Naar een nieuw samenlevingsperspectief voor onze diverse gemeenten
In dit essay geven burgemeester Mikkers en hoogleraar Scholten hun visie op het moeilijkste woord voor het lokaal bestuur: samenleven.
Hoe vaak zal het woord ‘polarisatie’ dit jaar genoemd zijn in de nieuwjaarstoespraken van de burgemeesters? Het is een begrip dat als verklaring gebruikt wordt voor wat er gebeurde in onze samenleving en onze gemeenten in 2024. We zagen dat groepen tegenover elkaar werden gezet, de integratie werd door de landelijke politiek (opnieuw) mislukt verklaard en beleid dat we jaren gevoerd hebben, werd (opnieuw) als mislukt afgedaan. Dit terwijl er in de haarvaten van onze samenleving, in de wijken en op de scholen en bij verenigingen in onze gemeenten ook heel veel is om aan vast te houden.
Wij zien de behoefte aan een nieuw perspectief om de diversiteit in onze samenleving beter te kunnen begrijpen, om voorbij het geluid van polarisatie te komen en om nieuwe handelingsperspectieven te vormen voor de toekomst. Dit essay is een poging om gezamenlijk de contouren van zo’n perspectief te schetsen, door het ‘wat’, ‘hoe’ en ‘wie’ te benoemen en een handelingskader te bieden voor (lokale) bestuurders.
Oude perspectieven schuren
Het was zo’n informatieavond die elke lokale bestuurder wel eens meemaakt. Tijdens deze avond ging de gemeente ’s-Hertogenbosch in een wijk vertellen dat er een plan was om twee AZC-locaties te openen. Een volle zaal stond tegenover de bestuurder(s) en, op een enkeling na, was men boos. Tussen de regels door hoorden we diverse emoties: ongehoord, onbegrepen en vooral ‘Waarom zij wel een huis en wij niet?’ Het was heftig en van tevoren was afgesproken om ruimte geven aan de emoties. En dan, in een moment, gaat het mis bij de burgemeester (bij mezelf, Jack Mikkers). Op een vraag over de afkomstlanden van asielzoekers en welke groep verantwoordelijk is voor de meeste overlast benoemt hij een bevolkingsachtergrond. Dat moment wordt gefilmd en gaat meteen viral. Het leidt tot tientallen aangiften, een interpellatie in de gemeenteraad en boosheid bij een deel van de samenleving. Daarnaast krijgt hij een fanclub die hij niet wil: mensen die het juist goed vonden dat hij een bevolkingsgroep had benoemd.
Het is nu ruim een jaar geleden en als hij terugdenkt aan die avond doet het hem nog steeds pijn. Hij had ook het gevoel dat hij twee deksels optilde van vaten die al lang aan het borrelen waren: het vat van mensen dat zich ongehoord voelt en het vat van groepen dat zich niet welkom voelt. Iets wat haaks staat op wat bij een verbindende bestuurder hoort.
In zijn zoektocht naar duiding raakten wij met elkaar in contact. We raakten in discussie over een ander perspectief op de samenleving, over hoe een alternatief te creëren voor oude perspectieven waarin we gevangen lijken te zitten en op allerlei fronten lijken te schuren. Ook schetsen we samen kansen om dit lokaal op te pakken. Dit essay is het resultaat van onze ontmoetingen en onze visie op hoe het lokale bestuur de sleutel in handen heeft om met het moeilijkste werkwoord om te gaan: het werkwoord ‘samenleven’.
Behoefte aan een nieuwe taal
Het woord polarisatie is zelfs bij Van Dale ‘Woord van het jaar 2024’ geworden. Polarisatie veronderstelt dat er heldere afgebakende groepen zijn die tegenover elkaar komen te staan. Als we kijken naar de taal in media en politiek, dan mogen we geloven dat dit inderdaad zo is: ‘de Nederlanders tegenover mensen met een migratieachtergrond’, ‘regio tegenover stad’, ‘arm tegenover rijk’. Maar kunnen we in de complexe samenleving die Nederland geworden is, nog wel met dergelijke scherpe vormen van onderscheid uit de voeten?
In 2007 zei Maxima dat ‘Dé Nederlandse identiteit niet bestaat, Nederland is te veelzijdig om in één cliché te vatten’. Wij zijn het helemaal met haar eens en haar citaat van toen staat in 2025 nog steeds onder druk. We proberen Nederland in clichés te beschrijven, hoor je erbij of hoor je er niet bij? Taal speelt daarbij een belangrijke rol. De taal die we in de politiek en in de media zien, is vaak gebaseerd op de verzuilingskijk, op het indelen van mensen in groepen.
Nederland is echter een sterk geïndividualiseerde en superdiverse samenleving geworden waarin oude labels niet meer werken. Toch hebben we nog geen taal gevonden om die nieuwe werkelijkheid te duiden. Bij mensen met ‘een migratieachtergrond’ gaat het inmiddels om ongeveer vijf van de achttien miljoen Nederlanders (als we ons alleen tot de eerste en tweede generatie beperken) waarvan in sommige gemeenten een meerderheid een migratieachtergrond heeft. Veel van deze mensen zijn Nederlands staatsburger en/of in Nederland geboren.
De diversiteit van nu laat zich niet meer zomaar in hokjes plaatsen. Diversiteit zit in alles en is overal: inkomen, opleidingsniveau, datavaardigheid, geloof, culturele achtergrond, etc. De term ‘polarisatie’ slaat deze complexiteit plat en veronderstelt dat tegenstellingen langs een helder ‘wij’ – ‘zij’ onderscheid te maken zijn. Dat groepen verantwoordelijk zouden zijn voor polarisatie. Dat culturele of religieuze achtergrond de belangrijkste tegenstelling zou vormen. Met consequenties van dien; taal heeft gevolgen, taal roept een werkelijkheid op, een werkelijkheid die in onze steden, dorpen en wijken nu sommige mensen meer en anderen minder thuis doet voelen.
Er is behoefte aan een taal die meer recht doet aan de complexe samenleving die we zijn geworden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid concludeerde al in 2018 dat een dergelijke taal de complexiteit van diversiteit zou moeten helpen begrijpen in plaats van deze te versimpelen. Dit kan door een veel preciezer idioom, bijvoorbeeld door steeds te verwijzen naar de precieze tegenstellingen die door verschil in opleidingsniveau worden veroorzaakt, of door inkomensverschillen, door ongelijkheden in huisvesting, door discriminatie en uitsluiting, etc.
Bij lokaal leiderschap gaat het om het benoemen van de verbindende eigenschappen die onze samenleving het thuis maakt van alle leden van die samenleving
Precisie in beleid
Deze behoefte aan precisie in ons taalgebruik brengt ons bij een tweede vraag: hoe dit in de praktijk te brengen in beleid? We zien dat in de samenleving van nu diversiteit geen losstaand iets is voor specifieke groepen, maar onderdeel uitmaakt van alles wat we in onze samenleving doen. Hoe we over de stad spreken, hoe we huisvesting plannen en organiseren, hoe we onderwijsbeleid maken, hoe we de arbeidsmarkt inrichten, zelfs hoe we cultuur en sport ondersteunen.
Om onze complexe en diverse samenleving in goede banen te leiden, hebben we niet zozeer nieuw beleid nodig, maar moeten we vooral kijken naar welke aanpassingen of aanvullingen nodig zijn binnen bestaand beleid. Dit vergt precisie in welke instrumenten nodig zijn, hoe die verwoord worden, tot wie gericht en ook voor hoe lang dergelijke instrumenten zouden moeten worden toegepast. Bijvoorbeeld precisie in onderwijsbeleid met bijvoorbeeld burgerschapsonderwijs in interculturele vaardigheden, precisie in stedelijke planning van ruimtes voor ontmoeting en contact, precisie in arbeidsmarktbeleid, precisie in hoe en waar vormen van discriminatie en uitsluiting kunnen worden tegengaan, etc. Zo’n precisieaanpak maakt beleidsontwikkeling wellicht niet makkelijker, maar wel beter. Beter ook in dat het helpt de polarisatie te voorkomen die we met onze oude perspectieven juist onbedoeld lijken te versterken.
In ’s-Hertogenbosch is ervaring met deze precisieaanpak. Na de corona-avondklokrellen hebben we alle mensen die hier betrokken bij waren thuis opgezocht. We kregen een scherper beeld van de betrokkenen, het was niet één groep. Het was ‘toevallig’ dat deze mensen elkaar die avond gevonden hadden. Wij kenden vele betrokkenen niet, maar door ze thuis op te zoeken en individuele gesprekken te voeren, kregen we goed zicht op hen als persoon, met eigen dromen, eigen zorgen en eigen vragen. Door deze precisieaanpak kregen we daadwerkelijk impact op de betrokkenen en konden we ze helpen met het bieden van perspectief, als volwaardige leden van onze samenleving.
Ook heeft ‘s-Hertogenbosch deze precisieaanpak toegepast in de wijk van de AZC’s. We spraken met mensen over wat hen bezighoudt: over de verkeerssituatie, hun zorgen over veiligheid en woningbouw. We hoorden de signalen van de woonwagenbewoners over de al twintig jaar durende moratorium op hun behoefte tot uitbreiding van woonwagenplaatsen. We hebben aan vele keukentafels gezeten, gesprekken gevoerd en veel geluisterd. Hier geen one-size-fits-all, maar precisiewerk, zonder welke vooringenomenheid dan ook. Het mooie is dat daarmee een positieve situatie is gecreëerd met kansen voor woningbouw, oplossingen voor verkeer en een functionerend AZC.
Ook in gesprekken met vertegenwoordigers van de tweede of derde generatie kwam veel pijn naar boven. Heftige verhalen over schooladviezen, afwijzingen bij sollicitaties en triviale bejegeningen. Het voorbeeld van een van hen was tekenend. Bij een avond over veiligheid in de wijk werd iemand van de tweede generatie meteen aan de gesprekstafel ‘integratie’ geplaatst, terwijl hij mee wilde praten over verkeersveiligheid. De pijn die hij liet zien over deze bejegening was nog steeds zichtbaar in zijn ogen.
De omgang met diversiteit en coördinatie van diversiteitsbeleid zou een chefsache moeten zijn binnen lokaal bestuur
Chefsache voor lokale bestuurders
De taal van polarisatie heeft grote gevolgen voor de dagdagelijkse realiteit van onze gemeenten en dus ook voor onze lokale bestuurders. Veel hard werk dreigt daarmee ongedaan te worden gemaakt. Maar er zijn ook kansen. Mensen blijken zich vaak sterk lokaal te identificeren. Het zijn van een Boschenaar of een Rotterdammer blijkt vaak een sterk bindend effect te hebben over scheidslijnen heen. Dit is veel toegankelijker en tastbaarder dan het zijn van een Nederlander. Het actief inzetten op deze lokale identiteit biedt mogelijkheden om onze gemeenten voorbij de polarisering te brengen en mensen elkaar te doen vinden in de wijken, op de scholen, op het werk en bij de verenigingen.
Dit vraagt om lokaal leiderschap. Juist de precisieaanpak waar onze samenleving om vraagt, vergt coördinatie dwars door al onze beleidsdomeinen heen, van onderwijs tot sport, van huisvesting tot werkgelegenheid. Dit vergt veel van lokaal bestuur en van de rol van burgemeesters in het bijzonder. Er is ook niet een ‘mal’ of template wat alle burgemeesters zomaar kunnen uitrollen in hun gemeente; iedere burgemeester moet afhankelijk van de specifiek lokale context proberen de verbinding op te zoeken in haar of zijn gemeente en alle verschillende beleidsvelden (en dus wethouders en afdelingen) met elkaar verbinden.
Daarom zou de omgang met diversiteit en coördinatie van diversiteitsbeleid een chefsache moeten zijn binnen lokaal bestuur. En daar zijn al mooie voorbeelden van. Hoe mooi was het dat het college van de gemeente Utrecht naar aanleiding van de recente maatschappelijke onrust een filmpje opnam met de verbindende zin ‘In Utrecht kijken we allemaal naar dezelfde Dom’.
Bij lokaal leiderschap gaat het om het benoemen van de verbindende eigenschappen die onze samenleving het thuis maakt van alle leden van die samenleving. Misschien is de zoektocht naar dat gevoel van eenheid en verbondenheid de belangrijkste opdracht van bestuurders, waarbij we juist gebruik kunnen maken van de diversiteit in onze gemeenschap. Een diversiteit die ons een diversiteit aan kennis en kunde oplevert, evenals behoeften, belevingen en belangen van individuen, groepen en organisaties. Wat een rijkdom, waard om te koesteren en verder te ontwikkelen in het belang van het cruciale woord: samenleven.
Laten we lokale bestuurders uitdagen om dat perspectief leidend te laten zijn voor het nieuwe jaar, een voornemen waar we als samenleving ons voordeel mee kunnen doen.
Jack Mikkers is burgemeester van de gemeente ’s-Hertogenbosch, Peter Scholten is hoogleraar Governance van Migratie en Diversiteit aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.