Essay: Combineer zorg, drang en dwang
Straf, zorg en bestuur zijn geen aparte domeinen meer. Om de kans op recidive door delictplegers te verminderen en een veiliger buurt én samenleving te creëren, moeten reclassering en gemeenten de handen vaker ineenslaan. Dat is de overtuiging van Sjef van Gennip en Liesbeth Spies. Die samenwerking krijgt op steeds meer plaatsen vorm en inhoud, maar is nog lang niet overal vanzelfsprekend.

Kort door de bocht concentreerde de reclassering zich vooral op haar positie in het strafrechtelijke domein. Een logische focus, gezien de taak van de reclassering binnen het strafrecht: de rechter, het Openbaar Ministerie (OM) en Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) adviseren en het uitvoeren van (voorwaardelijke) straffen. Hoewel de reclassering ooit in 1823 is ontstaan als initiatief uit de samenleving, vanuit liefdadigheid en zorg voor gevangenen, is de organisatie in de voorbije tientallen jaren een belangrijke schakel geworden in de strafrechtketen. Kenmerkend voor het reclasseringswerk is dat het altijd in een gedwongen setting plaatsvindt; het contact is niet vrijwillig, er is altijd een ‘justitiële titel’.
Wat ook meespeelt bij de relatieve onbekendheid van gemeenten met reclasseringswerk is de organisatie van de reclassering. Voor de goede orde: dé Reclassering bestaat niet. Landelijk zijn er drie reclasseringsinstellingen die zich op volwassenen richten: het Leger des Heils, de stichting verslavingsreclassering GGZ en Reclassering Nederland. Een cliënt moet worden toebedeeld aan de instelling die hem of haar de meeste meerwaarde kan bieden. Hoewel de reclasseringsorganisaties intensief samenwerken waar dat kan, hebben opdrachtgevers dus in de praktijk te maken met meerdere reclasseringsorganisaties. Het doel van die reclasseringsorganisaties is wel gelijk: het gedrag van verdachten en daders van strafbare feiten positief beïnvloeden en risico’s zoveel mogelijk beheersen. Om zo overlast en nieuwe slachtoffers te voorkomen en de samenleving veiliger te maken door bijvoorbeeld de kans op recidive te verkleinen.
Decentralisaties
Twee ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat de reclassering en gemeenten de laatste jaren meer toenadering zoeken: decentralisaties, waardoor gemeenten veel meer verantwoordelijkheid hebben gekregen in het lokale sociaal domein en op het gebied van veiligheid én de ‘Ruim Baan’ aanpak die voortkomt uit de reclasseringsorganisaties, OM en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Ruim Baan is voortgekomen uit de wens van de betrokken organisaties om meer maatwerk te kunnen leveren kort na de aanhouding van een verdachte. Voor de reclassering gold dat de aanpak die de laatste tien jaar werd gehanteerd erg instrumenteel was geworden. Reclasseringswerkers werkten op basis van vooraf gedetailleerd vastgestelde vormen van dienstverlening (‘producten’). Anno 2017 is er, mede door de wijze waarop het ministerie de reclassering sinds 2016 (deels) financiert, meer ruimte voor de professional om maatwerk te leveren en effectieve, out-of the-box oplossingen aan te dragen. De reclassering adviseert nu veel vaker dan voorheen direct na een aanhouding over een effectieve afdoening van strafbare feiten. Dat kan een strafrechtelijke afdoening zijn, maar ook een afdoening die raakt aan zorg en het lokaal sociaal domein. Het bepalen van de meest effectieve afdoening gebeurt in nauwe samenwerking met politie en OM in de zogeheten ZSM-constructie.
In gevangenissen krijgt Ruim Baan vorm doordat de reclassering direct na binnenkomst van een gedetineerde actief adviseert over hoe iemand zijn leven na de detentie weer op de rails krijgt. Zo’n aanpak van snel en effectief handelen werkt natuurlijk alleen als de reclassering als organisatie en de reclasseringswerker persoonlijk zijn netwerk en kennis over het sociale domein op orde heeft.
Gemeentebesturen hebben de laatste jaren steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden gekregen op het gebied van openbare orde en veiligheid. Burgemeesters kunnen bijvoorbeeld gebiedsverboden af geven of gedragsaanwijzingen aan overlastplegers geven. Het lokale bestuur heeft daarbij te maken met dezelfde doelgroep als de reclassering. Vaak gaat het plegen van een strafbaar feit gepaard met complexe problematiek bij de daders. Of zijn meerdere gezinsleden bekend bij diverse (lokale) instanties. Daarom is goede samenwerking tussen gemeenten en reclassering van groot belang. Voor beide partijen. Waar een aanpak in een vrijwillig kader tekortschiet, kan een gedwongen kader delictplegers net dat zetje geven om hun gedrag wel te veranderen. Niemand wil tenslotte terug naar de gevangenis. In die gevallen kunnen gemeenten en reclassering samen, integraal naar de problematiek kijken en zo elkaars inzet versterken.
Brugfunctie
Dat een intensievere samenwerking tussen reclassering en gemeenten voor beide partijen veel goeds kan brengen, is wat ons betreft zonneklaar. En we zien ook al mooie voorbeelden ontstaan van samenwerking. Bekend zijn natuurlijk de veiligheidshuizen, waarin cliënten met complexe problematiek besproken worden en reclassering en lokale overheden actief deelnemen. Er ontstaan ook steeds meer initiatieven op wijkniveau. Zoals bijvoorbeeld in de gemeente Den Haag, waar reclasseringswerkers veel dichter op de politie en gemeente zijn gaan zitten.
Letterlijk, door aanwezig te zijn in wijken waar problemen zijn en samen te kijken wat nu écht nodig is voor de vaak jonge cliënten van de reclassering. Door een gezamenlijke aanpak van alle partijen is de overlast door criminele jongeren in de wijken waarin de pilot draaide sterk verminderd. De nieuwe werkwijze betekent dat de reclasseringswerker steeds minder werkt vanuit een kantoor, maar op pad is, midden in de samenleving. Niet meer uitnodigen voor een gesprek, maar langs gaan.
Niet meer overdag op pad, maar ’s avonds als het leeft in de wijk. Niet bellen met de politie, maar met de wijkagent mee de wijk in om de sociale omgeving van een cliënt echt te leren kennen en bijvoorbeeld te spreken met ouders.
Juist deze werkwijze is bijzonder effectief. Het stelt reclasseringswerkers in staat om direct na een aanhouding goed te adviseren over wat nodig is om nieuwe delicten te voorkomen. De reclasseringswerkers hebben veel informatie vanuit de wijk, van hulpverleners en bijvoorbeeld Veilig Thuis direct beschikbaar. Werd de reclassering eerder in het sociale domein nog gezien als onderdeel van het strafrecht, in Den Haag wordt de reclassering meer en meer de brug tussen het sociaal domein en het strafrecht. In een wat andere vorm heeft de werkwijze inmiddels navolging gevonden in de Rotterdamse wijk Pendrecht.
In Midden-Nederland heeft de reclassering samen met andere instanties afspraken gemaakt met 39 gemeenten over de persoonsgerichte aanpak voor mensen die niet in het lokale veiligheidshuis konden worden besproken. De afspraken maken maatwerk en een persoonsgerichte benadering mogelijk voor een veel grotere groep dan voorheen. In Amsterdam zoeken we de verbinding tussen werkstraf en betaald werk. Het is relatief onbekend dat de reclassering zorgdraagt voor de uitvoering van ruim 30.000 werkstraffen per jaar. Soms zitten daar werkgestraften bij die voor het eerst in aanraking komen met de regelmaat die een baan biedt: op tijd opstaan, werken en ’s avonds moe maar voldaan naar bed. Wanneer de begeleiders van zo’n werkstraf perspectief zien, brengen ze een werkgestrafte in contact met een werktraject van Werk Participatie en Inkomen, waarmee de kans om na de werkstraf een betaalde baan te krijgen toeneemt.
Privacy-issues
De voorbeelden zeggen het al: een blauwdruk voor effectieve samenwerking is er niet. Op lokaal niveau zal moeten worden bekeken welke vormen van samenwerking het meeste opleveren. In Tilburg en steeds meer gemeenten worden leertuinen ingericht om uit te zoeken waar de samenwerking nog niet goed liep. In het lokale Zorg- en Veiligheidshuis loopt die samenwerking steeds beter. Zo kwam men erachter dat op het gebied van re-integratie van ex-gedetineerden nog veel onbekendheid over en weer was. Die re-integratie is een verantwoordelijkheid van gemeenten, maar als iemand onder voorwaarden vrijkomt, kan daar ook de voorwaarde van reclasseringstoezicht aan verbonden worden.
