sociaal / Partnerbijdrage

Gokken en het evenredigheidsbeginsel

En de dringende reden om af te zien van terugvordering.

02 december 2024
Beeld: Schulinck Sociaal Domein
Beeld: Schulinck Sociaal Domein

Auteur: mr. Maartje Smeets

Alweer een uitspraak over gokken. In deze zaak van de rechtbank Overijssel, ECLI: NL:RBOVE:2024:4616 oordeelt de rechtbank dat de inleg bij gokken, zogenaamde verwervingskosten, van de inkomsten (dus opbrengst uit gokken) moet worden afgetrokken. Dit gebeurt niet bij de beoordeling of er moet worden teruggevorderd. En zo ja, hoeveel? Maar wel bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden om af te zien van terugvordering.

Gelet op de ontwikkelingen in de jurisprudentie over gokken en het evenredigheidsbeginsel binnen de Participatiewet bespreek ik in deze opinie kort het beoordelingskader. Daarnaast ga ik in op het oordeel van de rechtbank en of dit een gewenste oplossing is.

Waar gaat het over in deze zaak?

Belanghebbende in deze zaak, ik noem hem voor het gemak Sam, gokt. Hij geeft dit niet door aan het college. De bedragen die hij wint met gokken geeft hij ook niet door. Dit is schending van de inlichtingenplicht.

Het college trekt de bijstand in op grond van schending inlichtingenplicht en vordert een bedrag van € 5.152,52 bruto terug. Dit is geen bevoegdheid van het college, maar een verplichting. Het college moet op grond van artikel 58 lid 1 Participatiewet de ten onrechte of te veel verstrekte bijstand terugvorderen.

In de procedure bij de rechtbank doet Sam een beroep op het evenredigheidsbeginsel en bijzondere omstandigheden. Sam stelt dat hij gokverslaafd is, de terugvordering onevenredig is en dat niet kan worden teruggevorderd van iemand die al bankroet is.

De rechtbank vat het verzoek van Sam op als een beroep op de dringende reden van artikel 58 lid 8 Participatiewet. Dit is ook in lijn met de ruime uitleg die de CRvB op 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726, heeft gegeven aan het begrip dringende reden.

Waarom speelt het evenredigheidsbeginsel geen rol bij de vraag of er moet worden teruggevorderd?

Omdat er hier sprake is van schending van de inlichtingenplicht.  Artikel 17 lid 1 Participatiewet en artikel 58 lid 1 Participatiewet zijn gebonden bevoegdheden. Het college moet dus terugvorderen. Hier heeft het college geen keuze en geen beoordelingsruimte.

Zie voor een stappenplan over hoe en wanneer er getoetst wordt aan het evenredigheidsbeginsel ook mijn eerdere opinie over Evenredigheidsbeginsel, dringende reden en de Participatiewet.

Dringende reden om af te zien van terugvordering

Bij de daadwerkelijke terugvordering speelt de dringende reden een rol. Op grond van artikel 58 lid 8 Participatiewet kan het college geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering.
Het college heeft hier dus wel beoordelingsvrijheid. Dringende redenen om af te zien van terugvordering zijn aanwezig als er sprake is van sociale of financiële onaanvaardbare gevolgen. Dit is een open norm die ruim moet worden uitgelegd en waarbinnen een belangenafweging moet worden gemaakt.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zegt dat het enkele feit dat de opbrengsten uit gokken niet meer zijn geweest dan de inleg, voldoende is om op grond van een dringende redenen niet terug te vorderen.

Hier gaat de rechtbank op het eerste gezicht wel erg ver in de beoordeling, omdat dit naar mijn mening in beginsel geen sociaal of financieel onaanvaardbaar gevolg is. Sam schendt de inlichtingenplicht en het feit dat de inleg bij gokken niet meer is geweest dan de opbrengst, lijkt mij geen sociaal of financieel onaanvaardbaar gevolg van de terugvordering. Vermoedelijk speelt bij het oordeel van de rechtbank een grote rol dat gokinkomsten niet kunnen worden verminderd met de inleg. Tijdens de bijstand wordt de inleg gezien als verwervingskosten. En deze mogen volgens de wetsgeschiedenis niet van de inkomsten worden afgetrokken. Zie hierover ook uitgebreid de annotatie van mr. Lance op den Camp bij deze uitspraak.

Hoe toetst de rechtbank hier het evenredigheidsbeginsel bij de dringende reden?

Allereerst stelt de rechtbank vast dat het college een nadere evenredigheidsafweging moet maken. Het college moet beoordelen in welke financiële omstandigheden Sam zich bevindt en wat de financiële gevolgen van terugvordering voor hem zullen zijn.

De rechtbank vindt dat het college alsnog een belangenafweging moet maken. De rechtbank overweegt het volgende:

  • Algemeen bekend is dat met gokken eerder verlies wordt geleden dan dat er winst wordt gemaakt. Hooguit wordt er quitte gespeeld.
  • Slechts bij uitzondering zal met gokken winst worden gemaakt.
  • Het gevolg daarvan is dat iemand met een bijstandsuitkering die zijn bijstand inzet voor gokactiviteiten doorgaans slechter af is, dan een bijstandsontvanger die zijn bijstand hier niet voor inzet.
  • Als vervolgens, boven op het verlies dat met het gokken wordt geleden, ook nog een terugvordering gelijk aan de hoogte van de gokinkomsten volgt, zal naar verwachting al snel een financieel uitzichtloze situatie voor de betreffende bijstandsontvanger kunnen ontstaan. Een dergelijke uitkomst kan al snel als onevenredig worden beschouwd.

De rechtbank oordeelt verder: Indien eiser (Sam) met zijn gokactiviteiten meer heeft verloren dan gewonnen, dan wel hooguit quitte heeft gespeeld, ligt het in de rede dat het college van terugvordering zal afzien. In dat geval heeft eiser met zijn gokactiviteiten immers nimmer een materieel voordeel genoten en is hij gedurende deze periode feitelijk steeds in bijstand behoevende omstandigheden blijven verkeren.

Interessant is de overweging van de rechtbank dat er geen materieel voordeel is genoten. Dit is namelijk iets anders dan de vraag of er sprake is van sociale of financieel onaanvaardbare gevolgen. Reikt het evenredigheidsbeginsel bij de dringende reden dan zo ver dat er ondanks schending inlichtingenplicht sprake is van sociale of financieel onaanvaardbare gevolgen als er geen daadwerkelijk materieel genoten voordeel is? Dat vind ik wel heel ver gaan en ik betwijfel dan ook of de CRvB zo ver met de rechtbank meegaat.

Het kan dus niet zo zijn dat er bij gokken altijd wanneer er geen winst wordt gemaakt of er quitte wordt gespeeld, via de dringende reden per definitie moet worden afgezien van terugvordering."

Conclusie

De uitspraak is sympathiek voor belanghebbende. Ook ik vind dat mensen met een gokverslaving geholpen moeten worden en niet nog verder in de schulden moeten komen. Maar, de toepassing van het evenredigheidsbeginsel blijft bij de dringende reden een individuele beoordeling en er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Het kan dus niet zo zijn dat er bij gokken altijd wanneer er geen winst wordt gemaakt of er quitte wordt gespeeld, via de dringende reden per definitie moet worden afgezien van terugvordering. Dat gaat naar mijn mening te ver, zeker nu er op belanghebbenden, Sam in dit geval, een inlichtingenplicht rust.

Opleiding evenredigheidsbeginsel

De auteur van deze opinie, mr. Maartje Smeets, geeft ook de opleiding “toepassing van het evenredigheidsbeginsel binnen de Participatiewet”. 23 januari is de eerstvolgende datum. Er zijn nog plaatsen beschikbaar. Lees hier meer.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.