Te weinig kennis over reïntegratie
We weten niet of reïntegratie helpt. En er is nog te weinig informatie beschikbaar om het te kunnen weten.
In de Factsheet Reïntegratie bracht de Raad voor Werk en Inkomen vorige week alle beschikbare informatie samen. De Raad voegde daar een lijstje aan toe van zogenaamde ‘witte vlekken’: vragen waarop het antwoord moet worden gevonden om écht te kunnen beoordelen of reïntegratie van werkzoekende al dan niet werkt.
Zo is wel bekend hoeveel geld in totaal door gemeenten en UWV wordt uitgegeven aan cursussen of begeleiding van bijstandsgerechtigden, WW’ers, of mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Maar hoeveel daarvan wordt uitgegeven aan dienstverlening aan mensen die zelf in staat zijn om een baan te vinden, en hoeveel aan degenen die dat niet kunnen? Dat is niet uit de cijfers te herleiden. Zo is ook onbekend hoeveel procent van de mensen die baat zouden kunnen hebben bij hulp, uiteindelijk worden bereikt. In 2008 kreeg eenvijfde van alle WW’ers een reïntegratietraject en bijna de helft van de bijstandsgerechtigden.
Belangrijke informatie van gemeenten die vooralsnog ontbreekt, is het effect van reïntegratie die niet gericht is op het meteen aan het werk helpen van werkzoekenden (zoals activering). Enkele gemeenten weten wel wat de voortgang was van mensen die niet direct uitstromen naar werk, maar een volledig overzicht is er echter niet.
De RWI wil de Factsheet jaarlijks uitbrengen. Naar aanleiding van dit overzicht bepleit de RWI in ieder geval om de norm van 60 procent uitstroom die nu voor alle uitkeringsregelingen geldt, los te laten. Het ministerie hanteert als norm dat 60 procent binnen 2 jaar moet uitstromen naar een reguliere baan. Die norm wordt voor de WW ruim gehaald, maar voor bijstandsgerechtigden, met ongeveer een kwart langdurige uitstroom, bij lange na niet.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.