zo negatief lag en terwijl het voorstel er in de raad ook maar met een krappe meerderheid was doorgedrukt – dat moet je niet doen. ‘Natuurlijk zag ik aanvankelijk wat op tegen het referendum, in alle eerlijkheid. Maar ik wist dat het erbij hoorde en ik dacht: als je de stad niet durft in te trekken om met mensen in gesprek te gaan, moet je überhaupt geen burgemeester worden. Ik heb persoonlijk buitengewoon veel plezier beleefd aan het campagnevoeren.

 

Mooie happening

 

‘Op een donderdag hoorde ik dat ik een van de kandidaten was en de dinsdag daarop ben ik in de stad gaan wonen, ook gaan slapen. Toen heb ik een week of twee door de stad getrokken; meer kun je niet doen. Na de installatie hadden we een soort kennismakingsbijeenkomst met de stad, een ontzettend drukke en mooie happening. ‘s Avonds zei mijn echtgenote tegen me: Hé, wat ken jij al veel mensen in de stad. Ik zeg: Ja, dat is het voordeel van een referendum.’

 

‘De opkomst was tijdens de campagne niet mijn grootste zorg. Het ging meer om: haal je de meeste stemmen, ja of nee. Het mooiste had ik natuurlijk gevonden zo rond de 80 procent opkomst en driekwart van de stemmen op mij. Dat laatste is dus aardig gelukt, met 72 procent. Gaandeweg de dag van het referendum werd al duidelijk dat de vereiste minimumopkomst van 30 procent niet zou worden gehaald. Dat het uiteindelijk maar 9 procent werd, viel toch nog wel iets tegen. Ik kan het niet ontkennen.

 

‘Maar ik had wel steeds het gevoel dat ik de tweestrijd met de andere kandidaat zou winnen. Dus ik ging hier ’s avonds optimistisch de zaal in. Ik dacht: tomorrow is another day, dan beslist de gemeenteraad, en het moet raar lopen als ik het niet word. Het klikte met de vertrouwenscommissie, het klikte met de raad, en in het referendum klikte het ook met de stad. Ik denk dat de raad dacht: het zal wel goed gaan met die man.’

 

‘Ik ben op zich wel voor een gekozen burgemeester. Maar zoals het hier in Utrecht is gelopen, was natuurlijk ongelukkig. Dus ik vind het goed dat dit soort referendums niet meer worden gehouden. Je kunt een burgemeester door de raad laten verkiezen of door de bevolking. Alleen verandert dan het burgemeesterschap; dat blijft het eeuwige dilemma. Dan moet je het hele systeem veranderen, en waar ik dan zelf weer moeite mee heb, is dat je het evenwicht tussen raad en burgemeester verschuift. Dat is niet goed voor de democratie.

 

‘Het mooie van het huidige systeem vind ik dat de gemeenteraad een afspiegeling is van de stad. Al die kleine en grote fracties, een prachtig evenwicht. Als het primaat meer ligt bij de burgemeester en z’n eigen programma, dan verlies je die nuance van de raad. Dus daar moet nog heel goed op worden gestudeerd. Voorshands is het huidige systeem nog even het beste.’

 

‘Als burgemeester hoef je echt niet harder te werken dan als Kamerlid, maar er is wel een fysieke druk waardoor je het idéé hebt dat je harder werkt. Als Kamerlid zat ik vaak maandag thuis te werken, te mailen, te bellen, te priegelen in wetsvoorstellen, af en toe ook eens rustig na te denken. Als burgemeester heb je dat niet. Je moet altijd scherp zijn. Je bent altijd gastheer of voorzitter. Je moet ook veel vaker ergens zíjn. Het oogt veel drukker. Je agenda is veel voller gepland.’

 

Opgeslokt

 

‘In het begin word je helemaal opgeslokt door de stad. Komende zondag heb ik toevallig helemaal niks in de agenda, maar dat is pas de tweede of derde keer. Een agendavrije zondag is een wereldwonder. Ik had het er een tijdje geleden met Thom de Graaf over, de burgemeester van Nijmegen, die minister maar ook lang Kamerlid is geweest. Ik vroeg: Hoe heb jij die overgang van het Haagse naar het burgemeesterschap ervaren? Hij zei letterlijk hetzelfde tegen me: “Het eerste halfjaar is gewoon onophoudelijk inwerken. Daar valt gewoon niet aan te ontkomen. Berust daarin.”

 

‘Maar ik moet eerlijk zeggen: het geeft je ook een geweldige energie. Ik sta ’s morgens op met het gevoel van: ik ga er heerlijk tegenaan, het ziet er weer goed uit vandaag. Dus aan de ene kant denk ik: zondag lekker rustig, aan de andere kant is het zaterdag gelukkig weer redelijk druk. Want ik ben nog niet één keer de woning met tegenzin uitgegaan.

 

‘Als burgemeester ben ik wie ik ben. Ik ben niet anders dan ik in de Kamer was of zo. En ik heb niet zoveel behoefte om me te vergelijken met andere burgemeesters. Je moet me vergelijken met mezelf; daar voel ik me het beste bij. Ik ga ook geen gedrag kopiëren. Maar in de campagne typeerde iemand mij een keer in de discussie. Die zei: “Je hebt iets van wat Opstelten heeft, die kordaatheid. Maar aan de andere kant ook iets van de vriendelijkheid van Cohen, hoe hij in de stad opereert, de boel bij elkaar houden en zo.” Bij die typering voelde ik me wel prettig.’

 

Aleid Wolfsen

 

Aleid Wolfsen werd in 1960 in Kampen geboren. Na het vwo ging hij in 1980 werken op het parket van de arrondissementsrechtbank Zwolle. Daarnaast studeerde hij vanaf 1985 rechten in Groningen. Van 1995 tot 1998 was hij werkzaam op het ministerie van Justitie. In 1998 werd hij rechter in Amsterdam en in 2001 vice-president van de Haarlemse rechtbank. Tevens was hij in de periode 1994-1998 PvdA-raadslid in Oldebroek. Bij de verkiezingen van mei 2002 werd hij Kamerlid voor de PvdA, en in maart 2007 lid van het fractiebestuur.

 

Op 10 oktober 2007 won Aleid Wolfsen met 72 procent van de stemmen het burgemeestersreferendum in Utrecht. Ondanks de lage opkomst werd hij op 11 oktober 2007 met 30 van de 43 stemmen door de gemeenteraad verkozen tot voorkeurskandidaat. Op 2 januari 2008 volgde zijn installatie.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie