Valse causaliteit
Er waart een spook door Nederland - als Nijmeegs alumnus ken ik mijn marxistische klassieken - en dat spook heet: ‘Marokkaanse troebelen’.
Vorige week stond in dit blad een alarmerende reportage over gewelddadigheid in de publieke ruimte en onrustbarende criminaliteitscijfers. Ik moest meteen denken aan de film ‘Gangs of New York’, waarin Martin Scorcese de ontsporing van migranten kinderen toont. Wij bekijken deze kaskraker met gefascineerde huiver en beseffen nauwelijks dat we hetzelfde meemaken.
De problematiek lijkt niet beperkt tot de bekende iconen - Gouda, Kanaleneiland, Amsterdam- West, Culemborg - maar is ver verbreid. Naar goed Nederlands gebruik is er inmiddels een beleidscategorie (Marokkanengemeenten), hebben deze een convenant ondertekend en is er een subsidiepot voor straat- en gezinscoaches. De teneur van het verhaal is duidelijk: de problemen lopen uit de hand, een integrale aanpak van preventie en repressie is geboden, de tijd van bestuurlijke terughoudendheid en matiging is voorbij.
Onder de oppervlakte van de feiten en cijfers van de reportage gaat veel subtekst schuil. In de eerste plaats is er de kwestie van ‘het benoemen’. Dat is een intrigerend discours dat zich de afgelopen tien jaar een weg heeft gebaand in het publieke debat. Het is een retoriek die het heeft gemunt op mythes en taboes. Jaren lang zijn de problemen ontkend. Die ontkenning heeft de klassieke gedaante van taboeïsering. Zo houdt de heersende elite het volk dom. De werkelijkheid wordt verdonkeremaand en de percepties van de werkelijkheid moreel verworpen.
Het effect van deze retorische strategie is groot schuldbesef bij de elite, die zich het discours vervolgens eigen maakt en er de nette en beschaafde vertaling van beleid en interventielogica aan geeft. Geen hoofddoekjesverbod natuurlijk, maar wel een keiharde aanpak. In de tweede plaats is er de kwestie van de stilzwijgend veronderstelde causaliteit. Door de achtergrond van daders nadrukkelijk te noemen, ontstaat als vanzelf een verklaring voor het daderschap, namelijk precies deze achtergrond. Marokkanen zijn oververtegenwoordigd in de becijferingen van overlast en criminaliteit. Etniciteit moet wel betekenisvol zijn.
Elke Europese samenleving heeft zo haar ‘Marokkanen’, hoewel ze in elke samenleving een andere etniciteit hebben. Sociaalwetenschappelijk betekent dit dat etniciteit geen afdoende verklaring biedt maar hooguit sterk correleert met echte verklarende variabelen. Dat weerhoudt veel wetenschappers er niet van om te pleiten voor etnische registratie. De databestanden moeten gevuld om internationaal te kunnen publiceren en veel beleidsrelevante aanbevelingen te doen.
Die luiden doorgaans als volgt: er is veel beleid nodig dat natuurlijk wetenschappelijk moet worden geëvalueerd. Uit de evaluaties blijkt meestal dat het beleid niet werkt, waarna steevast meer beleid wordt aanbevolen dat natuurlijk weer wetenschappelijk moet worden geëvalueerd. Altijd mooi als goede bedoelingen en eigenbelang enige synergie vertonen.
In de derde plaats is er de verhulde verwijzing naar integratie en inburgering. Het tuig is slecht geïntegreerd en niet goed ingeburgerd, zo luidt de impliciete boodschap. In de reportage lezen we de intrigerende observatie dat ernstig crimineel gedrag de voorbode is van grote vroomheid die weer leidt tot islamitisch radicalisme. Dat is natuurlijk het grootste van alle kwaden.
Zou Wilders dan toch met recht spreken van islamitische straatterreur? Zijn tasjesdieven, loverboys, street gangs en spijbelaars uiteindelijk verkapte jihadisten die Nederland willen islamiseren? Ik heb mij bekeringsarbeid altijd heel anders voorgesteld, maar moet met mijn katholieke achtergrond in deze dagen natuurlijk erg voorzichtig zijn.
Toch lijken mij de problemen niet bepaald te getuigen van slechte integratie, maar eerder van het omgekeerde. De hang naar snelle rijkdom, hippe kleren en mooie meiden is succesvolle inburgering. Misschien moet vroomheid wel worden gesubsidieerd.
Deze subtekst is een giftig mengsel van feiten in een valse causale samenhang met etniciteit. Ben ik erg ouderwets als ik de symboliek van de geblinddoekte vrouwe Justitia letterlijk neem? Dat beeld toont een staat die neutraal is en zeer afgewogen het zwaard hanteert. Daarbij kent de rechtsstaat slechts daden en is blind voor al het andere, of dat nou kleur, geslacht, afkomst of overtuiging is.
Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoog leraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.