Burgemeester via Gemeentewet verantwoordelijk voor integriteit
Burgemeesters worden wettelijk verantwoordelijk voor de bestuurlijke integriteit in hun gemeente. De Gemeentewet zal hiertoe worden aangepast.
Volgens Andrée van Es, directeurgeneraal Bestuur bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, is het de bedoeling om burgemeesters ‘een steuntje in de rug’ te geven. Soms voelen burgemeesters zich volgens haar ‘kwetsbaar’ als zij de integriteit in hun organisatie willen bevorderen of handhaven. Het mandaat van de burgemeester is niet altijd duidelijk, aldus Van Es.
Door bevoegdheden en verantwoordelijkheden te verankeren in de Gemeentewet, hoopt Binnenlandse Zaken de positie van de burgemeester te versterken. De burgemeester moet dan tevens aanspreekpunt worden voor gemeenteraadsleden die ‘twijfels en dilemma’s’ willen bespreken.
Van Es kondigt de plannen aan in het gisteren in Utrecht gepresenteerde Jaarboek Integriteit. Het boek, waarin diverse wetenschappers en bestuurders hun visie geven, werd ten doop gehouden tijdens de Dag van de Integriteit, het eerste jaarcongres van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) van het CAOP, kenniscentrum op het gebied van arbeidszaken in de publieke sector.
In de visie van Van Es is het integriteitsbeleid nu halverwege. Er is weten regelgeving, en Binnenlandse Zaken heeft BIOS opgericht om organisaties te stimuleren bij het in praktijk brengen van het beleid. De Ambtenarenwet verplicht alle overheden tot integriteitsbeleid. De regelgeving en codes zijn bij de meeste organisaties ingevoerd. Nu is het tijd om het accent op bewustwording te leggen, meent Van Es.
Samenhang
Alain Hoekstra, hoofd BIOS, voelt zich door de woorden van de directeur-generaal gesterkt in zijn opinie dat tot nu toe weliswaar veel is bereikt, maar dat er tegelijkertijd nog een lange weg is te gaan. ‘Integriteit is van zo’n zwaarwichtig belang, dat je er nooit klaar mee bent’, vindt Hoekstra. ‘Het is een kernwaarde van de rechtsstaat en het overheidsfunctioneren. Daarom moet je streven naar 100 procent. Dit betekent dat we niet zozeer genoegzaam moeten stilstaan bij de bereikte resultaten, maar vooral moeten kijken naar wat we nog kunnen doen.’
Het jaarlijks organiseren van een Dag van de Integriteit en het uitbrengen van een jaarboek moeten ertoe bijdragen dat het onderwerp bij overheden hoog op de agenda blijft. ‘We willen het debat een impuls geven, en daarnaast een platform bieden voor het uitwisselen van ideeën en ervaringen’, zegt Hoekstra daarover.
Volgens Hoekstra krijgt integriteit als begrip een steeds bredere betekenis. ‘Het gaat tegenwoordig ook over goed ambtenaarschap en goed werkgeverschap.’ Dit vereist volgens Hoekstra dat er de komende jaren meer samenhang komt in het integriteitsbeleid bij overheden.
‘Dan gaat het om borging, inbedding en institutionalisering. Nu is het vaak gefragmenteerd. Dit komt doordat er verscheidene actoren bij zijn betrokken; denk aan vertrouwenspersonen, de hoogste ambtenaar, het bedrijfsmaatschappelijk werk en afdelingen personeelszaken.’ Het is van belang, zegt Hoekstra, dat alle spelers worden samengebracht en met elkaar in gesprek gaan. ‘Dan kan er ook een gezamenlijke visie worden ontwikkeld. Overheden doen er daarom wellicht verstandig aan om coördinatoren integriteit aan te stellen, ter ondersteuning van het management.’
Botsende meningen
Dat de opvattingen over integriteit niet eenduidig zijn, blijkt duidelijk uit het gisteren gepresenteerde jaarboek van BIOS. Zo staan de meningen van de hoogleraren Mark Bovens (Universiteit Utrecht) en Leo Huberts (Vrije Universiteit Amsterdam) haaks op elkaar.
Volgens Bovens staat alle aandacht voor integriteit niet in verhouding tot de omvang van het probleem. Hij pleit voor een ‘time-out’. Het aantal gevallen van fraude en corruptie valt mee, en de voortdurende aandacht voor integriteit is schadelijk voor het imago van de overheid, betoogt hij. ‘Zelfs de schijn van belangenverstrengeling – waarbij er dus feitelijk niets aan de hand is – wordt al tot machtsbederf gerekend’, aldus Bovens.
Huberts waarschuwt dat niet te snel moet worden gedacht dat alles in orde is. Hij vindt dat er nog te weinig kennis is over de omvang. Strafrechtelijke veroordelingen zijn volgens hem niet meer dan een indicatie. Ron Niessen, bijzonder hoogleraar aan de Ien Dales Leerstoel van de Universiteit van Amsterdam, zit op de lijn van Huberts. Stilstand is volgens hem achteruitgang.
Het is een manier van verinnerlijking die niet door regelgeving, convenanten e.d. kan worden afgedwongen. Integendeel: op het moment dat men die al nodig hebt of, eerder, er over begint te 'praten', is het eigenlijk al te laat.
Dus ik ben het volkomen met Bovens eens. Verder valt het mij op dat het steeds de staat en zijn ambtenaren moeten zij die integer moeten zijn, terwijl de democratische rechtsstaat toch van de burger is, dus ik zie die verengde aandacht voor de staat ook niet zo en had op zijn minist verwacht dat het rijk, als het al zonodig moet, de discussie in de gehele samenleving op gang bracht. Kennelijk durft het dat om bekende redenen niet aan.
Overigens heeft het rijk zelf ook boter op zijn hoofd door, na de parlementaire bouwenquête, weliswaar onder een andere naam, gewoon weer in zee te gaan met dezelfde bouwondernemingen.
Of is integriteit de volgende tak van sport die bedoeld is om werkgelegenheid te creëren in dienstverlenend Nedreland?