Nederland dekoloniseerde niet echt
Weeffouten in het Statuut maken de Koninkrijksverhoudingen heel ingewikkeld.Het pleidooi van Santos do Nascimento om het Statuut op de helling te zetten, onderschrijf Douwe Jan Elzinga van harte.
Op 16 februari promoveerde Ry ond Santos do Nascimento aan de Universiteit van Aruba, na eerder (16 december) op hetzelfde geschrift te zijn gepromoveerd in Groningen. Het resultaat van dit ‘double doctorate’ is een kloek en opmerkelijk boek over de grondslagen van het Koninkrijk der Nederlanden.
De auteur verdedigt de stelling dat het Statuut in verschillende opzichten de weerslag is van de politieke strijd die na 1945 woedde over de toekomst van overzeese rijksdelen. Toen Nederlands Indië nog in beeld was, werd een structuur bedacht die boven de afzonderlijke landen zou komen te staan. En het waren vooral sociaal-democraten, zoals Logeman en anderen, die zich intensief met dit debat bemoeiden en aanvankelijk de toon hebben gezet. Na de onafhankelijkheid van Indonesië verlegde de focus zich naar Suriname en de Nederlandse Antillen. Ondertussen waren de politieke verhoudingen in Nederland veranderd en is het de KVP geweest die het Koninkrijksdossier ging beheersen. De promovendus betoogt dat deze politieke kanteling van beslissende betekenis is geweest voor de uiteindelijke structuur van het Statuut.
Tot nu toe was de dominante visie dat het in de aanloop naar 1954 vooral praktische overwegingen zijn geweest die hebben geleid tot de afwijzing van een zware structuur voor het Koninkrijk. Immers toen Indië wegviel, was er veel minder aanleiding om allerlei aparte Koninkrijksorganen in het leven te roepen en om die reden zou zijn besloten om de Nederlandse instellingen te belasten met de belangrijkste Koninkrijkstaken. Santos do Nascimento levert nu allerlei argumenten voor de stelling dat op basis van het KVP-gedachtengoed het helemaal niet de bedoeling was om Suriname en de Nederlandse Antillen ook echt te dekoloniseren.
Men opteerde met het Statuut voor een overgangsfiguur. In naam werd wel een zekere gelijkwaardigheid voor de drie landen in het leven geroepen, maar de institutionele ordening van het Statuut was zodanig van opzet dat Nederland uiteindelijk die dienst bleef uitmaken en bij conflicten aan het langste einde bleef trekken. Er bestaat weliswaar een aparte regering voor het Koninkrijk, er is een Raad van State voor het Koninkrijk en het Statuut schept een zekere autonome ruimte voor de Caribische landen, maar bij nauwgezette waarneming is de verhouding tussen Nederland en de Caribische rijksdelen in allerlei opzichten ongelijkwaardig.
Het scherpst komt dit tot uitdrukking in de wijze waarop het Koninkrijk toezicht uitoefent op de landen. Dat toezicht betreft onder meer de deugdelijkheid van bestuur. Deze belangrijke norm uit art. 43 van het Statuut geldt heden ten dage zowel voor Nederland als voor Aruba, Cura ao en Sint Maarten. Art. 50 van het Statuut sluit echter uit dat het Koninkrijk dit toezicht op Nederland uitoefent. De redenering is daar dat door de grote samenval van de Nederlandse instellingen en de Koninkrijksinstellingen een dergelijk toezicht niet kan werken. En het is dan ook om die reden dat de Koninkrijksinstellingen met grote regelmaat de Caribische landen aanspreken op ondeugdelijk bestuur, terwijl dergelijke vormen van ondeugdelijk bestuur – die ook in Nederland voorkomen – volkomen ongemoeid worden gelaten.
Het zijn deze en andere weeffouten in het Statuut die de Koninkrijksverhoudingen heel ingewikkeld maken en een rijke bron zijn van vele strubbelingen. Het pleidooi van Santos do Nascimento om het Statuut op de helling te zetten, kan dan ook van harte worden ondersteund.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.