In Tilburg zijn de casemanager van de gemeente en reclasseringswerker inmiddels al een aantal keer samen naar de gevangenis gegaan om met een gedetineerde zijn re-integratie te bespreken. Door samen op te trekken met instemming van een gedetineerde, worden bovendien privacyissues voorkomen. Een ander punt dat uit de Tilburgse leertuin naar voren kwam was het feit dat de sociale wijkteams niets wisten over het werk van de reclassering. Daarom werden er kennismakingen georganiseerd. Gewoon horen wat de één doet en wat de ander doet en praten over wanneer je wat voor elkaar kunt betekenen. Dat helpt enorm en maakt de lijnen een stuk korter.
Duidelijke afspraken
Hoewel samenwerking dus voor de hand ligt, is die nog lang niet overal vanzelfsprekend. Omdat iedere instantie een probleem vanuit zijn eigen expertise benadert kan dit ook tot frictie leiden. Welke aanpak is de beste? Wie krijgt gelijk? Daarom is het van belang om voortdurend met elkaar te communiceren. Wie pakt welke taak op? En waarom? De problematiek van overlast- en delictplegers is vaak niet op te lossen binnen één domein. Iemand die een risico vormt voor de veiligheid, heeft vaak ook zorg nodig, of heeft geen baan, leeft van een uitkering, of heeft problemen met zijn huisvesting. Dat kan geen enkele instantie alleen oplossen.
Reclasseringswerkers én hun collega’s bij andere organisaties moeten daarom flexibel zijn, vertrouwen in de ander hebben en tegelijk het vermogen hebben om goed positie te bepalen in het netwerk dat het veiligheidsdomein en het lokaal sociaal domein vormen. Steeds meer zullen we van onze medewerkers vragen om niet alléén uitstekend vakwerk te leveren. Men moet ook in staat zijn om goed te netwerken en effectief samen te werken. Cruciaal daarbij is het maken van duidelijke afspraken over de vraag wie eerstverantwoordelijk is.
Dit alles betekent niet dat de reclassering de komende jaren totaal anders zal gaan werken. Wij willen nadrukkelijk blijven vertrekken vanuit het strafrechtelijke, gedwongen kader, de ‘justitiële titel’. Dat blijft het vertrekpunt voor bemoeienis van de reclassering. De verandering zit vooral in een effectievere bijdrage van de reclassering aan de lokale sociale netwerken. Dat gaat stapsgewijs: kennismaken, onderzoeken waar de lokale behoefte zit, innovaties doorvoeren en het netwerk versterken met onze specialistische kennis over de op- en afbouw van criminele carrières. Juist op het grensvlak waar zorg gecombineerd wordt met drang en dwang is de reclassering met een aanpak op persoonsniveau van meerwaarde.
Sjef van Gennip is algemeen directeur van Reclassering Nederland Liesbeth Spies is burgemeester van Alphen aan den Rijn en voorzitter van de raad van toezicht van Reclassering Nederland.
Ik stel voor, dat 60-plussers en gehandicapten in achterstandswijken, toestemming krijgen, om pepperspray te dragen, op straat en in huis. Dit op voorwaarde, dat ze geen strafblad hebben, en niet veel boetes hebben gehad in hun leven.
Deze bevolkingsgroepen lijden denk ik meer dan andere groepen onder criminaliteit, agressieve loslopende honden, en straatterreur door agressieve hangjongeren.
Deze groepen (potentiële) slachtoffers worden nu door de Nederlandse overheid ernstig in de steek gelaten, voor wat betreft hun sociale veiligheid. Dat komt o.a. doordat de overheid daders en slachtoffers met elkaar verwart.
Ik stel voor, dat er eerst een kleinschalig wetenschappelijk proefproject wordt gedaan met mijn bovenstaande voorstel. Pas daarna kunnen we onderbouwde conclusies trekken, over de effecten van deze voorgestelde maatregel. Meten is weten. Overheid bescherm de meest kwetsbaren.
Ik stem links.