Het gaat niet goed in de jeugdzorg
‘Geef jeugdzorgprofessionals meer handelingsvrijheid en vertrouwen, met betere jeugdzorg als resultaat.’
Het gaat niet goed in de jeugdzorg. Masja Schuyt, Domeindirecteur Jeugd en Onderwijs bij BMC, en Mariëtte van Leeuwen, Partner Jeugd bij BMC, vinden dat het beter moet én zijn overtuigd dat het beter kan. Een stelselwijziging, waarvoor vaak wordt gepleit is niet per se nodig. In de uitvoering kan meer ruimte worden genomen dan wordt gedacht.
Terugkijkend op de opdrachten die BMC afgelopen jaar uitvoerde, concluderen Schuyt en Van Leeuwen dat binnen het huidige systeem kansen liggen om grote stappen te maken in het belang van ouders en kinderen. Ja, er is krapte op de arbeidsmarkt en er zijn hardnekkige patronen die amper worden doorbroken. Door financiële tekorten wordt vaak gestuurd op beheersing. Schuyt en Van Leeuwen zien toenemende spanningen tussen gemeenten en aanbieders. Jeugdprofessionals kunnen zich steeds minder bezighouden met hun kerntaken. Toch geloven ze dat er oplossingen zijn. Die vragen om lef, vertrouwen, handelingsvrijheid en leiderschap.
Onlangs werden Schuyt en Van Leeuwen nog weer eens met de neus op de feiten gedrukt wat betreft hardnekkige patronen door onderzoeker Sharon Stellaard, die promotieonderzoek deed naar ‘Ineffectief hervormingsbeleid in de jeugdzorg’. ‘Sharon toonde wetteksten uit 1989. Daarin stond al dat we gezinsgerichter, transparanter, in samenhang met elkaar, integraal moesten gaan werken. Het was net alsof ik een wettekst zag uit 2022’, zegt Van Leeuwen. ‘De doelen uit 1989 zijn onveranderd en ondanks dat we elke keer systeemveranderingen doorvoeren en beleid op beleid stapelen, komen we niet tot betere resultaten.’
Opdrachtgevers en opdrachtnemers zullen veel meer de ruimte op moeten zoeken. ‘Dit vraagt om nieuwe manieren van met elkaar omgaan. Daarvoor is geen aanpassing nodig van het huidige stelsel’, aldus Schuyt, die tien jaar geleden onderzoek deed naar knelpunten binnen wet- en regelgeving. ‘Het ligt niet aan het systeem, het ligt aan de uitvoering en interpretatie ervan.’
Vertrouwen in plaats van controledrift
Er is dus iets anders nodig en dat zien Schuyt en Van Leeuwen ook terug in de praktijk. Om te beginnen pleiten zij ervoor dat gemeenten en zorgaanbieders weer vanuit vertrouwen met elkaar samenwerken. ‘Meer controle en verantwoording garandeert geen betere resultaten. Aan de handelingsvrijheid van de professional worden veel kpi’s gehangen. Meer bewegingsruimte zorgt echter voor creativiteit en innovatie. Zo kunnen professionals meer naast het gezin gaan staan en doen waarvoor ze er zijn: kinderen helpen. Dat geeft ook weer werkplezier’, aldus Schuyt.
‘De draai maken naar werken vanuit vertrouwen is lastig als de kosten voor jeugdhulp alleen maar stijgen’, weet Schuyt. ‘Toch is inmiddels duidelijk dat meer beheersmaatregelen niet tot lagere kosten leiden. In de praktijk zien we dat juist als er crisis is, er mogelijkheden ontstaan tot verandering. Iets nieuws uitproberen is superspannend, want je weet niet of het werkt. Máár wat je wel weet, is dat wat je deed, niet werkt.’
Iedereen is opdrachtgever
‘Er zijn gemeenten die al lef tonen, die durven om de grenzen van het systeem op te zoeken en bestuurlijk de rug recht te houden’, weet Van Leeuwen vanuit diverse opdrachten die zij deed afgelopen jaar. ‘Maar wat je toch vaak nog ziet is dat als het niet goed gaat, er een extra rapportage wordt verlangd en nog meer kpi’s worden verzonnen. Gemeenten stellen zich vaak enkel op als opdrachtgever, terwijl zij ook partner binnen het jeugdstelsel zijn. Denk aan de wachtlijsten in de jeugdbescherming. Een oorzaak daarvan is ondermeer het ontbreken van een passend hulpaanbod, terwijl de gemeenten daarvoor aan de lat staan.’
