Jeugdzorg zonder dwang, 3: meer passend jeugdzorgaanbod
Kortom, innovaties in het jeugdzorgaanbod gericht op het realiseren van jeugdzorg zonder dwang zijn al een tijdje “op eigen kracht” gaande tegen de stroom van de perverse financiële prikkels van het huidige systeem in.
Naast een andere manier van werken door Bureau Jeugdzorg en een eenduidige regierol voor gemeenten, waarover ik in de vorige twee columns schreef, speelt ook de kwaliteit van het jeugdzorgaanbod een belangrijke rol bij het realiseren van jeugdzorg zonder dwang.
Het is namelijk zo dat de wijze waarop het huidige jeugdzorgaanbod is georganiseerd voor een deel haar eigen dwangproblematiek oproept. Niet passend jeugdzorgaanbod leidt in essentie tot onnodige faalervaringen en kan jeugdzorgproblematiek onnodig verergeren. Dat leidt vervolgens weer tot verlies van zelfvertrouwen, frustratie en weerstand tegen instanties. Zorgmijdend gedrag zit dan niet in eerste instantie in de cliënten zelf, maar wordt geproduceerd door het disfunctionele systeem waarin kwetsbare gezinnen terecht komen.
Versnipperd zorgaanbod stuurt gezinnen van het kastje naar de muur en zadelt kwetsbare gezinnen met problemen op verschillende domeinen met nog een extra probleem op. Onvoldoende diepgaande diagnostiek in vroegtijdig stadium (vanwege het feit dat de jeugdpsychiatrie vanwege de DBC-financieringsystematiek alleen participeert als ze zeker weten dat ze de cliënt vervolgens ook mogen/moeten behandelen) leidt tot het te laat inzetten van passende behandeling. Men begint pas met intake en behandelen als de situatie is geëscaleerd in een crisis. Veel te laat signaleren van LVB-problematiek sorteert gezinnen voor op mislukte trajecten als gevolg van het stellen van onrealistische eisen. Een tekort aan pleeggezinnen voor oudere kinderen en kinderen met zware gedrags- of psychiatrische problematiek leidt tot onnodige opname in open of zelfs gesloten jeugdzorg, waar kinderen vaak beschadigder uitkomen dan ze er in gaan. Het algemene tekort aan pleeggezinnen leidt tot een grote kans op een mismatch, waardoor kinderen van het ene naar het ander pleeggezin worden verplaatst en vanzelf steeds onhandelbaarder worden om vervolgens in een inrichting terecht te komen. Inrichtingen waar het ontbreekt aan de zo belangrijke vaste hechtingsfiguren.
Het ontbreken van een “zachte landing” na succesvol verblijf in prikkelarme residentiële instelling leidt tot hoge terugvalpercentages, nadat de jeugdigen weer terugkomen in hun eigen prikkelrijke omgeving en dat begint alle ellende gewoon weer opnieuw. Wachtlijsten leiden tot elkaar opvolgende niet passende en dus mislukkende noodoplossingen wat weer leidt tot nieuwe wachtlijsten. Sommige GGZ instellingen nemen alleen cliënten aan als ze gemotiveerd zijn voor behandeling, terwijl de meest complexe doelgroep gekenmerkt wordt door stevige motivatieproblemen en gebrek aan probleembesef.
Ik heb het vaker gezegd en geschreven: het huidige jeugdzorgsysteem is een ziek systeem dat goedwillende jeugdzorgprofessionals, jeugdzorginstellingen en onmachtige jeugdzorgcliënten in een verlammende houdgreep houdt. Natuurlijk zijn er al de nodige voorbeelden van succesvolle pogingen in de jeugdzorgsector om zichzelf aan de eigen haren uit het jeugdzorgmoeras te trekken. Maar het is onmiskenbaar dat de aankondiging van de transitie een extra impuls heeft gegeven aan de innovaties in het jeugdzorgaanbod. Innovaties die de droom om jeugdzorg dwangvrij te maken dichter bij brengen.
Zo werkt bijvoorbeeld Jeugd en Opvoedhulporganisatie Spirit al jaren met succes aan het reduceren van haar residentiële capaciteit ten gunste van ambulante zorg bij de gezinnen thuis, is ze steeds succesvoller in het werven van pleeggezinnen en wordt er gewerkt aan het realiseren van gespecialiseerde “forensische” pleegzorg voor kinderen met zware problematiek. Zo werkt Jeugd- en Opvoedhulporganisatie Altra aan het realiseren van pleeggezinnen voor jonge moeders met hun kind, zodat ze een rolmodel voor goed moederschap dagelijks in huis hebben en werken haar in zware problematiek gespecialiseerde schoolmaatschappelijk werkers meer en meer in de scholen, waardoor plaatsing in het speciaal onderwijs voorkomen wordt. Spirit experimenteert met intensieve, langjarige vormen van professioneel co-ouderschap waardoor uithuisplaatsingen worden voorkomen.
Ook de beweging richting meer particuliere pleeggezinnen/gezinshuizen biedt perspectief op vergroting van het aanbod. Het huis hoeft niet meer gebouwd te worden en de pleegouders zijn veelal voormalig jeugdzorgmedewerkers met veel ervaring. JeugdGGZ instelling Accare slaagde er in het aantal plaatsingen in een isoleercel naar nul terug te dringen en heeft een “gesloten” jeugdzorgaanbod gerealiseerd waarin jeugdigen nog maar enkele weken hoeven te verblijven met vanaf het begin weekendverlof. Dit residentiële aanbod staat ten dienste van ambulante zorg thuis, het staat jeugdigen vrij om “weg te lopen” en er is altijd weer plek wanneer ze zelf de behoefte hebben aan een time out.
