Hulpvraag beter in beeld
Zowel Eindhoven als Utrecht waren op zoek naar een instrument om te meten in hoeverre de inspanningen van de sociale wijkteams effect hebben op de hulpvraag van de inwoners. Het instrument moest daarnaast een goede leidraad zijn voor het gesprek met de inwoner. Na de pilotfase wordt het instrument 'Wat telt' ingezet.
Als gemeente wil je de effectiviteit van sociale wijkteams in kaart brengen. Maar hoe meet en monitor je dat? Het instrument ‘Wat telt’ kan helpen. De eerste ervaringen in Eindhoven en Utrecht zijn positief. Na een pilotfase hebben beide gemeenten samen met de wijkteamorganisaties besloten het vanaf 2018 bij al hun wijkteams te gaan inzetten.
Nieuw instrument voor gemeenten én wijkteams
Zowel Eindhoven als Utrecht waren op zoek naar een instrument om te meten in hoeverre de inspanningen van de sociale wijkteams effect hebben op de hulpvraag van de inwoners. Het instrument moest daarnaast een goede leidraad zijn voor het gesprek met de inwoner. ‘We werken nu met de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM), maar dat past niet bij de brede doelgroep. We hadden behoefte aan een flexibeler instrument. Ook wilden we maatwerk kunnen leveren. We waren daarnaast naar iets op zoek dat ook de voortgang van inwoners in kaart kon brengen’, vertelt Janine Wagensveld van Buurtteamorganisatie Utrecht.
Ook Eindhoven worstelt met de ZRM, tot nu toe het enige instrument dat de zelfredzaamheid (op elf leefgebieden) van de hulpvrager in kaart brengt. ‘In 2012 hebben wij de visie ‘WIJ Eindhoven’ ontwikkeld, waarbij we uitgaan van de inwoner. De zelfredzaamheidsmatrix sloot daar niet bij aan’, aldus Marieke Witzel, domein secretaris sociaal domein van de gemeente Eindhoven. ‘Dat is toch met name een instrument voor de professional. We waren op zoek naar een instrument voor de inwoner, zodat die zichzelf herkent en kan helpen. Maar het moest daarnaast ook nuttig blijven voor de professional. En verder wilden we als gemeente weten of de wijkteams wel de goede dingen doen.’
Proefversie
Beide gemeenten staken samen met Movisie in het voorjaar de koppen bij elkaar. Besloten werd inwoners, professionals en medewerkers van de gemeente eerst apart en daarna in een gezamenlijke sessie met elkaar het gesprek aan te laten gaan over een nieuw instrument. Na een inspirerende dag was de schets van het nieuwe instrument geboren. Movisie werkte die verder uit tot een proefversie, die deze zomer bij de wijkteams in beide gemeenten is uitgetest.
Het instrument is vrij simpel en bestaat uit een magneetbord met balkjes. Aan de linkerkant van het balkje staat een verdrietige smiley, aan de rechterkant een blije. Als de professional (de wijkteammedewerker) met het gesprek begint, wordt aan de inwoner gevraagd welke van de veertien leefgebieden (zie kader linksonder) van belang zijn en hoe hij of zij zich op dat betreffende leefgebied voelt. Voor die leefgebieden plaatst de inwoner een fiche op de balk.
‘We hebben het instrument bewust ‘Wat telt’ genoemd. Het gaat er om wat belangrijk is in het leven van de inwoner. Zij geven aan wat niet goed gaat in hun leven, maar ook wat wél goed gaat. Dat geeft zelfvertrouwen en biedt mogelijke aanknopingspunten om problemen op andere leefgebieden op te lossen. Het gaat dus veel meer om de beleving van de inwoner zelf; een groot verschil met de zelfredzaamheidsmatrix’, aldus Thijs van den Enden, projectmedewerker bij Movisie.
Laagdrempelig
‘Wat telt’ is een systematiek om in gesprek te gaan met de inwoner. ‘Via de kaartjes met de leefgebieden kan op een laagdrempelige, heel natuurlijke manier het gesprek worden aangegaan. Bijvoorbeeld bij zingeving: wat maakt jou gelukkig, wat vind je belangrijk in het leven? Mogelijk dat een inwoner aangeeft eenzaam te zijn. Dan kun je samen acties formuleren om die eenzaamheid tegen te gaan’, verduidelijkt Van den Enden. ‘Als op het leefgebied ‘wonen’ wordt aangegeven dat het niet goed gaat, wordt in het gesprek ingegaan op wat er zou moeten gebeuren om het tij te keren, welke acties ondernomen moeten worden. De inwoner zegt bijvoorbeeld dat het huis te klein is voor het gezin. Het doel is dan verhuizen naar een grotere woning.’
Het te bereiken doel wordt op een vel geschreven, dat de inwoner bij wijze van spreken op zijn koelkast kan hangen. Zo kunnen doelen op verschillende leefgebieden worden geformuleerd. Inwoner en professional maken met elkaar een plan om de doelen te realiseren.
Na een van tevoren afgesproken periode, bijvoorbeeld drie maanden of een half jaar, kan ‘Wat telt’ opnieuw worden ingevuld. In een oogopslag wordt dan duidelijk of doelen zijn behaald en of het op de uitgekozen leefgebieden beter of slechter gaat, of dat er geen veranderingen zijn opgetreden.
Van den Enden: ‘We hebben het altijd over de zelfredzaamheid van mensen; dat wordt via dit instrument gestimuleerd. Mensen geven zelf aan waar de problemen zitten en welke acties moeten worden ondernomen, uiteraard met ondersteuning van de professional.’
Concreet
In de pilotfase hebben de buurtteams in Utrecht 33 keer het instrument gebruikt en de generalisten vanuit de Eindhovense wijkteams hebben het bij 43 inwoners uitgetest. ‘Het voeren van een gestructureerd gesprek wordt vergemakkelijkt. Mensen worden aangezet tot actief meedenken en nadenken. Waar zit ik mee, wat gaat goed, wat gaat niet goed en wat zou ik willen veranderen of verbeteren’, vertelt Wagensveld van Buurtteamorgansisatie Utrecht. ‘Het is fijn dat het zo concreet is. Het voordeel is dat je samen, als inwoner en professional, doelen formuleert in plaats van dat de professional een ondersteuningsplan gaat schrijven. Voordeel is ook dat de inwoner zich verantwoordelijk voelt voor de doelen en verantwoordelijkheid neemt om die doelen te bereiken. Het is meer van henzelf.’
Ook de Eindhovense ervaringen met ‘Wat telt’ zijn overwegend positief. ‘Het wordt iets eigens en het werkt echt ondersteunend. De inwoner maakt samen met de professional inzichtelijk waar het goed en niet goed gaat en welke doelen gesteld moeten worden om de situatie te verbeteren’, stelt Witzel. ‘Wat ik sterk vind, is dat dit eerder een subjectief dan een objectief instrument is. Het wordt door de inwoner zelf ingevuld. Hoe voelt hij zich, waar denkt hij stappen te kunnen zetten.’
Wel vinden sommige inwoners zo’n magneetbord op tafel wat kinderachtig. Het instrument wordt daarom nu gedigitaliseerd, zodat het op de tablet of computer kan worden ingevuld. Wagensveld: ‘Je moet goed kijken welke vorm bij iemand past, maar het is een prettige manier om mee te werken. Het gaat er echt om waar mensen mee zitten en dat komt goed boven tafel.’
Resultaten per wijk
Van de nulmeting en de daarop volgende metingen kan een foto van het magneetbord worden gemaakt, die in het dossier van de inwoner kan worden geupload. ‘Door ‘Wat telt’ vaker in te vullen, kunnen we zien of er vooruitgang wordt geboekt, of de mensen echt worden geholpen. Daarnaast kunnen we de resultaten per wijk bekijken en zo zien welke problemen er spelen. Daar kunnen we ons beleid en ons budget op inzetten. Het is onze ambitie om op deze manier te gaan sturen’, stelt Witzel.
‘Als gemeente krijg je een zo compleet mogelijk beeld van de behoeften van je inwoners’, vult Van den Enden aan. ‘Je kunt zien op welke leefgebieden en in welke wijken het goed of niet goed gaat. De resultaten kunnen worden geanalyseerd en gebruikt voor eventuele beleidsaanpassingen. Stel dat uit honderd resultaten van het instrument blijkt dat mensen op het gebied van wonen, ondanks pogingen, geen verbeteringen scoren op dat leefgebied, dan moet je misschien als gemeente bekijken wat er aan de hand is. Mogelijk moet je iets aan je woningbeleid aanpassen. Is het moeilijk om een sociale huurwoning te krijgen, of is de regelgeving te lastig bijvoorbeeld.’
Zowel Eindhoven als Utrecht willen ‘Wat telt’ integreren in het huidige werkproces. Witzel: ‘We willen het instrument in principe bij iedereen gaan gebruiken die bij het WIJ-team aanklopt voor hulp of ondersteuning. De generalist zet het instrument dan in tijdens het keukentafelgesprek. We kijken wel of we het ook gaan inzetten bij een enkelvoudige hulpvraag, zoals hulp bij het huishouden. Dan is het wel heel veel om in te vullen.’ ‘Er wordt nu gewerkt met zelfredzaamheidsmatrix (evenals in Eindhoven, red), en dat is onderdeel van het registratiesysteem. Het instrument ‘Wat telt’ komt daarvoor in de plaats’, stelt Wagensveld.
Gokproblematiek
Er kunnen ook familieleden of mantelzorgers aanschuiven als het gesprek aan de hand van ‘Wat telt’ wordt gevoerd. Van den Enden: ‘Zij kunnen dan met eigen fiches aangeven hoe het op de verschillende leefgebieden gaat met de hulpbehoevende. Het kan zijn dat de hulpbehoevende positiever of juist negatiever denkt over de situatie op een bepaald leefgebied. Dat kan verhelderend werken. Datzelfde geldt ook voor de fiches die de professional kan neerleggen. De hulpvrager kan dan wel aangeven dat het goed gaat op een leefgebied, maar de hulpverlener kan bijvoorbeeld aangeven dat het met de schulden bijvoorbeeld, of gokproblematiek nog wel wat stappen moeten worden gezet.’
Het instrument kan eveneens worden ingezet in een gezin waar meerdere problemen spelen. Gezinsleden kunnen dan in overleg met de wijkteammedewerker de leefgebieden benoemen waar ze aan willen of moeten werken. Hiermee is in de pilotfase nog niet geëxperimenteerd. Het instrument is in ontwikkeling, benadrukt Van den Enden. Zoals gezegd wordt er onder meer gewerkt aan het digitaliseren van ‘Wat telt’. Daarnaast wordt gekeken hoe het geschikt kan worden gemaakt voor mensen die het Nederlands niet goed beheersen of voor mensen met een laag IQ. Van den Enden: ‘We moeten het nog verder uittesten, maar de basis is gelegd.’
De leefgebieden van ‘wat telt’
Het instrument ‘Wat telt’ onderscheidt veertien leefgebieden. Het gaat om geld, werk, leren, wonen, gezin en opvoeden, lichamelijke gezondheid en geestelijke gezondheid. Ook huishouden, persoonlijke verzorging, huiselijke relaties en sociale contacten, dagelijkse activiteiten en meedoen, zingeving, politie en justitie en alcohol, drugs, gamen en gokken worden op kaartjes bij het magneetbord met de balkjes geplaatst. De inwoner zelf kiest de leefgebieden uit die voor hem of haar belangrijk zijn. Op basis van het gesprek dat volgt formuleren inwoner en professional samen concrete doelen om de situatie te verbeteren. Het zorgplan vloeit uit de doelen voort.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.