Griffier: steek je nek uit
De griffiersfunctie van de gemeenteraad bestaat bijna twintig jaar. Er is veel bereikt, maar er moet ook nog heel veel gebeuren. Om de gemeenteraad van betekenis te laten zijn voor de lokale samenleving moeten de griffiers meer leveren. Ze dienen hun nek uit te steken en de grenzen van hun werkveld op te zoeken. Om zo het lokale huis voor de democratie opnieuw in te richten. Dat betoogt Jan Dirk Pruim, scheidend raadsgriffier van Almere.
Essay door Jan Dirk Pruim
In 2002 zijn gemeenten duaal gaan werken. Met de ambitie de lokale partijpolitieke democratie te vitaliseren. De Kamer voegde aan de Wet dualisering gemeentebestuur per amendement ‘De Cloe’ toe dat elke gemeente een griffier moet hebben. Zonder handboeken, draaiboeken, standaardfunctieprofielen of inrichtingsplannen voor een griffie zijn griffiers van start gegaan. Werkenderwijs is daar vanaf maart 2002 invulling aan gegeven. Dat gebeurde niet onder eenvoudig gesternte. Er bestond onder meer bij burgemeesters, wethouders en gemeentesecreta rissen veel weerzin tegen de nieuwe − duale − situatie. De raadsleden die in 2002 aantraden, waren geselecteerd onder monistische vlag en moesten opeens duaal gaan werken. Dat bleek moeilijk, want in veel gemeenten groeide een soort dumonisme. Andere raden verwarden dualisering met ‘duellisering’. Het heeft een aantal raad speriodes geduurd voordat er enige stabiliteit kwam.
Hierdoor zijn grote delen van het werkveld van de griffier nog niet of nauwelijks verkend. Toch bespeur ik bij griffiers de neiging om wat er nu staat vast te leggen en af te bakenen. Met als gevolg dat de ruimte voor raad en griffiers niet wordt verkend, stolling optreedt en het kartel van in- en externe functiewaarderingsdeskundigen de functie gevangen zet. Daarmee wordt geen recht gedaan aan de functie van griffier, de noodzakelijke ondersteuning voor een gemeenteraad en het belang van inwoners bij een vitale lokale democratie.
Verstopt
De vitalisering van de lokale democratie werd met name gezocht in de volksvertegenwoordigende en controlerende rol van raadsleden. Eigenlijk was in 2002 de verwachting dat de lokale Renske Leijtens en Pieter Omtzigten zouden opstaan en zichtbaar zouden worden. Daarvan zijn zeker lokale voorbeelden, maar meer zie je raadsleden vluchten in ‘dagjespolitiek’; in dagelijkse scoringsdrift en publiciteitsverlangen. Dat is een van de oorzaken dat gemeenteraden zich onvoldoende hebben ontwikkeld tot hét lokale instituut, dé lokale gespreksplaats van tegenwicht en tegenspraak. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de huidige tijd veel van raadsleden vraagt. Ik geef het hen te doen en het is ook niet vreemd dat de verleiding voor de waan van de dag gaat overheersen. Die waan wordt versterkt door coalitiegestuurd werken.
Coalitieakkoorden met de daaraan verbonden fractiediscipline bieden raadsleden weinig bewegingsvrijheid. En laten de raad weinig ruimte voor debat en deliberatie. Voeg daarbij de gevolgen van de decentralisaties op de werking van de raad. Die hebben het takenpakket van gemeenten vergroot, maar de autonomie van de raad juist verkleind. Het versterkt het beeld dat medebewindstaken dominant zijn geworden bij gemeenten; typisch taken voor colleges en allerlei instellingen die in het lokale publieke domein actief zijn. Voor een raad is het bijna ondoenlijk om medebewindstaken te controleren en bij te sturen.
