Oost-Europese migranten zelden werkloos
Oost-Europeanen in het Westland zijn meestal goed en hoger opgeleid, hebben werk en onderdak. De meeste ondervraagde Roemenen en Bulgaren werken illegaal.
Polen, Roemenen en Bulgaren in West-Nederland zijn redelijk goed opgeleid en hebben meestal werk en acceptabel onderdak. Tegelijkertijd staat ten minste eenderde niet ingeschreven bij het GBA en werkt van de Bulgaren en Roemenen de meerderheid illegaal.
Dit blijkt uit het onderzoek Arbeidsmigratie in vieren van de Erasmus Universiteit Rotterdam, uitgevoerd in samenwerking met kennisinstituut Nicis.
De studie is verricht in opdracht van de ministeries van Binnenlands Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid en werd vorige week aangeboden aan de Tweede Kamer. Het onderzoek vond plaats in negen gemeenten in Zuid-Holland en West- Brabant. Rotterdamse studenten hebben 629 zogeheten Moe-landers (Midden- en Oost-Europeanen) uitvoerig geïnterviewd in hun moedertaal. De respondenten zijn geworven op straat en in winkels, in ‘Polenhotels’, op campings, maar ook via kerken en op werkplekken. De grootste aantallen respondenten wonen in Rotterdam (155) en Den Haag (129).
Het zicht op de totale populatie Moe-landers blijft een probleem. Zelfs van de ondervraagde Polen (die geen werkvergunning nodig hebben) melden slechts drie op de vijf te staan ingeschreven in hun woonplaats. Van de Polen heeft 96 procent wel een BSN-nummer, tegenover respectievelijk 73 en 65 procent van de Roemenen en Bulgaren. In de laatstgenoemde groepen is 16 en 22 procent naar eigen zeggen nergens verzekerd voor ziektekosten, tegenover 4 procent onverzekerde Polen.
Rooskleuriger
De arbeidsmarktpositie van de ondervraagden lijkt rooskleuriger dan vaak wordt gedacht. Bijna 80 procent heeft tot minstens het achttiende levensjaar voltijdonderwijs gevolgd, en 94 procent rapporteert betaald te werken, waarvan 72 procent met een schriftelijk arbeidscontract. Polen werken vooral in de agrarische sector, gevolgd door de industrie. De Roemenen en Bulgaren werken het meest in de bouw, maar spreiden zich verder over veel sectoren. Met 7 procent zijn ze beter vertegenwoordigd in de professionele dienstverlening (ingenieur, tandarts, architect) dan de Polen (slechts 1 procent).
De meeste ondervraagde Roemenen en Bulgaren werken illegaal. Slechts ruim eenderde verklaart een werkvergunning te hebben, en dat cijfer kan nog geflatteerd zijn. De positie van de Roemenen lijkt wat sterker dan die van de Bulgaren. Driekwart van de laatstgenoemden werkt zonder contract.
Van alle Bulgaren doet 40 procent doet bovendien ongeschoold werk, daarnaast overleeft 5 procent als straatmuzikant of krantenverkoper. Qua huisvesting zijn de Polen het meest kwetsbaar. De helft van alle ondervraagde Polen huurt een vorm van onderdak (tent, caravan, kamer) bij zijn werkgever, en 16 procent moet zijn slaapkamer met minstens twee anderen delen.
Anderzijds woont ook 44 procent van de Polen in gezinsverband. De ondervraagde Roemenen en Bulgaren, gemiddeld iets ouder dan de Polen, huren meestal privaat en leven iets vaker in gezinsverband. Het merendeel van alle ondervraagden is tevreden met zijn onderdak, al zijn de woonlasten relatief hoog.
Nederlands
Slechts één op de vijf ondervraagden wil in Nederland blijven, en slechts twee op de vijf spreken (een beetje tot goed) Nederlands. De meesten verblijven in Nederland vanwege de hogere lonen, en de helft zegt geld naar familie in het thuisland te sturen. De bindingen met Nederland en met het thuisland verschillen overigens flink per nationaliteit en per opleidingsniveau.
Omdat landelijke cijfers over de aantallen en kenmerken van Moelanders nog altijd ontbreken, is de representativiteit van dit Rotterdamse onderzoek niet helemaal gegarandeerd. Wel komen veel gegevens uit de Rotterdamse studie overeen met schattingen van de Universiteit Utrecht over 2008 en 2009.
De grootste afwijking is de GBA-registratiegraad, die in het Rotterdamse onderzoek tweemaal zo hoog uitvalt als in de Utrechtse schattingen. De Rotterdamse onderzoekers zien als mogelijke verklaring dat sommige geïnterviewden hierover een ‘sociaal gewenst’ antwoord hebben gegeven of dat de deelnemende gemeenten een hogere registratiegraad kennen dan gemiddeld in Nederland.
Het aantal daklozen onder Moe-landers lijkt mee te vallen, aldus de Erasmus-onderzoekers. Zowel in Rotterdam als in Den Haag beloopt dit maximaal honderd, afgemeten aan het gebruik van de winteropvang in 2010. De onderzoekers achten dit weinig, afgaande op een totaal van ruim 300 duizend Moe-landers in heel Nederland (schatting Universiteit Utrecht over 2009). In beide steden zijn de Polen onder de dakloze Moe-landers sterk oververtegenwoordigd. De onderzoekers vermoeden dat Roemenen en Bulgaren meer opvang vinden in eigen kring.
Westland pioniert met registratie
De instroom van Moe-landers in Nederland zal de komende jaren aanzienlijk toenemen. Daarover zijn gemeenten het eens, zo bleek vorige week op een conferentie in Den Haag. De behoefte om deze migranten te registreren neemt evenredig toe. Op de beleidsconferentie ‘Arbeidsmigranten uit Midden- en Zuid-Europa’ gingen gemeentebestuurders, ambtenaren, politievertegenwoordigers en sociale huisvesters dieper in op het onderzoek ‘Arbeidsmigratie in vieren’ (zie hoofdartikel). De gemeente Westland presenteerde een nieuwe aanpak om de Moe-landers in het GBA te krijgen.
Westland heeft ruim 10 duizend Moe-landers aan het werk, merendeels in de kassen. Naar schatting de helft van hen woont binnen de gemeentegrenzen. Manager dienstverlening Herman van Liere: ‘Ze zijn belangrijk voor onze economie. Autochtone werklozen willen niet in de glastuinbouw werken en ondanks de automatisering blijft er veel handarbeid bestaan. Dus wij zijn blij met ze en willen ze leren kennen.’
De gemeente volgt twee sporen om de Polen, Roemenen en Bulgaren in kaart te brengen. Ze benadert systematisch werkgevers om toeristenbelasting te heffen op alle werknemers die niet geregistreerd staan. Daarnaast probeert de gemeente het vertrouwen te winnen van de werknemers, die zich vaak laten afschrikken door spookverhalen over de financiële gevolgen van registratie. Ze organiseert voorlichtings- en inschrijfavonden bij uitzendbureaus in de regio. In een half jaar heeft Westland al 2.200 personen kunnen inschrijven. Van Liere: ‘We vragen werkgevers ook om ons te informeren als migranten bij hen weggaan. Dat lijkt te lukken.’
De inschrijving van de arbeidsmigranten vormt de basis voor een toegespitst gemeentebeleid op het gebied van huisvesting, integratie en leefbaarheid. Westland verwacht dat de vestigingsbehoefte nog flink zal toenemen.
Meer informatie: Het onderzoeksrapport ‘Arbeidsmigratie in vieren’ is te downloaden van de site van het kennisinstituut Nicis: www.nicis.nl
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.