Energietransitie laten slagen? Arbeidsmarkt op de schop!
Snel meer vakmensen nodig.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat Nederland in 2030 ruim de helft minder CO₂ uitstoot dan in 1990. Om die doelstelling te halen zijn maatregelen nodig die de uitstoot terugbrengen. Daarnaast zijn veel extra handen nodig die al deze klimaataanpassingen realiseren. De krapte op de arbeidsmarkt en het aanhoudende tekort aan technisch geschoold personeel dreigt een enorme bottleneck te worden voor de realisatie van de klimaatdoelstellingen. Eenvoudig gezegd: de energietransitie gaat mislukken als de aanwas van vakkrachten achterblijft bij de stijgende vraag. Dit blijkt onder meer uit het SER-rapport ‘Energietransitie en Werkgelegenheid’ waarin staat dat de arbeidsmarkt de energietransitie niet kan bijbenen. Een onwenselijke situatie die de realisatie van de klimaatdoelstellingen in gevaar brengt.
De transitie naar duurzame energie heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt. Banen ontstaan, banen verdwijnen en banen veranderen. Tussen 2014 en 2016 liep de werkgelegenheid in de traditionele energiesector terug van 83.000 naar 73.000 arbeidsjaren − werkgelegenheid omgerekend naar voltijdbanen. In de duurzame energiesector steeg de werkgelegenheid juist van 46.000 naar 52.000 arbeidsjaren. Nieuwe banen ontstaan vooral in de installatiesector en de bouw. Dat zijn banen voor vakmensen die de productie en installatie van zonnepanelen of warmtepompen verzorgen. Maar het zijn ook functies voor mensen die meehelpen bij de ontwikkeling van nieuwe duurzame technologieën. In de bouwsector is toenemende behoefte aan mensen die verstand hebben van isolatie en verduurzaming van gebouwen. Ook de aanleg van windmolenparken op zee vraagt om veel (nieuwe) vakmensen.
Uit meerdere recente onderzoeken blijkt dat de energietransitie in alle regio’s en op alle opleidingsniveaus voor nieuwe banen zorgt. Hbo’ers en mensen met een wetenschappelijke opleiding zijn nodig voor ontwerpende en adviserende taken, terwijl er in het uitvoerende werk veel extra vaklieden nodig zijn met (minimaal) een mbo-opleiding. Veel van de vacatures in de technische sector worden moeilijk ingevuld, daarnaast is het noodzakelijk dat de huidige vakmensen worden bij- en omgeschoold.
De energietransitie vraagt kortom, om forse human capital-investeringen en laat dat nu net een belangrijke bottleneck zijn. In een opkomende snelgroeiende sector zijn goede arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en medezeggenschap niet altijd vanzelfsprekend. Ook de mogelijkheden om intersectoraal over te stappen van werk naar werk zijn complex en dit soort trajecten zitten vol obstakels.
Het gebrek aan vakmensen betekent dat projecten langer duren dan voorzien, duurder worden of zelfs helemaal niet doorgaan. Wil de energietransitie slagen, is het van groot belang dat er snel meer vakmensen aan de slag gaan. In dit artikel gaan we in op de oorzaken van het aanhoudende tekort en schetsen we oplossingsrichtingen om het aan te pakken.
Krapte op de arbeidsmarkt voor de energietransitie leidt niet tot hoger salaris
In de energietransitie zijn er zo’n 65 technische beroepen te onderscheiden, waarvan de meeste in de bouw- en de installatiesector. De meeste van deze beroepen zijn op mbo-niveau, zoals elektro- en installatietechnici, lassers, timmerlieden en constructiemedewerkers. Ook op hbo-niveau zijn er tekorten, zoals dit voorbeeld van de bouw en het ontwerp van een windmolen laat zien.
Windmolen: werk voor specialisten
Een windmolen bevat onder andere elektrische, mechanische en softwaresystemen, ontwikkeld door specialisten. Voor het ontwerp van een windmolen zijn bijvoorbeeld de volgende specialisten nodig: electrical engineer, mechanical engineer, system engineer, mechatronica engineer, embedded software engineer, project engineer, project manager, civil engineer, structural engineer, stress engineer, aerodynamics engineer, et cetera. Bij het produceren en plaatsen van een windmolen komen weer andere specialisaties om de hoek kijken, die meer bouw- en installatie-, elektrotechnisch gericht zijn. Dit betreft zowel functies op hbo-/wo- als op mbo-niveau.
Als we kijken naar de beroepsgroep waar de meeste krapte is, dan betreft dat de elektrotechniek, elektronica en hardware. Onder deze beroepsgroepen vallen vakken als elektromonteur, monteur zonnepanelen en monteur elektrische installaties. Door een veranderende arbeidsvraag is er sprake van een ‘skills gap’: bestaande kennis en vaardigheden passen minder bij nieuwe beroepseisen. Daardoor ontstaan nieuwe vacatures voor (vooral technisch geschoolde) vakmensen. De meeste van deze beroepen zijn op mbo- of mbo+-niveau en kennen een grote schaarste. De salarissen voor deze beroepsgroepen variëren tussen (minimum) € 29.160,- en (maximum) € 44.873,- bruto per jaar. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bestaat een middeninkomen uit een salaris tussen de € 35.000,- en de € 70.000,-. Zowel het aanvangssalaris als het maximumsalaris zitten dus ruim onder de niveaus van de middeninkomensschaal waaronder ook beroepsgroepen vallen waarbinnen veel minder schaarste is.
Hoewel de krapte op de arbeidsmarkt voor de beroepsgroepen die van belang zijn voor de energietransitie al geruime tijd bestaat, zijn de salarissen vooralsnog niet substantieel gestegen. Krapte vertaalt zich dus blijkbaar ook op langere termijn niet in hogere salarissen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.