Restverwerking
Zo lijkt hoogleraar Pieter Tops nog gelijk te krijgen toen hij jaren geleden de gemeenteraad als een instituut van restverwerking duidde. Zijn collega Douwe Jan Elzinga (voorzitter van de staatscommissie Dualisme en Lokale Democratie, wiens advies heeft geleid tot de Wet dualisering gemeentebestuur) pleitte vorig jaar mede om die reden voor een revolutie waarbij gemeenteraden hun autonomie terugeisen. Want zonder een belangrijk deel aan autonomie staat het lokale politiek stelsel op instorten. Bedenk dat door die decentralisaties veel samenwerkingsverbanden zijn ontstaan.
Door die intergemeentelijke samenwerking en regionalisering verliezen gemeenten grip. De raadskoffer met instrumenten voor toezicht en controle op ketenpartners en op het middenbestuur is nu onvoldoende gevuld. Raadsleden hebben verder te maken met de informatie paradox. Met het toenemen van de informatie neemt de onwetendheid toe. De kunst van de goede informatie op het goede moment te krijgen is een uitdaging. Al met al moet je van goeden huize komen om als raadslid van betekenis te zijn. Maar het is niet alleen de ingewikkelde buitenwereld die van raadsleden veel vraagt.
Raadsleden en politieke partijen zorgen zelf ook voor een extra werklast door zaken niet goed te organiseren. Te beginnen met hun ambtelijke ondersteuning. Die positioneren ze niet goed en gemakshalve wordt een soort valse bescheidenheid ingenomen. Dat uit zich in de voortdurende discussie over plaats en positie van de griffier/griffie. De valkuil van ‘de voorbeeldfunctie’ en soms het politieke vertrekpunt dat elke ambtenaar er één te veel is, veroorzaakt blijkbaar dat gedrag. Het effect van die kruide nierspraktijken is dat raadsleden nooit in de beperkte tijd die zij hebben, het beste uit zichzelf halen. Dat ze daarmee de inwoners, de kiezers van hun gemeente tekortdoen mag evident zijn.
Politieke partijen
En zo kom ik als vanzelf bij politiek partijen uit. Zij zijn probleemhouder geworden. Een partij is steeds minder een maatschappelijke beweging, maar meer en meer onderdeel van het bestuurlijke systeem. De ontmoeting binnen partijen tussen de samenleving en de politieke elite is verdwenen. Daardoor komt de lokale meerstemmigheid in de raadszaal steeds minder tot uiting. Ook speelt de veranderende rol en positie van de burgemeester mee. Deze is steeds meer portefeuillehouder en steeds minder voorzitter van de raad. Machtstoename als portefeuillehouder levert gezagsverlies op als voorzitter van de raad. Een ambtelijke organisatie die werkt voor klanten en niet via de bestuursorganen voor de inwoners, helpt ook niet.
Bovendien zijn griffiers er niet in geslaagd voor de raad de brug te bouwen tussen stad en stadhuis. Het werd een griffie binnen het stadhuis. Als griffiers hebben we te weinig tegenwicht geboden. En zo gebeurt het – ondanks alle aardige fractiebezoeken – dat gemeenteraden zich met hun werk in het gemeentehuis, in het stadhuis hebben laten zuigen. Met een leeg midden tot gevolg en raadsleden die vrijelijk kunnen opmerken dat voor hen niet de raad, maar wel de raadsvergadering bestaat.
Aanjager
Willen we de kiezer/inwoner de waarde van onze lokale politieke democratie laten zien, vertrouwen laten voelen en bijvoorbeeld de opkomst bij de verkiezingen vergroten, dan vraagt dat een stap buiten het stadhuis. Dat kunnen en hoeven raadsleden echt niet alleen te doen. Als raadslid moet je kunnen rekenen op een excellent eigen ambtelijk apparaat. Compact en kwalitatief hoogwaardig. Je moet leren die ambtenaren te gebruiken en te sturen. Alleen of in groepjes raadsleden een onderwerp uitdiepen. Sterker nog: griffiers kunnen en moeten daar met respect voor de mens en liefde voor politiek, vanuit een eigentijds civil servant-schap, mede motor en aanjager van zijn. De griffier als organisator van vergaderingen is niet meer voldoende voor morgen. Griffiers zullen hun gêne moeten laten varen; zullen de ruimte die buiten het stadhuis is ontstaan mede moeten invullen.