‘Alle partijen in het jeugdveld moeten het met schaarse middelen stellen. Zorg er dan voor dat vanuit het belang van het kind gezamenlijk, met alle betrokken partijen, prioriteiten worden gesteld. Nu worden partijen regelmatig door de opdrachtgever aangesproken op het niet nakomen van hun leveringsplicht, terwijl iedereen weet én ook last heeft van de schaarse arbeidscapaciteit. Gras groeit niet sneller door eraan te trekken, maar het gras wordt er wel door beschadigd.’
Voor professionals zou dit meer handelingsruimte betekenen met als gevolg meer werkplezier. ‘Dan komen ze ‘s avonds weer tevreden thuis’, aldus Van Leeuwen. ‘De kans op verzuim vermindert, de kans op verloop en op het verlaten van de sector wordt lager. Tevreden medewerkers is in ieders belang, zeker ook voor ouders en kinderen. We kunnen beter de beschikbare euro’s benutten om medewerkers maximaal te ondersteunen in hun werk dan geld uitgeven aan inhuur voor ziektevervanging. Wel is het belangrijk dat we accepteren dat ondanks alle goede inzet niet voorkomen kan worden dat er soms problemen zijn in gezinnen. De toestroom, wat daadwerkelijk jeugdzorg is, moet aan banden worden gelegd. Het gaat vaak ook om opvoedvraagstukken van ouders.’
Ook pleiten Schuyt en Van Leeuwen voor een veilige schil om de professional heen. ‘Zij durven vanuit hun professionaliteit te handelen als daarvoor steun is vanuit de organisatie. Ook als het een keer mis gaat en de Inspectie, media en politiek zich roert. Het is natuurlijk hartverscheurend als het mis gaat met een kind. Het besef dat veiligheid niet te koop is en het mensenwerk blijft, laat zich moeilijk opleggen, maar is wel de realiteit.’
Eén hr-ecosysteem
‘Wat er goed bij zou passen’, zegt Schuyt, ‘is te gaan werken vanuit één hr-ecosysteem. In zo’n systeem staat het loopbaanpad van een professional centraal, in plaats van de functie die de professional heeft binnen de organisatie waarvoor zij werken. Iedereen vecht om dezelfde SKJ-geregistreerde professionals in dezelfde regio. Terwijl werken vanuit een concurrentiemodel niet past in een tijd waarin we schaarste moeten managen. Dit betekent een transitie binnen de arbeidsmarkt, maar ik denk dat we daar echt op moeten gaan inzetten.’
‘Je haalt zo de perverse prikkels eruit, zoals verschillende cao’s’, aldus Van Leeuwen. ‘Je biedt daarnaast de professionals meer kansen, afhankelijk van de levensfase waarin je zit. De ene keer heb je meer flexibiliteit nodig, de andere keer wil je op een andere plek verder groeien. Als je dat vanuit één hr-ecosysteem kunt doen, is dat erg interessant. Zo voorkomen we dat gemeenschapsgeld wegstroomt naar dure wervingscampagnes en het voor het gezin niks oplevert.’
Van Leeuwen ziet daarnaast nog arbeidsruimte ontstaan als er kritisch wordt gekeken naar de opbouw van de keten. ‘Bij een gezin dat het hele proces, van toegang tot een jeugdbeschermingsmaatregel doorloopt, kijken soms wel vier professionals met exact hetzelfde profiel vanuit verschillende organisaties naar datzelfde gezin. Hoezo één gezin, één plan? Dit is voor ouders en kinderen belastend, tijdrovend en verspilling van de toch al schaarse resources. Dat kan anders.’
Masja Schuyt
Concerndirecteur
Domeindirecteur Jeugd en Onderwijs
masja.schuyt@bmc.nl
Mariëtte van Leeuwen
Partner Jeugd
mariette.van.leeuwen@bmc.nl
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.