Finale geschilbeslechting zorgt voor meer veranderingen dan u denkt!
Sinds enkele jaren kijken bestuursrechters anders aan tegen beroepen tegen besluiten.
Sinds enkele jaren kijken bestuursrechters anders aan tegen beroepen tegen besluiten. Dat heeft een college van burgemeester en wethouders in het noorden van het land ondervonden. Het college nam in 2004 ‘Toezichthouders publiek domein’ in dienst. Ze werden ingeschaald in schaal 4 met de toezegging dat in 2006 de functie beschreven zou worden en gewaardeerd. Als dat zou leiden tot een hogere schaal dan zou nabetaling volgen vanaf het moment dat de ‘meest essentiële onderdelen’ van de functie zouden worden uitgevoerd.
De functiewaardering kwam op schaal 5 uit. Het college besloot dat dit was ingaande 1 januari 2008. Eén van de toezichthouders was het er niet mee eens en ging, na eerst zonder succes bezwaar te hebben ingediend, in beroep. De rechtbank heeft het besluit van het college vernietigd omdat niet duidelijk was dat de ‘meest essentiële onderdelen’ van de functie eerst op 1 januari 2008 werden uitgevoerd. Op zich niets vreemds aan, een motiveringsgebrek zou je zeggen. Maar toen kwam het: de rechtbank deed zelf onderzoek en kwam tot de conclusie dat de meest essentiële onderdelen van de functie al 1 mei 2006 werden uitgevoerd. De rechtbank vernietigde niet alleen het besluit maar ook het primaire besluit en bepaalde dat de invoeringsdatum niet 1 januari 2008 was maar 1 mei 2006. Zelf in de zaak voorzien, noemde de rechtbank dat.
“Dat moet niet gekker worden”, moet het college gedacht hebben. Het ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep en voerde aan dat de rechtbank niet zelf in de zaak had mogen voorzien en had moeten volstaan met vernietiging van het besluit en terugverwijzing van de zaak naar het college. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de rechtbank precies het goede heeft gedaan en de toezichthouder terecht ingaande 1 mei 2006 heeft bevorderd (uitspraak 19 juli 2012, LJN BX2459). Er zullen niet veel mensen zijn die kunnen zeggen dat ze door de rechter bevorderd zijn!
Was zo’n uitspraak vijf jaar geleden mogelijk geweest?
Waarschijnlijk niet. De derde evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht heeft gezorgd voor een versterkte aandacht voor de finale geschilbeslechting. De rechter moet zo mogelijk een definitief einde aan het geschil maken. Daarvoor zijn organisatorische maatregelen getroffen: de werkprocessen bij de rechtbanken zijn aangepast waardoor een beroep in beginsel tussen 12 en 16 weken al op zitting wordt gepland. Daarvoor ook is de Awb gewijzigd door invoering van de bestuurlijke lus en daarvoor maken de bestuursrechters steeds meer gebruik van de eigen onderzoeksinstrumenten die de Awb kent. Bij de meeste rechtbanken start de behandeling ter zitting niet meer met het voordragen van een pleitnota maar met vragen door de rechter. Veel meer aandacht wordt besteed aan de vraag welke belangen in het geding zijn en welke alternatieve mogelijkheden van oplossing van het geschil mogelijk zijn. Dat vraagt van procesvertegenwoordigers een andere instelling.
Het is goed om eens gestructureerd over de gevolgen van deze andere opstelling na te denken. We zijn op weg naar een totaal andere aanpak van de behandeling van beroepen door de bestuursrechter.
Met dank aan onze docent, de heer Willie Elferink.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.