De huidige landelijke formatiekwestie maakt de wens voor een meer eigentijdse bestuursstijl weer zichtbaar. Laten gemeenteraden en griffiers de daaruit voortvloeiende ruimte gaan benutten. Laat niet het negatieve sentiment over die formatie toe, maar zet juist lokaal de luiken open voor andere en betere verbindingen met de samenleving. Daarmee ligt er voor de griffiers de kans en de taak het lokale huis voor de democratie (her)in te richten. Te beginnen met een inwoners- ofwel ombudskamer. Participatie, inspraak of ombudskwesties met raadsleden die laagdrempelig aanspreekbaar zijn voor inwoners, vullen die kamer. Het helpt inwoners en belanghebbenden hun opmerkingen, vragen en ideeën op een laagdrempelige manier te uiten. Inwoners krijgen ook een plek in die andere kamer, de controlekamer. Juist om meer kwalitatieve controle te ontwikkelen en ons minder blind te staren op indicatoren en kwantitatieve gegevens. Samen met ketenpartners moet instrumentarium worden gebouwd die kwesties kwalitatief inzichtelijk maken en die kans tot sturing bieden.
Informatiekamer
In de volgende kamer, de informatiekamer, helpt de griffier raadsleden om in dit digitale tijdperk aan bruikbare informatie te komen. Met informatiewaarde: bruikbaar en toegankelijk. Minder informatie met meer kwaliteit, toegesneden op de rollen van het raadslid. In de opgavenkamer is er alle ruimte om complexe onderwerpen te agenderen die vragen om een zeer gedegen en dus langdurige beeldvormende fase. Niet te snel de complexiteit van het onderwerp terugbrengen tot een raadsvoorstel. En niet te vergeten is deze kamer tevens een podium voor de maatschappelijke (keten)partners. Vanzelfsprekend moet een regiokamer worden ingericht. Met als doel voorbij de plichtmatige zienswijzen te komen en weg te blijven van de informatieoverdosis die uit veel gemeenschappelijke regelingen komt. Ten slotte verdient de besluitvormingskamer nog een verfbeurt, al was het maar om de digitale vergadermogelijkheden een plaats te geven. En dan staat er een huis met de deuren en ramen wagenwijd open dat inwoners uitnodigt desgewenst actief te zijn in één van die kamers.
Een eigentijds huis van lokale democratie inrichten is geen sinecure. Want je weet als griffier dat er niet een inrichting bestaat. Bij de inrichting van het ‘huis’ staat voor griffiers het vermogen tot dienstverlening, respect voor de mens, plezier in de politiek, evenals een hoge professionaliteit op vakgebieden, wendbaarheid van geest en betrouwbaarheid van de persoon centraal. Slimme allianties met andere griffiers maken specifieke kennis eenvoudig beschikbaar. Zo bereik je een compact hoogwaardig netwerk van griffies voor de gekozenen inwoners.
Deze puzzel voor griffiers vraagt ook van hen dat zij niet alleen dat deel van een verhaal durven te vertellen, maar in hun verhaal ook kwesties gaan agenderen die kleur en kwaliteit aan het huis geven. En daarmee de grenzen van hun werkveld opzoeken en ruimte maken voor raadsleden. Kwesties zoals de eigen voorzitter van de raad en de vitalisering van lokale partij(afdeling). Nut en noodzaak van landelijke partijen op lokaal niveau bespreekbaar maken. Wethouders van binnen de gemeente nastreven. De barricaden betreden voor herstel van autonomie. Vechten voor een eigen gemeentelijk financieel domein. Betrokkenheid van inwoners voorbij de klassieke participatie organiseren en hun kennis ontsluiten. Aanvullende controle-instrumenten afdwingen.
Alles tezamen een verhaal dat het belang vertelt van een vitale lokale representatieve democratie voor de kwaliteit van de lokale samenleving. Een verhaal waardoor raadsleden hun belangrijke plaats en positie beter en vitaal kunnen innemen.
Jan Dirk Pruim, scheidend raadsgriffier Almere
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.