Advertentie
sociaal / Nieuws

Nazorg aan ex-gedetineerden na vier jaar nog niet goed geregeld

De zorg aan ex-gedetineerden schiet nog altijd tekort. De meeste gemeenten weten niet precies welke hulp ze moeten bieden. Vooral huisvesting lijkt een probleem.

20 juni 2008

De nazorg aan ex-gedetineerden, sinds 2004 een taak van gemeenten, is op veel plaatsen nog steeds niet goed geregeld. Reclassering Nederland en de VNG tonen zich bezorgd. In haar jaarverslag over 2007 constateert Reclassering Nederland (RN) – de grootste van de drie reclasseringsorganisaties – dat ‘in de praktijk de kwaliteit van de nazorg tekort schiet’. Dat is volgens RN ook ‘niet verwonderlijk’. Gemeenten kregen deze taak ongevraagd en zonder extra geld toegeschoven. ‘Wel de problemen, niet de poen: geen goede basis om voortvarend vorm te geven aan die nieuwe verantwoordelijkheid’, aldus het deze week uitgebrachte jaarverslag.

 

Toenmalig minister van Justitie Donner besliste in 2004 dat de nazorg aan voormalige gedetineerden voortaan een taak van gemeenten was, en niet langer van de reclassering. Justitie betaalde enkel nog de begeleiding van mensen met een ‘justitiële titel’, degenen die gevangen zaten of onder voorwaarden vrij waren. Zat de straf er volledig op dan waren ex-gedetineerden volgens Donner gewone burgers waar Justitie geen bemoeienis meer mee had. Het was dus aan de gemeenten om deze groep verder te helpen, aldus de CDAbewindsman.

 

Het daarvoor benodigde geld dienden gemeenten te halen uit het budget voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Al eerder kwamen er signalen dat deze overdracht van taken niet soepel verloopt. In het bestuursakkoord van juni 2007 kwamen gemeenten en rijk daarom overeen dat de gemeenten daadwerkelijk de verantwoordelijkheid op zich zouden nemen, op voorwaarde dat onderzocht zou worden welke taken dit precies behelst en welke middelen de gemeenten nodig hebben. Dat onderzoek is nu afgerond maar nog niet openbaar gemaakt.

 

De VNG kent het al wel en noemt het ‘onbevredigend’. Volgens Ico Kloppenburg, beleidsmedewerker Wmo-team bij de VNG, weten gemeenten op grond van de bevindingen ‘wel hoeveel ex-gedetineerden er jaarlijks vanuit de gevangenissen naar hen toe komen, maar niet welke problemen die mensen precies met zich meebrengen. De gemeente weet bijvoorbeeld niet wie er uit deze groep geen dak boven het hoofd heeft’.

 

Suikeroom
De 183 medewerkers maatschappelijke dienstverlening (mmd’ers) in de gevangenissen moeten elke gedetineerde screenen op zijn behoeftes ten aanzien van identiteit (paspoort), werk en inkomen, wonen en zorg. Bij kortgestraften ontbreekt soms de tijd voor een goede screening, stelt Kloppenburg. Die groep vormt de bulk van de gedetineerdenpopulatie: het rapport laat zien dat 46 procent van de gedetineerden korter dan een maand vastzit, 61 procent korter dan twee maanden en 81 procent korter dan zes maanden.

 

Een ander knelpunt is de onduideonduidelijkheid over de datum van invrijheidstelling. ‘Die blijkt bijzonder lastig te voorspellen te zijn. Iemand blijkt meer boetes te hebben openstaan en moet langer zitten. Een ander laat boetes afbetalen door een 'suikeroom' en komt vervroegd vrij’, zegt de VNG-medewerker. Gemeenten worstelen ook met het feit dat ze bijstand niet mogen doorbetalen als iemand langer dan vier maanden vast zit. ‘Dus volgen er ontruimingen van woningen en moeten gemeenten na de vrijlating weer zorgen voor huisvesting’.

 

De problematiek van de nazorg speelt overigens vooral in de grote steden. Amsterdam kreeg vorig jaar 4000 ex-gedetineerden op haar bordje, Rotterdam 2800, Den Haag 2100 en Utrecht 1000. Daarna dalen de aantallen snel: nummer 10 op de ranglijst is Arnhem met 500 gedetineerden, nummer 20 is Amersfoort met 300. Tal van Noord-Beveland, Roggel, Wognum, Hilvarenbeek, Laren) zagen in 2007 slechts één persoon terugkeren uit gevangenschap. Volgens de VNG heeft inmiddels ‘grofweg de helft van de gemeenten goed geregeld dat één persoon verantwoordelijk is voor contact met de hulpverlening. Kloppenburg: ‘De vraag is ook of je voor één ex-gedetineerde een coördinatiepunt nazorg moet inrichten. Veel van de problematiek van deze groep komt overeen met problemen van mensen die niet in de gevangenis hebben gezeten, en voor wie al voorzieningen zijn, zoals schuldhulpverlening.’ Justitie-woordvoerder Hans Janssens stelt dat er inmiddels met 340 gemeenten afspraken zijn gemaakt over het inrichten van een aanspreekpunt voor de nazorg. Voor het overige wil hij niet reageren ‘op een onderzoek dat nog niet openbaar is’.

 

SP: ‘Reclassering moet het doen’
Volgens SP-Tweede-Kamerlid Krista van Velzen moet het hele stelsel waarbij gemeenten verantwoordelijk zijn voor de nazorg, op de helling. Ze pleit ervoor dat de reclassering elke ex-gedetineerde standaard een half jaar begeleidt. ‘Het moet niet van de (politieke) keuze van een gemeente afhangen of nazorg wel of niet wordt geboden’, schrijft ze in het recent verschenen SP-onderzoek ‘Red de reclassering - een enquête onder reclasseringswerkers’. Van Velzen: ‘Het is alsof je de slager vraagt om het werk van de groenteboer er even bij te doen. Veel gemeenten hebben nog geen contactpersonen aangesteld, laat staan dat ze begeleiding bieden. Terwijl het is aangetoond dat de recidive juist daalt als je het eerste half jaar na vrijlating goede begeleiding biedt.’ Reclassering Nederland heeft hier in het verleden ook al eens voor gepleit.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie