De telefoon rinkelt. Nu
Twee adviezen aan het adres van de bestuurder die met een interne klokkenluider wordt geconfronteerd.
Het is een niet meer weg te denken traditie van bestuurlijk Nederland: de ontruimingsoefening. Een kleurloos gebouw aan de rand van de stad. Plotseling begint het leeg te stromen. Ernstige medewerkers met hesjes en krakende walkietalkies loodsen hun lacherige collega's naar een bom- en brandvrije verzamelplaats.
Aangezien onze overheidskantoren maar zelden door aardverschuivingen of op hol geslagen bolbliksems worden getroffen, heeft de ontruimingsoefening iets overdrevens. Toch is het goed dat het gebeurt. Zo weet iedereen binnen de organisatie waar hij of zij aan toe is wanneer er echt iets aan de hand is.
Maar hoe zit het met integriteit? Is er ook zoiets als een integriteitsoefening en is die net zo ingeburgerd als de ontruimingsoefening? De recente reeks van publicaties in NRC-Handelsblad over het tragische lot van een klokkenluider, doet vermoeden dat dat niet het geval is.
Laten we daarom een klein gedachtenexperiment doen. Stel, u bent de hoogste baas van een (semi-) overheidsorgaan met een belangrijke publiek taak. De telefoon gaat. Het is een van uw managers. Met een van ambtelijke emotie overslaande stem vertelt hij dat er een groot probleem is. Een ontevreden medewerker heeft een lijvig rapport opgesteld waarin goed gedocumenteerd allerlei wantoestanden worden aangetoond. Het valt niet uit te sluiten dat hij er mee naar buiten zal treden.
Wat is uw primaire reactie? Is dat a: ‘Laten we zo voortvarend mogelijk de gesignaleerde problemen oplossen en actie koppelen aan openheid’? Of wordt het optie b: ‘Ernstig. Daar moeten we zeker iets mee. Maar nu is het eerst tijd voor damage control. Kunnen we dit uit de media houden?’ Als lezer van Binnenlands Bestuur kiest u natuurlijk voor a. Dat is het politiek-correcte antwoord. Maar in de praktijk wint toch vaak optie b. Dat is blijkbaar de menselijke natuur.
Toch is in een dergelijk geval de politiek-correcte reactie ook praktisch gezien de beste. Makkelijk is dat niet. Het vergt een hoge mate van impulscontrole om niet meteen in de wegmoffelreflex door te schieten. Maar de meest productieve houding is toch om de misstanden zelf als het meest urgente probleem te zien en niet de kans dat ze in de openbaarheid komen.
Anders schiet men zichzelf in de voet. Weinig is zo dodelijk voor het aanzien en functioneren van een overheidsdienst als het onder de pet houden van interne misstanden. Bovendien hebben integriteitsinbreuken en onregelmatigheden de kwalijke neiging steeds erger te worden wanneer er niets tegen ondernomen wordt.
Ook is het belangrijk om de melder met gepast respect te bejegenen. Iemand die de moeite neemt om een misstand intern bij zijn leiding aan te kaarten, die is niet deloyaal; hij is juist loyaal aan het doel en de normen waar de organisatie voor staat.
Dat zijn twee adviezen aan het adres van de bestuurder die met een interne klokkenluider wordt geconfronteerd. Maar zeker zo belangrijk is het voortraject. Weten de medewerkers wel waar ze heen kunnen met integriteitskwesties. Is er een meldsysteem en is dat ook bij iedereen bekend? Weten zij bijvoorbeeld waar ze terecht kunnen als zij liever niet naar de eigen leidinggevende stappen? Uit onderzoek blijkt dat onbekendheid met de precieze werking van het meldsysteem vaak een reden is om meldingen achterwege te laten. Waarom weten medewerkers meestal wel waar de nooduitgangen zijn, maar zelden wie de vertrouwenspersoon integriteit is?
De telefoon rinkelt. Nu. Wat is uw reactie? Weet u dat zeker? En is uw organisatie daar op ingesteld? Echt?
Harm Brouwer
Meer columns van Harm Brouwer leest u hier.
Harm Brouwer is voorzitter van de Onderzoeksraad Integriteit Overheid
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.