Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Goed doen voor de mensen

Goed geland: Een serie over vluchtelingen die carrière maken in de publieke sector.

29 januari 2016

Deeqa Gelle verruilde de oorlog in Mogadishu voor Ulft en later Den Haag. Nu werkt ze aan de digitale informatievoorziening bij Binnenlandse Zaken. ­‘Vluchtelingen stimuleren de economie van hun ­vaderland. Waardoor er minder vluchtelingen komen.’ 

Goed geland: Een serie over vluchtelingen die carrière maken in de publieke sector.

Deeqa Gelle is veertien wanneer vele duizenden mensen aan haar voorbij­trekken: te voet, in auto’s, in busjes, in karren, met karren, en ieder zoveel mogelijk tassen en huisraad met zich meeslepend. De mensen ontvluchten Mogadishu, de aan de Indische Oceaan gelegen hoofdstad van het Oost-Afrikaanse Somalië. De onophoudelijke stroom roept vragen op bij de puber Deeqa, de oudste uit een gezin met vijf kinderen. Wat is er aan de hand? Waarom trekken die mensen weg? Omdat het niet langer veilig is in Mogadishu, krijgt ze te horen van de volwassenen om haar heen: haar moeder, twee ooms en een tante. Er wordt gevochten in de stad, zo hevig dat er doden vallen. Er is een burgeroorlog uitgebroken.

Deeqa’s vader is twee dagen eerder achtergebleven in hun huis in Mogadishu, toen de rest van het gezin en enkele andere familieleden naar het buitenhuis gingen waar nu al die mensen langskomen. Dat was ook vluchten, maar dat had de jonge Deeqa niet in de gaten; ze gingen wel vaker naar het buitenhuis. Al was de gang ernaartoe dit keer anders geweest; haar oom was haar van school komen halen, ze was uit de klas geplukt.

Haar vader en moeder bekleedden hoge posities in de regering waarop de onlusten zich richten. Andere clans dan de clan waartoe de zittende president behoort, ­willen de macht grijpen. Dus was het maar beter om te verkassen. Haar vader was rustig achtergebleven. Deeqa hoort later dat hij de oproer in eerste instantie afdeed als het werk van wat vervelende jongetjes; dat zou wel overwaaien.

Menens
Maar dat doet het niet, het wordt ­menens. Deeqa’s moeder neemt al de tweede dag in het buitenverblijf een besluit waardoor ook dochterlief begrijpt dat ook zij vluchtelingen zijn: ze gaan naar buurland Ethiopië. Deeqa wordt zich van nog iets anders bewust in die dagen: de meeste mensen in Somalië moesten het met veel minder doen dan hoe zij er leefden. ‘Shocking. Ik had altijd gedacht dat iedereen leefde zoals wij.’

Twee jaar later, na aanhoudend slecht nieuws uit Mogadishu en een vader van wie onduidelijk blijft waar hij is, besluit moeder het vliegtuig te pakken: naar Parijs en vandaar naar Amsterdam. ‘Parijs zal een vaste bestemming op Europa zijn geweest. ­Waarom we daarna naar Amsterdam ­vlogen, weet ik niet.’

Binnen een maand (‘was nog een betere tijd, toen’) wordt het gezin erkend als vluchteling en niet veel later strijkt het neer in een gemeubileerde (lachend: ‘was óók al beter’) rijtjeswoning in het Gelderse Ulft: in de Achterhoek, tegen Duitsland aan. Het contrast met het leven dat ze in Somalië leidden, is groot.  Geen auto – laat staan meerdere auto’s – en geen bedienden. Ze zijn op zichzelf aangewezen en hebben weinig te besteden.

Ulft voelt twee dagen onwennig aan. ‘Iedereen bekeek ons met open mond. Alsof ze mensen als wij nog nooit gezien hadden.’ Deeqa’s moeder draagt haar kinderen op de mensen te groeten, vriendelijk hallo te zeggen en Ulftenaren te laten zien dat mensen uit Afrika niet eng zijn.

Dan komt buurvrouw Thea zelfgemaakte appeltaart brengen. Ze krijgt Somalische thee. Het wordt gezellig. ‘Het moest allemaal met handen en voeten, want Engels spraken de mensen in Ulft niet. Maar het ging prima.’ Bij een boer kunnen de nieuwkomers gratis eieren halen en in de kas van weer een andere boer krijgen ze wat grond om zelf wat te verbouwen. Ulftenaren blijken aardig, behulpzaam. ‘Mijn moeder zei: “We hebben niets, maar dat is no big deal; daar kun je wat aan doen. Door jezelf positief op te stellen.” En trouwens: we waren veilig. Dat woog makkelijk op tegen minder materiële rijkdom.’

Leren fietsen
Na een cursus Nederlands begint Deequ Gelle (40) aan het mbo acht ­kilometer verderop: in Doetinchem; ze moet leren fietsen om er te kunnen komen. Wanneer ze vier jaar later de opleiding administratie-juridische dienstverlening afrondt, vindt haar moeder het tijd voor een sprong naar de grote stad. Met het hele ­gezin. Ze wil naar de Randstad, waar de kansen op werk groter lijken. Vader, van wie ze lange tijd niets vernomen hadden, heeft zich inmiddels bij het gezin gevoegd ­(gezinshereniging). ‘Niet lang nadat wij vertrokken waren, is hij gearresteerd. Maar iemand van de nieuwe gezagsdragers herkende hem en zei dat hij goede dingen had gedaan voor de mensen. Daarop kwam hij vrij. Hij heeft vervolgens een hele tijd niet geweten waar wij waren.’

