Grondwetsgraffiti is de nieuwe trend
Grotten beschilderen doet de mensheid al een tijdje. En de neiging om op de binnenkant van toiletdeuren te schrijven, zit kennelijk ook heel diep. Maar de wens om in raadszalen grondwetsartikelen in steen te beitelen, is volgens mij relatief nieuw. Toch is het een nieuwe trend. Althans, ik krijg steeds vaker persberichten van nieuwe onthullingen.
Pas nog in Culemborg, waar men voor de Stadszaal van artikel 1 Grondwet een kunstwerk in de kleuren van de regenboog had laten maken. Meteen ook maar met de verboden gronden ‘handicap’ en ‘seksuele gerichtheid’ erbij, zag ik, hoewel het voorstel daarvoor pas in eerste lezing is goedgekeurd. Een beetje misleiding voor de goede zaak.
In Apeldoorn kwam een vergelijkbaar voorstel niet uit de startblokken. Kunstwerken over artikel 1 suggereren een hiërarchie in grondrechten, terwijl die er staatsrechtelijk nadrukkelijk niet is, reageerde de VVD. Artikel 1 is evenmin de basis van de Grondwet, voegde de ChristenUnie daaraan toe. En dat klopt op zich. Het discriminatieverbod kreeg pas in 1983 zijn huidige vorm en plaats in de Grondwet. Ons oudste grondrecht is de godsdienstvrijheid, die met een beetje goede wil kan worden teruggeleid tot de Unie van Utrecht uit 1579. In Apeldoorn heeft het college dan ook de opdracht gekregen om meerdere grondwetsartikelen op de muur aan te brengen.
Ondertussen slaat de grondwetsgrafitti over naar politiek Den Haag. Het Kamerlid Bosma probeerde Kamervoorzitter te worden met de belofte het inlichtingenrecht uit artikel 68 Grondwet in de muur te slijpen. En bij de laatste algemene politieke beschouwingen diende Omtzigt een motie in om de hele Grondwet op de muur van de plenaire zaal te schilderen. Inclusief dus het altijd inspirerende artikel 128: ‘Behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 123, kan de toekenning van bevoegdheden, als bedoeld in artikel 124, eerste lid, aan andere organen dan die, genoemd in artikel 125, alleen door provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad geschieden.’
In Amerika, waar ze zich bij gebrek aan een fatsoenlijk koningshuis al veel langer moeten behelpen met het aanbidden van grondwetsteksten, circuleren mopperige academische stukken over dit verschijnsel. Al die kunstwerken en grondwetsbanken leiden niet tot een robuuste rechtsstatelijke cultuur, is de kritiek, maar tot een cult of constitutionalism. Een grondwetsartikel aan de muur is het eindpunt van de ontwikkeling van een gedeelde waarde. En meteen ook het beginpunt van het verval ervan. In het oog, uit het hart, zo gezegd. De norm is grafisch geworden.
Ik vind dat Amerikaanse gemopper echter allemaal zwaar overdreven. Ooit deed de Universiteit Leiden onderzoek naar de de opvattingen van gewone Nederlanders over onze Grondwet. Men was er uitermate content mee, bleek meteen al bij vraag 1. Maar men had geen idee wat erin stond.
Bij zo’n vertrekpunt kan het alleen maar mooier worden. Al die blanco grondwetsliefhebbers kunnen tijdens hun wachttijd bij de balie van burgerzaken iets nuttigs over de Grondwet leren. Met een tekst uit de Grondwet op de muur. Of beter nog: met iets wat in de Grondwet had kunnen staan. Meer nog dan een stel aangekoekte spelregels uit het verleden is de Grondwet immers het brandpunt van de verwachtingen voor de toekomst. Wat mij betreft leeft elke gemeenteraad zich uit en hangen we de publieke ruimte vol met grondwetskunst.
Historici spreken over de 19e eeuw als de eeuw van de grondwet, omdat we toen ons parlementair stelsel hebben gevormd. Voermans noemt de 20e eeuw de eeuw van de grondwet, omdat driekwart van de grondwetten ter wereld van na 1975 dateert. Maar als ze ooit de scherven van deze tijd opgraven, dan zullen ze zien dat de eeuw van de grondwet de 21e was.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.