Advertentie
sociaal / Achtergrond

Iedereen z’n eigen wonderolie

Sociale wijkteams moeten in de meeste gemeenten de wonderolie van de decentralisaties worden. Het gevaar is dat de verwachtingen te groot zijn. In het merendeel van de gemeenten moet de verbouwing van de verzorgingsstaat plaatsvinden in de wijken, met de sociale (wijk-)teams in de voorhoede. Maar wat behelst een sociaal wijkteam, en wat doet het precies?

21 november 2014

Sociale wijkteams moeten in de meeste gemeenten het smeermiddel worden van de decentralisaties. Maar over hoe ze moeten worden ingericht, lopen de meningen per gemeente sterk uiteen.

Sociale wijkteams moeten in de meeste gemeenten de wonderolie van de decentralisaties worden. Het gevaar is dat de verwachtingen te groot zijn. In het merendeel van de gemeenten moet de verbouwing van de verzorgingsstaat plaatsvinden in de wijken, met de sociale (wijk-)teams in de voorhoede. Maar wat behelst een sociaal wijkteam, en wat doet het precies?

‘Er is geen blauwdruk’, zegt Machteld Koelewijn van BMC Advies. ‘Maar goed ook, want het is immers de bedoeling dat de inrichting en vormgeving worden afgestemd op de lokale context.’ Met collega’s inventariseerde zij de aard en werkwijze van sociale wijkteams in 26 (middel-)grote steden, tijdens een onderzoek samen met de Universiteit Twente. Juist gedegen analyses van lokale behoeftes en mogelijk­heden trof Koelewijn weinig aan.

Het onderzoek toont een patchwork van verschillen. Bijna altijd opereren teams wijkgebonden (‘gebiedsgericht’). De omvang van sociale teams verschilt, evenals de expertise die erin is vertegenwoordigd. De meeste teams werken voor alle inwoners van een wijk. Andere gemeenten richten zich puur op multiprobleemhuishoudens. Een minderheidsvariant vormen teams die zich beperken tot lichte ondersteuning. Probleemgevallen worden dan doorverwezen naar gespecialiseerde hulp- en zorgverleners. Hier en daar opereren ook nog jeugd-, ouderen of wijkverpleegkundige teams.

In het diepe
Ook na de pilotfase geldt voor de meeste sociale teams dat ze mogen ‘leren door doen’. Daaruit spreekt een groot vertrouwen. Vriendelijk uitgedrukt: de professionals krijgen ruimte hun vakmanschap in de praktijk te brengen. Onaardig geformuleerd: ze worden in het diepe gegooid door hun opdrachtgevers, de gemeenten. Die hebben, is Koelewijns indruk, lang niet altijd een scherpomlijnd beeld van de manier waarop ze het sociale domein willen organiseren en wat ze willen bereiken. ‘Het beoogde maatschappelijke effect, het sturen op kosten, de doorontwikkeling: het wordt allemaal wat in het midden gelaten. Weinig gemeenten maken duidelijk wat ze precies willen bereiken en hoe ze daarop gaan sturen en monitoren.’

Het speelkwartier moet nu voorbij zijn, vindt zij. ‘Stop met pionieren en ga voor het echie. Ik snap dat de prioriteit daar niet voortdurend naar uitgaat, met alles wat er nog te doen staat. Maar duidelijke kaders en randvoorwaarden worden ongelooflijk belangrijk om het niet op een teleurstelling te laten uitdraaien. Durf te monitoren en analyseren en trek conclusies uit de resultaten.’

Gemeenten die denken dat ze met de installatie van sociale teams klaar zijn, komen op de koffie, waarschuwt Koelewijn. ‘Sociale wijkteams zijn geen wondermiddel om alle vraagstukken van de decentralisaties op te lossen. Ik zou niet op dat ene paard wedden maar steviger inzetten op de transformatie in samenwerking met burgers en maatschappelijke organisaties. Is er op het moment dat wijkteams nog niet klaar zijn of niet de gewenste resultaten opleveren een Plan B? Lijkt mij verstandig, want verantwoordelijk zijn gemeenten per 1 januari 2015.’


Wijkteams massaal ingezet
Vrijwel alle gemeenten blijken te werken met wijkteams, dorpenteams of gebiedsteams. Die nemen de rol van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over in de toegang van hulpbehoevenden tot de voorzieningen. Dat blijkt uit onderzoek van hoogleraar inkoopmanagement voor de publieke sector aan de Universiteit Twente, Jan Telgen. Met twee collega´s deed hij onderzoek naar de manier waarop gemeenten de begeleiding en jeugdzorg vormgeven na 1 januari 2015. Wel stuitten de onderzoekers op grote verschillen tussen de gemeenten als het gaat om de taken van de wijkteams: van alleen maar de toegang regelen tot het grootste deel van de (vooral eenvoudige) voorzieningen zelf leveren.

Afbeelding


Zwolle: Alleen lichte gevallen
In Zwolle zijn in oktober twee sociale wijkteams van start gegaan: één in Zwolle-Noord en één in Zwolle-Zuid. Begin 2015 moeten dat er vijf zijn. In de voorgaande jaren zijn in de stad verschillende pilots geweest.

De teams richten zich volgens manager-kwartiermaker Monique van Esterik op alle Zwollenaren ‘van 0 tot 100 jaar’ met lichtere problematiek, dus met een lichamelijke of verstandelijke beperking of chronische ziekte. Ook het netwerk van inwoners met ondersteuningsbehoefte kan terugvallen op de teams. De teamleden zorgen voor lichte en kortdurende vormen van ondersteuning, op het gebied van werk, inkomen, ondersteuning, zorg en welzijn. ‘Met tijdige en een lichte vorm van hulp kan in onze visie worden voorkomen dat kleine vragen grote problemen worden’, aldus Van Esterik. Indien nodig wordt er specialistische hulp bij gehaald. ‘Voor alle doelgroepen en leef­gebieden zijn de wijkteams de toegangspoort tot voorzieningen.’

De totale formatieomvang van de teams bedraagt volgend jaar 86 fte. Daarvan komt ruim eenderde uit de ambtelijke organisatie, vanuit de eenheid Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De overige medewerkers hebben een hulp­verlenings- of welzijnsachtergrond en worden op detacheringsbasis geleverd door de ‘oude’ instellingen.

De eerste jaren vallen de sociale wijkteams onder de gemeente Zwolle, maar volgens Van Esterik is niet uitgesloten dat er op termijn een zelfstandige entiteit wordt gevormd: ‘Het kan best zijn dat we dan vinden dat het een coöperatie of stichting moet zijn. Ook is niet uitgesloten dat er op den duur nieuwe toetreders worden toegelaten. Maar aan de huidige opgave hebben we de handen vol. Door niet te veel in één keer overhoop te halen, denken we het snelst door te kunnen pakken.’

Wijkteams massaal ingezet
Vrijwel alle gemeenten blijken te werken met wijkteams, dorpenteams of gebiedsteams. Die nemen de rol van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over in de toegang van hulpbehoevenden tot de voorzieningen. Dat blijkt uit onderzoek van hoogleraar inkoopmanagement voor de publieke sector aan de Universiteit Twente, Jan Telgen. Met twee collega´s deed hij onderzoek naar de manier waarop gemeenten de begeleiding en jeugdzorg vormgeven na 1 januari 2015. Wel stuitten de onderzoekers op grote verschillen tussen de gemeenten als het gaat om de taken van de wijkteams: van alleen maar de toegang regelen tot het grootste deel van de (vooral eenvoudige) voorzieningen zelf leveren.


Eindhoven: Landingsbaan voor decentralisaties
Eindhoven wachtte de discussie en het wetgevingsproces rond de decentralisaties niet af. Het gemeentebestuur besloot naar aanleiding van een lokaal rekenkamerrapport dat binnen het sociale domein het roer radicaal om moesten wel zo snel mogelijk.

Aangemoedigd door onder meer Leeuwarden, waar de ‘Achter de Voordeur’-aanpak succesvol bleek, gingen in 2012 de eerste ‘WIJteams’ – de Eindhovense naam voor sociale wijkteams – aan de slag. Niet als pilot, maar als voorhoede voor een grote systeeminnovatie, die nog voor 2015 grotendeels in de steigers moet staan en dient als ‘landingsbaan’ voor de decentralisaties.

Voor de omslag was alle aanleiding, vertelt de Groenlinkse Eindhovense wethouder van zorg, welzijn en armoedebeleid Lenie Scholten: ‘We constateerden dat er steeds meer geld naar het sociale domein vloeide, maar dat problemen niet minder werden. Dus ergens deden we iets niet goed.’

Uit een lokale analyse kwamen vier hoofdproblemen: overdreven problematisering, doorgeschoten professionalisering, een voor burgers te complexe samenleving en een bekostigingssysteem dat instellingen beloonde op basis van productie, niet van resultaten. Scholten: ‘Eenvoudige vragen werden snel groot gemaakt, waardoor hulpvragers in een doelgroep werden geduwd en beroepskrachten ingeschakeld werden. We waren het ontwend om mensen de vraag te stellen: wat kunt u zelf aan uw probleem doen?’ Inwoners raakten volgens haar het spoor bijster: ‘Voor iedere vraag een apart loket en andere regels, indicaties en methodieken. Burgers gingen loketten mijden en kregen niet de juiste hulp op het juiste moment.’

Anders dan veel andere steden heeft Eindhoven het ‘doelgroepdenken’ geheel losgelaten. De WIJteams zijn er niet specifiek voor multiprobleemgezinnen of huishoudens met lichtere problematiek, maar voor álle inwoners. Waar de transformatie volgens Scholten elders vaak wordt benaderd als organisatievraagstuk, kiest Eindhoven voor ‘een holistische blik’. ‘We bouwen vanuit een visie. Het uitgangspunt is dat het iedereen kan overkomen dat hij tijdelijk een hulp- of ondersteuningsvraag heeft.’

Voorwaarde voor het welslagen is dat eerst de basis op orde is, in de wijken maar ook in individuele huishoudens. Dat betekent volgens de wethouder dat er eerst moet worden geïnvesteerd in de ‘sociale basis’ (nulde lijn), van buurthuizen tot bewonersinitiatieven. ‘De professionals komen niet pas in beeld als mensen het zelf niet meer kunnen, maar ondersteunen de eigen kracht en blijven contact houden, ook als het weer goed gaat.’

Inmiddels zijn er tien WIJteams die de stad dekken, met in totaal 192 professionals uit 18 verschillende disciplines. De formatie zal nog groeien, maar dat kan nog niet omdat een deel van zorg en welzijn nog de verantwoordelijkheid is van maatschappelijke instellingen. De beroepskrachten in de WIJteams, in de meeste gevallen afkomstig van bestaande zorg- en welzijnsaanbieders, zijn ‘naar buiten generalist en specialist in het team’. Ze hebben het mandaat om zelf zorg in te kopen in de tweede lijn. Bij al hun handelen moet eigen kracht van het individu of huishouden de leidraad zijn, en als die tekortschiet het eigen netwerk (‘samenkracht’). Ook als de tweede lijn eraan te pas komt, blijft een WIJ-generalist contactpersoon.

De keus die Eindhoven heeft gemaakt, dwong de stad niet alleen het systeem van financiering en subsidieverstrekking anders in te richten. Het heeft ook grote consequenties voor de ambtelijke organisatie. In het sociale domein verdwijnen vakjes- en vinkjesambtenaren, loketten worden overbodig. Beleid ontstaat ‘in co-creatie’ met mensen uit het veld en volgt de uitvoeringspraktijk, niet andersom. Ook de begroting wordt ‘ontschot’ om te sturen op de gewenste beweging.


Alphen aan den Rijn: Het dorp terug in de stad
Met zogenoemde ‘outreachende teams’ wil Alphen aan den Rijn ‘het dorp terugbrengen in de stad’. De zorg- en welzijnsmedewerkers die daarin zitten, zijn afgevaardigd door een consortium van acht aanbieders.

Zij moeten de ‘sociale participatie’ op het gebied van gehandicaptenzorg, maatschappelijk werk, geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang en ouderenzorg gestalte geven en doen dat samen met ambtenaren en medewerkers van de stichting MEE. De omvang van de teams varieert, afhankelijk van de samenstelling en problematiek in een wijk. Multiprobleemhuishoudens ‘die de weg naar het stadhuis niet weten te vinden’ of worden aangebracht door partners in de wijk (wijkverpleging, huisartsen, woningcorporaties bijvoorbeeld) zijn hun belangrijkste doelgroep.

‘Deze maand zijn we begonnen onze generalistische specialisten samen te brengen in de gebiedsgerichte teams’, vertelt Rosemarijn Lamers, teamleider van het Serviceplein. ‘Vanuit een pilot weten we dat in multiprobleemhuishoudens meestal sprake is van meer dan één probleem op het gebied van werk en inkomen, schulden, opvoeding en huisvesting. Daarom hebben we gekozen voor een model dat korte lijnen heeft met de gemeentelijke dienstverlening.’

De gehele sociaal-maatschappelijke dienstverlening is ondergebracht in het zogenoemde Serviceplein, en omvat bijna alle domeinen en doelgroepen: van werk, inkomen, zorg, welzijn tot en met leerlingzaken. Het Serviceplein telt vijf ‘multidisciplinaire teams’. Elk daarvan is verantwoordelijk voor een van de vijf wijken die in Alphen sinds de recente fusie met Boskoop en Rijnwoude zijn gedefinieerd. Vragen per mail en telefoon worden op het stadhuis afgehandeld.

De ‘outreachende teams’ vormen, als onderdeel van dit geheel, een soort buitendienst. Daarnaast zijn in Alphen aan den Rijn nog aparte jeugd- en gezinsteams actief, die vallen onder de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland. De gemeenteraad wil dat in 2015 de jeugd- en gezinsteams worden samengevoegd met de gemeente­lijke teams, om 100 procent ‘integraal’ te kunnen werken.

Verder zijn in de Alphense wijken nog gebiedsadviseurs actief. ‘Zij bouwen aan een collectief netwerk, met partners als wijkagenten en buurtverenigingen’, aldus Lamers.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie