Kleine verhaal, grote betekenis
Kleine verhalen – die natuurlijk altijd grote betekenissen onthullen – hebben de postmodernist in mij altijd zeer bekoord. Het openbaar bestuur heeft veel van die kleine verhalen met uiteraard even zo vele grote betekenissen.
Zo moest ik laatst spreken bij de ondertekening van een convenant, waarbij een groot aantal partijen afsprak de ‘Verwijsindex Risicojongeren’ te gaan gebruiken. Bij risicojongeren gaat het om taalachterstand, huiselijk geweld, spijbelen, overlast en wat al niet. De verwijsindex is een soort piepsysteem, dat registreert wanneer een professionele hulpverlener contact heeft met een jongere en dat aan de hulpverlener meldt hoe vaak andere hulpverleners met dezelfde jongere contact hebben gehad.
Hoe meer contacten en hoe meer verschillende hulpverleners, hoe groter het risico dat de jongere loopt, zo luidt de redenering. Veel hits moeten dan tot ingrijpen leiden. Want: ‘Nooit meer een Maasmeisje’. Ook in de zachte sectoren van zorg, welzijn en onderwijs rukt het denken in risico’s op. Risicoanalyses zijn zeer gewild. Er heeft zich inmiddels een omvangrijke industrie ontwikkeld die risico’s in beeld brengt en plannen – vanzelfsprekend integrale – opstelt om op tijd en preventief in te grijpen. Natuurlijk is het dan van belang dat risicogroepen worden geregistreerd. Dat alles volgens het ogenschijnlijk sympathieke adagium dat voorkomen beter is dan genezen.
Ik ben vaak blij dat er in mijn jeugd nog geen verwijsindexen bestonden. Ik zou regelmatig een bureau Halt hebben moeten bezoeken. Toch denk ik redelijk goed terecht te zijn gekomen. Het was een feestelijke bijeenkomst waar ik sprak. Een flink aantal gemeenten en een nog groter aantal maatschappelijke organisaties deed mee. Op het schouwburgpodium stonden tafels gereed waar de ondertekening van het convenant zou plaatsvinden. Vooraf was er uiteraard een symposium, waar een betrokken wethouder de bestuurlijke noodzaak van de Risicoindex toelichtte, een professional inhoudelijke uitleg gaf en de professor voor een kritische noot mocht zorgen.
Dat laatste verbaast me steeds weer. In het Nederlandse openbaar bestuur bestaat een grote behoefte aan kwelling, aan geseling. Men is immers goed op de hoogte van mijn fundamentele bezwaren tegen een dergelijke Index. Ik zeg ook altijd dat het vragen om moeilijkheden is als ik de feestredenaar ben, maar steevast hoor ik dat vileine kritiek juist de bedoeling is.
Men meldde mij dat twee gemeenten niet meededen. De betrokken wethouders, een van de PvdA, een van de SGP, hadden principiële bezwaren. Ik dacht nog even dat ik hen tot medestanders mocht rekenen: een verdwaalde liberale sociaaldemocraat en een principiële mannenbroeder die de staat niet achter gereformeerde voordeuren wenste te zien. Dat bleek een misrekening. Zij vonden het convenant niet ver genoeg gaan. In hun opvatting moest bij ‘falende hulpverlening’ – zo noemen politieke bestuurders dat – de wethouder opdracht kunnen geven aan een hulpverlener om in een gezin een interventie te plegen.
Mijn verbijstering daarover – in de SovjetUnie stuurde de staat psychiaters op dissidenten af – bleek naïef te zijn. Er is wetgeving in voorbereiding om precies dat mogelijk te maken, zo meldde men mij. En inderdaad: binnenkort wordt de Wet op de Jeugdzorg gewijzigd en moet er zelfs een landelijke verwijsindex komen die lokaal verplichtend wordt ingevoerd. In afwachting daarvan heeft de gemeente Rotterdam – ons nationale laboratorium voor staatsrechtelijke grensvervaging – alvast de subsidie aan de lokale Riagg ingetrokken, omdat deze weigerde de ‘meldcode huiselijk geweld’ te ondertekenen.
Dat bij deze instelling psychiaters werken die een beroepsgeheim hebben, dat in de relatie tussen client en hulpverlener veiligheid en vertrouwen voorop moeten staan en dat daarom hulpverleners geen opsporingsambtenaren kunnen zijn, vermag in ‘schoon, heel en veilig’ Rotterdam geen indruk te maken. Sterker nog, dat heet al snel ‘onverantwoordelijke probleemontkenning’.
Het kleine verhaal van de goede bedoeling om jongeren in problemen te helpen, krijgt in het handelen van de staat al snel de grote betekenis van de totalitaire verleiding. Hulpverleners hebben juist baat bij onafhankelijkheid. Ze kunnen jongeren pas echt beschermen, als ze geen staatsdienaren zijn en als hun werk van checks and balances is voorzien. Registreren en indexeren leidt immers onvermijdelijk tot interveniëren. Daarom moeten politieagent en hulpverlener niet elkaars beste vrienden zijn.
Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoog leraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Einde citaat
----
Onafhankelijkheid heeft ook de valkuil, zoals ook nu blijkt, van eigenzinnigheid en aanbod gericht werken. De kloof die tussen bovenlaag in organisatie zit en de veldwerkers is vaak groot.
Bovenlaag moet weer de geldschieters tevreden houden en van goede berichten vooral voorzien. Vooral als het zorgaanbod te klein is. Met zoveel versnippering dat niemand eindverantwoordelijk is. Dat situaties veel te lang doorzieken. Deels ook omdat er geen adequate opvangplekken zijn. Tijdelijk of voor langere duur. Of budget is te klein.
Wat ik mis in het verhaal is juist wat van elementair belang is. Hoe richt je dan die checks and balances in? Ik lees wat niet moet, maar niet hoe je het systeem wel efficient en clientgericht kan stroomlijnen.
Gemeente en organisaties hebben die fraaie klanttevredenheidsonderzoeken, waarin nooit de vragen staan waar het voor de clienten en mantelzorgers om gaat.
Centraal daarin staat of men vriendelijk is te woord gestaan en van de nodige informatie is voorzien. De Inspecties zouden per organisaties willekeurig gekozen clienten en mantelzorgers zelf moeten opzoeken.
Zet die tevredenheids uitkomsten maar op een landelijke Zorgsite voor de verschillende typen clientengroepen.
Een bevestiging is dit verhaal weer voor mijn pleidooi t.a.v. een (onafhankelijk dus)zorgcoordinator naast de huisarts, die de kwaliteit en duur van het traject bewaakt in samenwerking met Gemeente en zo omhoog naar Den Haag. Goed contact met Zorgverzekeraars eveneens van belang.
In elk geval heeft de client, die in de zwakste positie zit onafhankelijke corrigerende ogen naast zich!