Ondernemen met een uitkering
Nederland telt inmiddels 25 'sociale coöperaties' waar bijstandsgerechtigden een onderneming kunnen starten.
In een sociale coöperatie kunnen uitkeringsgerechtigden ondernemen zonder bang te zijn dat zij hun uitkering verliezen. Inmiddels kent Nederland 25 van deze organisaties. LaNSCO, het Landelijk Netwerk voor Sociaal Coöperatief Ondernemerschap, wil nog meer gemeenten over de streep halen om ook te investeren.
Het concept is al in 2013 ontwikkeld. Zo vertelt Jessica de Ruijter, directeur bij LaNSCO, mede-oprichter van sociale coöperatie de Blauwe Paraplu en Associate Member van Movisie. Het begon in Breda, bij De Vrije Uitloop. Tien jaar later bestaat die groep ‘scharrelondernemers’ nog steeds, met onder andere kunstenaars, hoveniers, coaches en muzikanten.
SV Wat is het precies, een sociale coöperatie?
‘In een sociale coöperatie kunnen mensen met behoud van uitkering ondernemen. Het verschilt per coöperatie in welke mate de deelnemers gezamenlijk ondernemen, maar ze zijn altijd eigenaar van hun eigen onderneming. Doordat alle financiële stromingen door de coöperatie lopen krijgen de bijstandsgerechtigden in eerste instantie geen extra inkomen. Wel kunnen ze een deel van de inkomsten herinvesteren in de onderneming. Hierdoor hoeven ze niet bang te zijn dat hun uitkering door de gemeente wordt stopgezet.’
SV Is dat nu een probleem dan?
‘Er zitten zat mensen met ontzettend veel talenten en kwaliteiten, om welke reden dan ook, langere tijd in de bijstand. Een sociale coöperatie geeft ze de mogelijkheid om te onderzoeken of ze daar toch weer een product of dienst van kunnen maken, zonder dat ze direct onzekerheid krijgen over hun financiële situatie. Het neemt een hele grote drempel weg.’
SV Hoe ziet de sociale coöperatie eruit?
‘Er zijn verschillende vormen denkbaar. In Amersfoort is er De Blauwe Paraplu waar ik zelf bij betrokken ben. Daar heeft iedereen zijn eigen bedrijfje. We hebben een boekhouder, een kunstenaar, en een coach bijvoorbeeld. Maar er zijn ook coöperaties waar mensen samen werken aan één product. Bijvoorbeeld een gezamenlijk cateringbedrijf. De deelnemers hebben altijd een overeenkomst met de coöperatie, maar zijn zelf niet ingeschreven bij de KvK. Ze zijn ook niet in dienst als werknemer.’
SV Wat voor mensen ziet u bij sociale coöperaties?
‘Er zijn eigenlijk drie grote groepen te onderscheiden. De eerste zijn mensen die door ziekte of psychische kwetsbaarheid niet in staat zijn een reguliere baan te vinden. Soms kunnen ze maar tien uur in de week werken, waardoor ze nooit uit de bijstand raken. Een eigen onderneming geeft de flexibiliteit om toch bezig te zijn. Daarnaast zijn er veel nieuwkomers die te maken hebben met een taalbarrière, maar die vaak wel in het land van herkomst ondernemend bezig zijn geweest. Voor die groep is de sociale coöperatie ook nog eens een goede manier om in te burgeren. Ten slotte zijn er ook mensen die om diverse redenen in de bijstand zijn geraakt, maar wel in het verleden ondernemer zijn geweest of een duidelijk plan hebben en wat meer tijd nodig hebben om hun onderneming op te zetten. De sociale coöperatie vormt dan een voortraject op de gemeentelijke ondernemerstrajecten zoals het Bijstand voor zelfstandigen (Bbz) traject of Part Time Ondernemen (PTO) traject.
SV Wat nou als iemands onderneming enorm succesvol blijkt?
‘Het gebeurt regelmatig dat iemand met zijn nieuwe onderneming een inkomen genereert dat ruim boven de bijstandsnorm uitkomt. Als dat een maand zo is vlieg je niet meteen uit, maar als er een stabiele periode van inkomsten is kan die persoon gewoon doorstromen als ondernemer. Vaak gaat dat in goed overleg met de gemeente, en soms met ondersteuning vanuit een Bbz traject. Dat is het officiële traject dat gemeenten hebben voor ondernemers die in de bijstand raken. Dat is minder geschikt wanneer iemand nog nooit ondernemer is geweest en dus moet starten vanuit de bijstand.’
SV Kunt u een succesverhaal noemen?
‘In Amersfoort was er recent Dave die zijn eigen cateringbedrijf begon. Hij is inmiddels volledig uit de bijstand gestroomd en als zelfstandig ondernemer actief. Maar dat soort voorbeelden zijn er bij alle coöperaties. Een groot deel van de mensen stroomt ook uit richting regulier betaald werk. Het ondernemerschap blijkt dan toch niet passend voor hen, dat kan ook. Maar door de sociale coöperatie bouwen ze wel weer zelfvertrouwen op, en een groot netwerk natuurlijk.’
SV Er zijn nu 25 sociale coöperaties in Nederland, dus lang niet iedere gemeente heeft er een.
‘Nee dat klopt. Er komt ook best iets bij kijken. De gemeente waar iemand zijn uitkering van krijgt moet meewerken, en dan nog blijft het pionieren. Het is geen standaard re-integratietraject, maar het vraagt echt een partnerschap tussen de gemeente en de coöperatie. Daartussen moeten algemene afspraken worden gemaakt, voornamelijk over financiën. Bijvoorbeeld wat iemand zelf mag investeren. Ook is vaak financiële ondersteuning van de gemeente nodig om een coöperatie drijvende te houden. De afdracht van de leden is meestal niet genoeg om de kosten voor huisvesting en begeleiding te betalen.’
SV Wat is er nog meer nodig?
‘De gemeente kan het niet alleen. Het belangrijkste is dat er een lokale initiatiefnemer is, al kan een welwillende gemeente wel ondersteunen in het zoeken daarvan. Het mooiste is ook als er een groepje mensen uit de bijstand is die het al graag wil, en iemand anders die het draaiende wil houden. Er komt best wat bij kijken. Je moet ook juridische zaken regelen, en begeleiding voor de leden. Je hebt echt iemand nodig die gelooft in het concept en die de middelen krijgt om zich daarvoor in te zetten. Gemeenten die meer willen weten kunnen zich uiteraard melden bij LaNSCO.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.