Accare, maar bijvoorbeeld ook JeugdGGZ instelling de Bascule werken meer en meer met outreachende multidisciplinaire (FACT) teams die naar de gezinnen toekomen in plaats van dat ze voor behandeling naar de instelling toe moeten. In Zaanstad werken ook Bureau Jeugdzorg en Spirit samen in het FACT team. Het MOC Kabouterhuis, gespecialiseerd in jonge kinderen, werkt nauw samen met de kinderopvang, waardoor kinderen in een meer vertrouwde omgeving kunnen worden geobserveerd en behandeld en ook de vroegsignalering wordt verbeterd. Accare verwijst ouders met eigen psychiatrische problematiek niet langer door naar de VolwassenGGZ, maar pakt de behandeling van ouders er gewoon bij, waarmee de behandeling van de kinderen ook effectiever wordt. Regionale Jeugd- en Opvoedinstellingen werken meer en meer samen met de landelijke instellingen voor gesloten jeugdzorg om de zo belangrijke zachte landing te organiseren. En de JeugdGGZ beweegt steeds meer naar voren in het proces, zodat door kindermishandeling ontstane trauma’s veel eerder worden gediagnosticeerd en behandeld.
Kortom, innovaties in het jeugdzorgaanbod gericht op het realiseren van jeugdzorg zonder dwang zijn al een tijdje “op eigen kracht” gaande tegen de stroom van de perverse financiële prikkels van het huidige systeem in. De onontkoombaar geworden transitie heeft aan die innovatiebeweging overigens wel degelijk een forse extra impuls gegeven. Gemeenten doen er verstandig aan zich in die innovaties te verdiepen, er op mee te varen en ze nog verder aan te zwengelen door het opruimen van perverse prikkels die innovatie nu nog afremmen. Het beroep op dure jeugdzorg kan onder regie van gemeenten fors worden teruggedrongen, maar zal voor de meest kwetsbare kinderen gewoon nodig blijven. Juist voor deze doelgroep is het van belang dat er niet eerst jaren wordt voortgemodderd in basiszorg en eerste lijn, maar dat direct passende zorg wordt ingezet. Ook dat zal overigens tot forse besparingen leiden, ver voorbij de vanuit de politiek opgelegde 15%. “Matched care” in plaats van “stepped care”, noemen Anke van Dijke en Linda Terpstra dat in hun zeer aan te bevelen boekje “Kinderen mij een zorg: betekenis en grenzen van de pedagogische civil society”.
De beweging naar “matched care” voor de meest zware doelgroep in de jeugdzorg zal een grote bijdrage leveren aan het dichterbij brengen van het streven naar jeugdzorg zonder dwang. Simpelweg, omdat gezinnen snel en in één keer goed worden geholpen en daardoor veel minder zullen neigen naar het aangaan van de strijd en het mijden van zorg.
Erik Gerritsen
Meer columns van Erik Gerritsen leest u hier.
http://www.rekenkamer.amsterdam.nl/afgerond-onde …
Het wordt zo vaak in de reacties gezegd, Gerritsen vertelt dingen die niet waar zijn en spiegt fata morgana's voor van een betere jeugdzorg en minder geld.. Maar in werkelijkheid staat hijvoor de tweede keer in vier jaar onder verscherpte aandacht van de Inpectie en wordt de Amsterdamse jeugdzorg duurder.
En nu blijkt ook weer uit dit rapport van de Rekenkamer dat er niets van deze columns klopt. Gemeenten doen er daarom erg goed aan Amsterdam NIET als vooreed te nemen. De gemeente Amsterdam krijgt er ook van langs, die zijn ook helemaal niet gericht op resultaten en verbeteringen. Maar letten alleen maar op mooie praatjes en zoals iedereen weet: dat kan Gerritsen wel. (understatement)
Dan over de samenwerkingen met de genoemde instanties. Spirit doet het helemaal niet heel goed met pleegzorg, het gaat om veelal om commerciele peperdure pleeggezinnen die nu sterk in opkomst zijn. Dus ook dat is een misleidend verhaal want het gaat helemaal niet om echte pleeguders zoals de lezer denkt.
De samenwerkingen met Accare en Molendrift betreffen kartelvorming. Gemeenten lijken nog niet door te heben dat een gezin een plan daarop neer komt. Immers de samenwerking bestaat uit organisaties die met elkaar om tafel gaan zitten en de client zo veel mogelijk hulp verkopen (want elke organisatie wil omzet)
Doordat ze daar nu samen afspraken over maken en elke organisatie zo aan zijn trekken komt, is er samenwerking mogelijk. Met andere woorden: als geen van die organisatis maar klanten verliest wil men samenwerken maar anders niet.
Een gezin een plan maakt de jeugdzorg dus uiteraard duurder, dat zal elke econoom bevestigen. Zet aanbieders met elkaar om tafel, laat hen ongelimiteerd hulp mogen verkopen en daar zelf over beslissen (immers als de client niet mee doet met de vrijwillige hulp komt er een OTS of UHP)
Natuurlijk stijgen de kosten daardoor explosief. Heel vreem dat dit aspect van 'een gezin een plan' nog geen aandacht heeft gekregen bij de transitie. Zit iedereen te slapen?