Het failliet van de holland acht
Dodelijker had het oordeel van de visitatiecommissie-Hermans over de samenwerking van de vier Randstadprovincies en vier grote steden niet kunnen zijn. Deze samenwerking, die 5 jaar geleden een impuls gegeven werd door de vergelijking met de Olympische gouden roeiers van de Holland Acht, is ‘een lege huls’ gebleken.
In 2005 staken de vier commissarissen van de koningin Franssen (Zuid-Holland), Borghouts (Noord-Holland), Staal (Utrecht) en Jager (Flevoland) samen met de burgemeesters Cohen (Amsterdam), Opstelten (Rotterdam), Deetman (Den Haag) en Brouwer (Utrecht) de loftrompet op hun samenwerking. Het was gedaan met het elkaar de loef afsteken. Samen zouden ze de Randstad tot een krachtige, economische topregio in Europa maken. Met hun belofte van samenwerking zouden ze een eind maken aan de bestuurlijke drukte die tot besluiteloosheid en traagheid had geleid.
Het resultaat is schrijnend, blijkt uit het rapport van de visitatiecommissie-Hermans die de bestuurskracht van de vier Randstadprovincies onderzocht. De Randstedelijke samenwerking leeft nauwelijks bij de provincies. Gezamenlijke Randstadopgaven worden slechts per provincie opgepakt en eensgezind optreden in Brussel bestaat slechts voor de vorm. Iedereen gaat voor eigen parochie. De vier provincies weten zich bovendien geen raad met de sterke, grote steden en de daarmee samenvallende stedelijke regio’s in hun gebied. Zij schieten te kort om hun meerwaarde voor de steden duidelijk te maken, zo staat in het rapport, behalve dan in Utrecht waar stad en provincie wel in staat zijn tot vruchtbare samenwerking.
De conclusie van Hermans is weinig gedurfd: herijking van de samenwerking. Maar de betekenis van zijn analyse mag en moet niet worden onderschat. Met het oog op de grote financiële en bestuurlijke hervormingsoperatie die het kabinet door ambtenaren laat voorbereiden, is duidelijk dat het zo niet verder kan. Ingrijpen is noodzakelijk, bijvoorbeeld door de vorming van één Randstadprovincie of door de provincies te vervangen door regio’s. In ieder geval is nodig dat de Randstadprovincies stoppen met alles doen.
Hermans constateert dat zij het meest doeltreffend zijn op ruimtelijk-fysiek terrein. Op dat soort kerntaken concentreren, zoals Zuid-Holland doet, is lonend - op voorwaarde dat de provincies zich verre houden van de uitvoering ervan door de gemeenten. De inspanningen van de provincies om op terreinen als cultuur, zorg, welzijn, scholing en werk actief te zijn, wordt door gemeenten als bemoeizuchtig ervaren, vooral doordat de provincie weinig meer te bieden heeft dan ‘smeergeld’. Stoppen dus met dit soort activiteiten, aldus Hermans.
Twee jaar geleden adviseerde de commissie-Lodders al dat provincies moeten ophouden met (jeugd)zorg en welzijn. Hoeveel waarschuwingen hebben kabinet en Tweede Kamer nodig om een einde te maken aan de dorpspolitiek tussen provincies en grote steden in de Randstad?
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.