Den Haag brengt wat moeder ervan verwachtte: werk, ook voor de oudste dochter. Die stuit in huis-aan-huisblad De Posthoorn op een vacature van het toenmalige ministerie van VROM. Precies in haar richting. Het sollicitatiegesprek gaat goed; ze wordt aangenomen, niet lang nadat het ­gezin in de residentie is neergestreken.

Den Haag blijkt niet alleen maar fijn. ‘Bij het inschrijven bij de gemeente werd ons verteld waar we een uitkering konden aanvragen. Alsof we dat van plan waren.’ Je zou de ambtelijke geste kunnen scharen onder gastvrijheid, maar Gelle proeft eerder iets tegenovergestelds. Buitenlander? Uitkering dus. En dat was dan nog het Den Haag van 1998, een stad waar groei onbeperkt leek, wat een groot deel van de wereld positief stemde. Het was de tijd van voor de aanslagen in het Westen.

Bij elke volgende aanslag voelt Gelle de stemming richting moslims verder afbrokkelen. Dan zijn er collega’s die vragen wat zij ervan vindt, ze is immers moslima. ­Begrijpelijk, maar irriteren kan het ook. ‘Alsof ik om die reden verantwoording moet afleggen. Natuurlijk ben ik tegen ­aanslagen. Mensen die ze plegen, zeggen te handelen in naam van het geloof. Maar volgens mij zijn het helemaal geen moslims. Want islam staat voor vrede.’

Manifestatie
Neemt ze weleens deel aan een of ­andere manifestatie volgend op een aanslag? Nee. Ze is niet zo’n ­protesteerder en hanteert bovendien het ­argument van selectieve verontwaardiging: waarom wél de straat op voor slachtoffers hier, en niet voor lotgenoten in andere delen van de wereld? ‘Zijn die eersten soms meer waard? Als ik de straat zou opgaan, zou de ene partij zeggen dat ik dus voor die andere ben.’

Bovendien weerhoudt angst haar op die momenten van een collectief samenzijn in de openbare ruimte. ‘Ik voel me niet veilig. Er lopen tegenwoordig overal gekken rond.’ Uit het moslimfundamentalistische of ­extreemrechtse kamp? ‘Kan allebei.’

Liever opereert Gelle in de luwte, zoals ze drie jaar deed voor een Somalische organisatie. Bij nacht en ontij probeerde ze als vrijwilliger jongeren op het rechte pad te houden, met voorlichting en workshops over criminaliteit, radicalisering en opleiding. ‘We leerden ze voor zichzelf op te ­komen, minder vatbaar te maken voor verkeerde dingen; leren dat je niet hoeft te doen wat anderen zeggen.’

Bij Vrom ging ze vaker mee met een ‘oude, zeer bekwame jurist’. Ze woonde een onteigeningszaak in de rechtszaal bij en zag hoe hij het belang van het ministerie diende en tegelijkertijd – ‘dat vond ik zo mooi’ – probeerde iets voor de opponent te betekenen. Maar verder was het ‘best saai’ en toen haar chef vroeg welke kant ze op wilde, koos ze voor digitale informatievoorziening; de ­reden ook dat ze in 2011 –- bij het opknippen van VROM – meeverhuisde naar BZK.

Ze probeert het departement te winnen voor ‘Digidoc, hét digitale systeem voor de workflow’. In het verleiden tot een systeem­overstap kan Gelle de nodige creativiteit kwijt, waarmee het echt werk voor haar is. Maar dat kan ze nóg meer in een atelierwinkel voor Somalische vrouwenkleding, van haar zus. ‘Ik ontwerp moderne kleding voor Afrikaanse vrouwen, bijvoorbeeld ­jurken tot kniehoogte.’

Dat doet ze gratis, een dag in de week. Het is goed willen doen voor de mensen om je heen. Gelle maakt geregeld 100 of 150 dollar over aan de weinige familie die nog in Somalië is, zoals haar moeder betaalde aan een schooltje daar. ‘Het is een onderbelicht voordeel aan vluchtelingen: ze stimuleren de economie van hun vaderland. Waardoor er minder vluchtelingen komen. Mensen die naar hier komen, grijpen elke kans op betaalde arbeid aan, om maar iets voor daar te kunnen betekenen. Of ze doen een studie en keren terug, bijvoorbeeld als arts. Ook dat is goed voor daar.’


CV Deeqa Gelle
GEBOREN op 20 april 1975 in Mogadishu, Somalië
AANKOMST in ­Nederland: 1993
OPLEIDING: ­administratief ­juridisch medewerker (mbo), Graafschap College, Doetinchem (afgerond in 1997); KBO informatie ­document en recordmanagement (hbo), KBenP, Voorburg, ­(afgerond in 2010)
WERK: 1998 – 2011Ministerie van ­Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 2011 – nu   Ministerie van Binnenlandse ­Zaken en Koninkrijksrelaties

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie