De Telefooncel
Omdat het parlement met zomerreces is en ook mijn koffers klaar staan, gaat deze laatste column voor de vakantie over een ding dat voorbijgaat: de telefooncel.
Bij mij om de hoek staat er nog een, maar dat zal vermoedelijk niet lang meer duren. Van de vierduizend telefooncellen die er nog in ons land staan, is bijna de helft al niet meer rendabel. KPN gaat met de gemeenten overleggen welke er weg kunnen.
Dat een telefooncel uit de tijd raakt, merkte ik aan mijn zoon (7). Die vroeg ineens wat dat voor een groene hokje was bij ons om de hoek. Een telefoon kent hij wel. Hij kent zelfs de mobiele telefoon. Sterker nog: hij zou er graag één willen hebben. Maar die krijgt hij nog niet, want zijn ouders zijn veel te bang als hij ons vanuit de schoolklas gaat oproepen. Kortom, een telefoon is gesneden koek voor hem, maar waarom er telefooncellen zouden moeten zijn, dat is hem niet duidelijk. Iedereen kan toch met zo’n zakdingetje overal vandaan bellen. Inmiddels denken ze er bij KPN precies zo over. Voortschrijdende technologie is net zo vanzelfsprekend als pindakaas. Laatst heb ik mijn zoon uitgelegd dat er zelfs een tijd is geweest, waarin de televisie niet bestond. Mijn zoon keek verbaasd. ‘Wat een primitievelingen!’, moet hij gedacht hebben.
Boudewijn Büch, die buiten allerlei andere zaken, ook nog oude telefoonboeken verzamelde, heeft mij eens een van de eerste Nederlandse gidsen laten zien. Die was niet erg dik en het nummer van paleis Het Loo stond er in. Je kon zo koningin Wilhelmina bellen! Weinig mensen hadden een aansluiting, maar als je belde kreeg je iedereen meteen aan de lijn. Nu kun je iedereen bellen, maar krijg je niemand meer aan de lijn. De moderne mens voert een harde strijd tegen de voicemail. Over de eerste telefooncel spreken de bronnen elkaar tegen. Volgens sommige is de eerste in 1931 op het Mercatorplein in Amsterdam geïnstalleerd, maar ik heb ook gelezen dat de eerste straattelefoon in 1932 is geplaatst op Vreeburg in Utrecht. De oorspronkelijke versie heeft het uitgehouden tot 1984. Toen is zij vervangen door het groene vierkante model 1100.
Dankzij het openbare karakter van de telefooncel hebben wij een prachtige graadmeter in handen gekregen voor de mate van beschaving. Geen voorwerp uit de geschiedenis is zo onderhevig aan vandalisme als de telefooncel. Al vanaf het begin, toen er nog muntjes in gingen, moest er rekening worden gehouden met vandalisme. De firma Braat, die de eerste telefooncellen heeft ontwikkeld, moest bedenken hoe je onbevoegden kon verhinderen een greep in de kas te doen. Later is de telefooncel uitgegroeid tot hèt voorwerp om je woede op bot te vieren. Als er niets meer was om de schuld te geven, dan was daar altijd nog de telefooncel. Logisch dat de overheid de PTT zo gauw mogelijk wilde privatiseren.
In de jaren zeventig en tachtig is een tijd geweest, waarin alle telefooncellen consequent werden kapot gemaakt. Het was een wonder als je er een vond die het nog deed. Daardoor is de telefooncel voor gedragsonderzoekers uitgegroeid tot een dankbaar object van studie. Wat het fruitvliegje heeft betekend voor biologen, betekende de telefooncel voor sociologen, psychologen en criminologen.
Alles bij elkaar kunnen wij, burgers van Nederland, de telefooncel alleen maar dankbaar zijn. Terecht zijn de verschillende modellen te bewonderen in het Museum voor Communicatie in Den Haag. Misschien iets voor de vakantie?
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.