'Burgemeester, doe iets!'
Het raadsel Job Cohen: is hij de theedrinkende slapjanus óf de heilige Job, de voorman van de multiculturele samenleving waarin iedereen elkaar respecteert?
De journalisten Hugo Logtenberg en Marcel Wiegman proberen in hun deze week verschenen boek Job Cohen. Burgemeester van Nederland te ontrafelen hoe het kan dat deze twee uiterste beelden van de kandidaatpremier bestaan.
Het boek is een reconstructie van de gebeurtenissen die Cohen hebben gemaakt tot de bestuurder die hij nu is. Cohen wordt gevolgd vanaf zijn jeugd en tijdens zijn universitaire besognes als student, maar ook in zijn perioden als rector magnificus, als staatssecretaris voor Vreemdelingenzaken en vooral als burgemeester van Amsterdam.
Logtenberg en Wiegman voerden 160 gesprekken met ambtenaren, wethouders, politici, oud-collega’s en vrienden van Cohen. Job Cohen zelf werkte niet mee. ‘Hij had het boek liever helemaal niet zien verschijnen’, zegt Logtenberg. ‘Te veel aandacht voor zijn persoon.’
Gevraagd Cohen te typeren na al die gesprekken en het schrijven van het boek, zegt Logtenberg. ‘Cohen is autonoom, maar géén autonoom denker.’ Wiegman: ‘Hij luistert veel, geeft anderen de ruimte om creatief te zijn, wikt, weegt, denkt er nog eens over na en beslist, maar dan is het ook zijn beslissing.’
Typerend voor zijn autonome manier van denken is Cohens opmerking na de aanslag op de Twin Towers in New York. Haat tegen de Verenigde Staten onder moslims en Noord-Afrikanen werd in de publieke opinie niet geapprecieerd. Maar Cohen riep: “Waarom mogen mensen niet tegen Amerika zijn?” Wiegman noemt Cohen ‘doorgaans erg secundair’. Als voorbeeld: ‘Wethouder Lodewijk Asscher wil de Wallen opschonen om de vrouwenhandel er uit te krijgen. Als het plan ontstaat, reageert Cohen in de trant van: moet dat nou, het gaat toch al meer dan 100 jaar zo. Maar als Cohen na vele gesprekken overtuigd is, dan gooit hij zijn volle gewicht in de strijd.’
Acceptatie
Het boek handelt voor een belangrijk deel veel over de Amsterdamse tijd van Job Cohen als burgemeester. Kwestie na kwestie komt voorbij: de affaire-Oudkerk (prostitutiebezoek door ex-wethouder Rob Oudkerk aan de afwerkzone aan de Theemsweg), de overlastgevende jeugdige Marokkanen in de Diamantbuurt, de moord op Theo van Gogh, en tal van kleine en grote kwesties die met integratie en de multiculturele samenleving te maken hebben. Die multiculturele samenleving houdt Cohen in hoge mate bezig.
In speeches en nota’s benadrukt hij dat ‘wij Amsterdammers’ gaat over autochtonen én allochtonen. ‘Integratie en acceptatie van allochtonen is dus een kwestie van onszelf en niet van de ander.’ Al begin 2002 komt Cohen met zijn stelling dat de integratie van sommige bevolkingsgroepen in onze samenleving verloopt via hun godsdienst. ‘Zonder de hulp van moskeeën, kerken, tempels en synagogen gaat die integratie niet lukken.’ Hij doelt dan vooral op de moskee.
Cohen wil gebedshuizen zonodig faciliteren om bij die integratie te helpen. Het staat haaks op het principe van de scheiding van kerk en staat. Logtenberg: ‘In een streng seculiere omgeving als de Stopera begon Cohen over de rol van religie bij integratie.’ ‘Dat is moedig’, roept Marcel Wiegman, jarenlang politiek verslaggever van Het Parool in Amsterdam. ‘Je bent dan geen slapjanus.’
Het woord ‘slapjanus’ valt weer. Het is een net zo onterechte typering als de recente kwalificatie ‘Heilige Job’ door Vrij Nederland, of de karakterisering door Geert Wilders als de ‘theedrinkende allochtonenknuffelaar’, menen de auteurs Het zijn allemaal stereotypen die weinig over Cohen zeggen, behalve dat hij idolate voorstanders en fanatieke tegenstanders heeft. De kwalificaties hebben deels te maken met zijn opstelling in het integratieproces, maar ook met Cohens aanpak van criminele allochtone jongeren.
De politie in Amsterdam, onder leiding van hoofdcommissaris Bernard Welten, vond dat zij van korpsbeheerder Cohen te weinig ruimte kreeg om veelplegers hard aan te pakken. Ook het bestrijden van de zware overlast door jonge Marokkanen in de Diamantbuurt wordt als ‘soft’ ervaren. Wiegman: ‘Cohen had wel een punt. De kleine criminaliteit was dalende in de Diamantbuurt toen de zaak daar publicitair ontplofte. Cohen vond de aanpak succesvol. Hij blijft dan te lang vasthouden aan zijn mening, die wél gebaseerd is op harde cijfers. In de publieke opinie liep het toen volledig uit de klauwen.’ Logtenberg: ‘In dat soort kwesties is hij koppig en wijkt niet of nauwelijks.’
Het imago van een softe burgemeester is dan gauw geboren. Cohen wordt door de twee auteurs gekenschetst als een rustige, beheerste bestuurder, die vooral oog heeft voor het bestuurlijke proces. In het boek beschrijven ze de doordachte manier waarop cohen als staatssecretaris van Justitie de nieuwe Vreemdelingenwet in ‘no time’ laat schrijven, draagvlak realiseert bij alle belangengroepen, de ambtenaren in het spoor krijgt en de wet vervolgens, veel eerder dan verwacht, door het parlement loodst. Het is cohen ten voeten uit. Maar er is altijd een maar.
Bij Cohen doet die zich voor in zijn eerste periode als burgemeester van Amsterdam in het college van B en W. Cohen heeft dan te maken met wethouders als Geert Dales, Rob Oudkerk, Hannah Belliot en Hester Maij - politieke vechtjassen. Cohen was de nieuwkomer en kreeg nauwelijks een rol in het bestuur van die wethouders. Wiegman: ‘Cohen heeft moeite met verbale agressie, met politici die alles uit de kast halen om hun zin door te drukken, die confronteren, verhoudingen op scherp zetten en als het hen uitkomt, lekken naar de pers.’
Logtenberg: ‘Cohen functioneert het best in een harmonieus college, dan bemoeit hij zich ook meer met de dagelijkse gang van zaken.’ De laatste 4 jaar zijn dan ook een zegen voor cohen geweest met wethouders die elkaar niet elke dag in de haren vlogen.
Positief en negatief
Tekenend voor de moeilijke omgang van Cohen met verbale agressie is de gimmick van wethouder Duco stadig die in het college met onder anderen Geert Dales en Rob Oudkerk bijna wekelijks in de B en W-vergadering riep: ‘Burgemeester doe iets!’, als het weer helemaal uit de hand liep zonder dat Cohen ingreep. Het is het enigma Cohen: procesmatig een topbestuurder, tenzij het een chaos wordt. 'Het bepaalt de beeldvorming: positief en negatief, maar beide beelden kloppen niet’, zegt Logtenberg. ‘Cohen houdt niet van zwaar geprofileerd gedrag.’
Wiegman: ‘Hij houdt ervan zijn mensen, ambtenaren, politici te motiveren, vertrouwen te schenken en lang met hen te werken. Hij neemt geen eigen mensen mee, maar werkt met de ambtenaren en politici die hij aantreft. Hij heeft een goede band met ze, maar als het misloopt kan hij knalhard zijn. Cohen is geen warme persoonlijkheid.’
Logtenberg: ‘Het is een chique man die niet van moddergooien houdt. Mocht Cohen géén premier worden, maar fractievoorzitter van de PvdA in de tweede Kamer en dan zo af en toe naar de interruptiemicrofoon moeten snellen, dan wordt hij daar erg ongelukkig.’
Job Cohen. Burgemeester van Nederland; Hugo Logtenberg en Marcel Wiegman; Nieuw Amsterdam; ISBN: 978 90 468 0727 9
Wat bezielt iemand, die geloof ik nog maar 3 jaar van zijn pensioen af zit, lijsttrekker te worden van een intern nogal moeizame partij en om in een vaak hyperige Tweede Kamer te gaan zitten?
Premierschap is wellicht een lonkende loopbaanafsluiting.
Is het zelfoverschatting? Wat in Amsterdam lukt tot op zekere hoogte, lukt in Den Haag ook wel? De heer Cohen treft toch echt, net als Balkenende, moeizame coalities aan, waar je struikelend maar de eindstreep moet zien te halen.
De inhoud van laatste alinea kon ook wel eens uitkomen als premier.
De stelling dat bevolkingsgroepen via hun religie integreren is vreemd.
Deze vormt eerder een blokkade door dogmatiek en geestelijk blijven hangen in de omstandigheden van landen van herkomst. De heer Cohen lanceerde het idee van compenserende neutraliteit.
De groep die zich moeilijk aanpast wordt door de staat dus beloond met meer faciliteiten/privileges dan alle overige groepen. Alsof die hang/drang al niet vanuit de groepen zelf komt. Het is t.a.v. criminaliteit en wangedrag inmiddels wel een trend geworden. Heeft de Moskee kennelijk geen invloed op. Hoezo dan ondersteuning bij integratie? Hoe zou Drees sr. hier tegenaan gekeken hebben?
Mensen integreren via hun eigen motivatie om echt onderdeel uit te willen maken van de samenleving hier en zelf op legale wijze in hun onderhoud te voorzien.. Bij ontbreken van motivatie hangt het simpel van de ruimte af die de overheid biedt om ongemotiveerd te blijven. De PvdA vormt een paraplu voor die groep met alle gevolgen van dien. De oorspronkelijke aanhang (type Dreesaanhangers vooral) van deze partij verdampt steeds meer. Niet op de laatste plaats via vergrijzing.
Gaat integratie in Amerika, Canada en Australie ook via Godsdiensten?
Verder is echte integratie meer dan alleen dat vage begrip "meedoen" waar zo vaak vanuit deze partij mee gewapperd wordt.
Dit krijgt nauwelijks aandacht in de verkiezingsprogramma's.
Brede echte integratie(motivatie) is de enige weg naar cohesie en onderlinge solidariteit. Meer opties zijn er, in weerwil van het (linkse) wensdenken, niet. Dat is na decennia duur experimenteren wel bewezen..