Advertentie
sociaal / Column

Kleine verhaal, grote betekenis

Kleine verhalen – die natuurlijk altijd grote betekenissen onthullen – hebben de postmodernist in mij altijd zeer bekoord. Het openbaar bestuur heeft veel van die kleine verhalen met uiteraard even zo vele grote betekenissen.

05 februari 2010

Zo moest ik laatst spreken bij de ondertekening van een convenant, waarbij een groot aantal partijen afsprak de ‘Verwijsindex Risicojongeren’ te gaan gebruiken. Bij risicojongeren gaat het om taalachterstand, huiselijk geweld, spijbelen, overlast en wat al niet. De verwijsindex is een soort piepsysteem, dat registreert wanneer een professionele hulpverlener contact heeft met een jongere en dat aan de hulpverlener meldt hoe vaak andere hulpverleners met dezelfde jongere contact hebben gehad.

 

Hoe meer contacten en hoe meer verschillende hulpverleners, hoe groter het risico dat de jongere loopt, zo luidt de redenering. Veel hits moeten dan tot ingrijpen leiden. Want: ‘Nooit meer een Maasmeisje’. Ook in de zachte sectoren van zorg, welzijn en onderwijs rukt het denken in risico’s op. Risicoanalyses zijn zeer gewild. Er heeft zich inmiddels een omvangrijke industrie ontwikkeld die risico’s in beeld brengt en plannen – vanzelfsprekend integrale – opstelt om op tijd en preventief in te grijpen. Natuurlijk is het dan van belang dat risicogroepen worden geregistreerd. Dat alles volgens het ogenschijnlijk sympathieke adagium dat voorkomen beter is dan genezen.

 

Ik ben vaak blij dat er in mijn jeugd nog geen verwijsindexen bestonden. Ik zou regelmatig een bureau Halt hebben moeten bezoeken. Toch denk ik redelijk goed terecht te zijn gekomen. Het was een feestelijke bijeenkomst waar ik sprak. Een flink aantal gemeenten en een nog groter aantal maatschappelijke organisaties deed mee. Op het schouwburgpodium stonden tafels gereed waar de ondertekening van het convenant zou plaatsvinden. Vooraf was er uiteraard een symposium, waar een betrokken wethouder de bestuurlijke noodzaak van de Risicoindex toelichtte, een professional inhoudelijke uitleg gaf en de professor voor een kritische noot mocht zorgen.

 

Dat laatste verbaast me steeds weer. In het Nederlandse openbaar bestuur bestaat een grote behoefte aan kwelling, aan geseling. Men is immers goed op de hoogte van mijn fundamentele bezwaren tegen een dergelijke Index. Ik zeg ook altijd dat het vragen om moeilijkheden is als ik de feestredenaar ben, maar steevast hoor ik dat vileine kritiek juist de bedoeling is.

 

Men meldde mij dat twee gemeenten niet meededen. De betrokken wethouders, een van de PvdA, een van de SGP, hadden principiële bezwaren. Ik dacht nog even dat ik hen tot medestanders mocht rekenen: een verdwaalde liberale sociaaldemocraat en een principiële mannenbroeder die de staat niet achter gereformeerde voordeuren wenste te zien. Dat bleek een misrekening. Zij vonden het convenant niet ver genoeg gaan. In hun opvatting moest bij ‘falende hulpverlening’ – zo noemen politieke bestuurders dat – de wethouder opdracht kunnen geven aan een hulpverlener om in een gezin een interventie te plegen.

 

Mijn verbijstering daarover – in de SovjetUnie stuurde de staat psychiaters op dissidenten af – bleek naïef te zijn. Er is wetgeving in voorbereiding om precies dat mogelijk te maken, zo meldde men mij. En inderdaad: binnenkort wordt de Wet op de Jeugdzorg gewijzigd en moet er zelfs een landelijke verwijsindex komen die lokaal verplichtend wordt ingevoerd. In afwachting daarvan heeft de gemeente Rotterdam – ons nationale laboratorium voor staatsrechtelijke grensvervaging – alvast de subsidie aan de lokale Riagg ingetrokken, omdat deze weigerde de ‘meldcode huiselijk geweld’ te ondertekenen.

 

Dat bij deze instelling psychiaters werken die een beroepsgeheim hebben, dat in de relatie tussen client en hulpverlener veiligheid en vertrouwen voorop moeten staan en dat daarom hulpverleners geen opsporingsambtenaren kunnen zijn, vermag in ‘schoon, heel en veilig’ Rotterdam geen indruk te maken. Sterker nog, dat heet al snel ‘onverantwoordelijke probleemontkenning’.

 

Het kleine verhaal van de goede bedoeling om jongeren in problemen te helpen, krijgt in het handelen van de staat al snel de grote betekenis van de totalitaire verleiding. Hulpverleners hebben juist baat bij onafhankelijkheid. Ze kunnen jongeren pas echt beschermen, als ze geen staatsdienaren zijn en als hun werk van checks and balances is voorzien. Registreren en indexeren leidt immers onvermijdelijk tot interveniëren. Daarom moeten politieagent en hulpverlener niet elkaars beste vrienden zijn.

 

Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoog leraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

 

Reacties: 5

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

R. Windt / onbetaalde "gezond verstand bevorderaar"
Hulpverleners hebben juist baat bij onafhankelijkheid. Ze kunnen jongeren pas echt beschermen, als ze geen staatsdienaren zijn en als hun werk van checks and balances is voorzien.
Einde citaat
----
Onafhankelijkheid heeft ook de valkuil, zoals ook nu blijkt, van eigenzinnigheid en aanbod gericht werken. De kloof die tussen bovenlaag in organisatie zit en de veldwerkers is vaak groot.
Bovenlaag moet weer de geldschieters tevreden houden en van goede berichten vooral voorzien. Vooral als het zorgaanbod te klein is. Met zoveel versnippering dat niemand eindverantwoordelijk is. Dat situaties veel te lang doorzieken. Deels ook omdat er geen adequate opvangplekken zijn. Tijdelijk of voor langere duur. Of budget is te klein.

Wat ik mis in het verhaal is juist wat van elementair belang is. Hoe richt je dan die checks and balances in? Ik lees wat niet moet, maar niet hoe je het systeem wel efficient en clientgericht kan stroomlijnen.
Gemeente en organisaties hebben die fraaie klanttevredenheidsonderzoeken, waarin nooit de vragen staan waar het voor de clienten en mantelzorgers om gaat.
Centraal daarin staat of men vriendelijk is te woord gestaan en van de nodige informatie is voorzien. De Inspecties zouden per organisaties willekeurig gekozen clienten en mantelzorgers zelf moeten opzoeken.
Zet die tevredenheids uitkomsten maar op een landelijke Zorgsite voor de verschillende typen clientengroepen.

Een bevestiging is dit verhaal weer voor mijn pleidooi t.a.v. een (onafhankelijk dus)zorgcoordinator naast de huisarts, die de kwaliteit en duur van het traject bewaakt in samenwerking met Gemeente en zo omhoog naar Den Haag. Goed contact met Zorgverzekeraars eveneens van belang.
In elk geval heeft de client, die in de zwakste positie zit onafhankelijke corrigerende ogen naast zich!
Michiel Jonker / ambtenaar bij een decentrale overheid
Vanuit instrumenteel perspectief bezien, gaat het gaat eigenlijk om de spanning tussen het inzetten van machtsmiddelen en het winnen van vertrouwen (als middel voor gedragsbeïnvloeding). Daar worstelen met name Westerse overheden nogal mee, of het nu gaat om risicojongeren thuis of die stoute rakkers in Afghanistan.

Een rolverdeling tussen hulpverleners die vertrouwen winnen en politiemensen en interventieteams die macht uitoefenen (zeg maar een "good cop bad cop" verhaal) kan een oplossing zijn, maar dan moet die rolverdeling wel "street credibility" houden.

En die "street credibility" is nu precies wat er wordt afgebroken met zo'n verwijsindex, of met het doorbreken van het beroepsgeheim van psychiaters. De overheid maakt op deze manier haar eigen instrumentarium kapot. Alleen al om die reden ben ik het eens met Paul Frissen.

R. Windt / onbetaalde "gezond verstand bevorderaar"
Michiel Jonker • ambtenaar • 09.02.10 22:09

Zoals het nu gaat werken de systemen in elk geval niet adequaat. Als er naar een nieuwe koers gezocht wordt, met liefst gescheiden rollen voor hulpverlener en agent, dan zal die street credibility ook moeten worden voorzien van door de heer Frissen genoemde checks and balances. Als niet concreter ingevuld wordt hoe dat zou moeten gebeuren blijft het voor mij te vaag. Hulpverlener jongere, agent, leerkracht en wellicht de eerstelijns zorg van het gezin, komen elkaar tegen en daarbij kunnen taken, of taakopvattingen botsen.

Behalve een harde kern van probleemjongeren in een wijk (zo erg als nu zal het niet geweest zijn bij de heer Frissen in zijn jeugd veronderstel ik) heb je ook preventieaanpak dat te voorkomen.
Dan zal die hulpverlening ook meer op politietijden moeten werken.
Nu wordt politie en leerkracht teveel ingeschakeld als hulpverlener, naast de specifieke eigen taken.
gerda frijda / psychoanalytica
Zeergeleerde Heer Frissen, Wat een verademing in deze "Stalinistische" tijden uw stuk tegen de meldcode e.a. te lezen.
Ik zou zeer wensen dat u ook eens zo over de DBC's (die immers in feite [ook] een einde maken aan het beroepsgeheim) heen zou kunnen gaan.
Hoogachtend, Gerda Frijda, werkzaam als psychoanalytica in Rotterdam
Michiel Jonker / ambtenaar bij een decentrale overheid
@ Gerda Frijda (psychoanalytica)

Het lastige is dat, zoals de heer Frissen zelf ook signaleert, Nederlandse overheden in deze (zoals u het noemt) "stalinistische" tijden vileine kritiek van harte welkom heten - niet om die serieus te nemen, maar om er een lekker gevoel van te krijgen.

Op de voorkant van één van de Nederlandse vertalingen van Erasmus' Lof der Zotheid staat een cartoon van een nar die aan de voet van een troon zit en akelige dingen roept over de heerser. Breed lachend zit de heerser op de troon. Hij geniet van de machteloze beschimpingen.

Frissen wordt gewaardeerd om zijn charmante stijl, die scherp is zonder iemand echt pijn te doen. Ongetwijfeld is Frissen zich uitstekend bewust van de marges waarbinnen hij zich kan bewegen zonder zichzelf schade te berokkenen. Hij speelt ermee, ook op meta-niveau, door er openhartig over te zijn.

Interessant, uw opmerking dat DBC (diagnose-behandel-combinaties) in feite ook een einde maken aan het beroepsgeheim. Kunt u dat nader toelichten?
Advertentie