Advertentie

BZK: van megaministerie tot moederdepartement

Voor een serie in Binnenlands Bestuur onderzoeken historici van de Radboud Universiteit Nijmegen het DNA van de verschillende ministeries. Dit keer: Miel Groten over het ‘moederdepartement’ BZK.

13 juni 2021
Thorbecke---Shutterstock.1.jpg

Binnenlandse Zaken én Koninkrijksrelaties, het lijkt een wat curieuze combinatie. Hoe kwam het bestuur van de zaken dichtbij huis én ver buiten ons land in hetzelfde departement terecht? De combinatie is zo gek nog niet, schrijft politiek historicus Miel Groten.

Voor een serie in Binnenlands Bestuur onderzoeken historici van de Radboud Universiteit Nijmegen het DNA van de verschillende ministeries. Dit keer: Miel Groten over het ‘moederdepartement’ BZK. 

Reusachtig

De oorsprong van BZK ligt in twee, ooit reusachtige en prestigieuze, ministeries: ‘Binnenlandsche Zaken’ en ‘Koloniën’. Veel beleidsterreinen die nu hun eigen, gespecialiseerde ministerie hebben – cultuur, onderwijs, economische zaken, volksgezondheid, landbouw – waren oorspronkelijk onderdeel van Binnenlandsche Zaken. ‘In de loop van de negentiende eeuw was of werd het ministerie verantwoordelijk voor binnenlands bestuur, waterstaat, nationale nijverheid (vanaf 1841), milities en schutterijen, onderwijs, kunsten en wetenschappen, het armenwezen, en voorts nog voor een reeks kleinere taken waaronder de bosbouw, de jacht, de spoorwegen en de gevangenissen’, somt Groten op.

Tegenmacht
Toentertijd was het ook gebruikelijk dat de premier aan het hoofd stond van Binnenlandse Zaken. De bekendste minister uit die tijd – Thorbecke – was een voorstander van het brede takenpakket van het ministerie, ‘vanuit het idee dat het ministerie, en daarmee de premier, tegenmacht moest kunnen uitoefenen versus de meer specialistische ministeries, het parlement en de vorst.’ Maar eind negentiende eeuw ontstond het idee dat het ministerie te groot werd, waarna het ‘grote afstoten’ begon. Het ministerie werd flink afgeslankt, en in 1937 werd Algemene Zaken opgericht, waardoor ook de band tussen de premier en Binnenlandse Zaken verdween.

Praktijkervaring
Het ministerie van Koloniën was in de negentiende eeuw een soort overheid-binnen-de-overheid, met aparte afdelingen voor de financiën, buitenlandse zaken, justitie, defensie, economische en ‘binnenlandse zaken’ van de koloniën. Wel werd veel van de uitvoering overgelaten aan de koloniale overheden en gouverneurs, vooral in Nederlands-Indië. Je vond bij Koloniën maar weinig academici, schrijft Groten: ‘er werd meer waarde gehecht aan ‘praktijkervaring’ in de tropen.’

Conservatief
Groten: ‘Door de grote instroom van voormalige Indische ambtenaren en militairen had het ministerie een nogal conservatief perspectief; eenmaal in Den Haag aangekomen hadden zij de neiging vast te houden aan hun beeld van de kolonie zoals ze die in het verleden gekend hadden. Het ministerie gold als een prestigieuze, maar tegelijk niet al te dynamische werkomgeving.’

Veelkoppig
Na een onstuimige periode van onafhankelijkheidsstrijd en dekolonisatie bleven er steeds minder koloniën over om te besturen. In 1998 werd het ministerie uiteindelijk samengevoegd met Binnenlandse Zaken, onder de huidige naam. In de tussentijd zijn er wel een aantal veranderingen doorgevoerd. Groten: ‘In 2010 zijn de politie, brandweer en rampenbestrijding naar het nieuwe ministerie van Veiligheid en Justitie verplaatst en kwam volkshuisvesting weer ‘terug’, na een kleine eeuw eerder afgescheiden te zijn. In 2017 is ook ruimtelijke ontwikkeling bij het ministerie gekomen – het veelkoppige karakter van Binnenlandse Zaken is nooit helemaal verdwenen.’ Wat Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gemeen hebben, is dat ze bestaan uit ‘de op het openbaar bestuur toegespitste overblijfselen van eerdere departementen’, concludeert Groten.  

Het volledige artikel van Miel Groten is te lezen in Binnenlands Bestuur nummer 11.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie